Die heilige Nacht (Eduard Mörike)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

PictNativitybyCoreggio
Antonio da Correggio, De aanbidding der herders (1527 – 1530)

 

Die heilige Nacht

Gesegnet sei die heilige Nacht,
die uns das Licht der Welt gebracht! –

Wohl unterm lieben Himmelszelt
die Hirten lagen auf dem Feld.

Ein Engel Gottes, licht und klar,
mit seinem Gruß tritt auf sie dar.

Vor Angst sie decken ihr Angesicht,
da spricht der Engel: “Fürcht’t euch nicht!”

“Ich verkünd euch große Freud:
Der Heiland ist geboren heut.”

Da gehn die Hirten hin in Eil,
zu schaun mit Augen das ewig Heil;

zu singen dem süßen Gast Willkomm,
zu bringen ihm ein Lämmlein fromm. –

Bald kommen auch gezogen fern
die heilgen drei König’ mit ihrem Stern.

Sie knieen vor dem Kindlein hold,
schenken ihm Myrrhen, Weihrauch, Gold.

Vom Himmel hoch der Engel Heer
frohlocket: “Gott in der Höh sei Ehr!”

 

 

moerike1
Eduard Mörike (8 september 1804 – 4 juni 1875)

 

 

 

Zie voor de schrijvers van de 24e december mijn vorige blog van vandaag.

Angelika Schrobsdorff, Karel Glastra van Loon, Dana Gioia, Henriette Roland Holst, Tevfik Fikret, Adam Mickiewicz, Stephenie Meyer, Dominique Manotti

De Duitse schrijfster Angelika Schrobsdorff werd geboren op 24 december 1927 in Freiburg im Breisgau. Zie ook mijn blog van 24 december 2008.

Uit: Jericho

“Lange bevor ich Jericho mit eigenen Augen sehen durfte, hörte ich meine deutsch-jüdischen Freunde, Zionisten, die in den dreißiger Jahren nach Palästina ausgewandert waren, davon erzählen. Zu jener Zeit war Palästina noch britisches Mandat und die Hügel Jerusalems ein karges, steiniges, unfruchtbares Gebiet, wo die Heiligtümer dreier Religionen so zahlreich waren wie das Wasser knapp und wo der Haß zwischen Juden und Arabern in dem Maße blühte, in dem das Land verdorrte.

Nur in der Oase Jericho, die Juden, Araber und Engländer gleichermaßen anzog, muß es harmonisch zugegangen sein. Dort herrschte weder Winter noch Unfrieden, und die Fruchtbarkeit der Natur schien die Feinde auf andere und zweifellos bessere Gedanken gebracht zu haben als auf die, die sich ihnen beim Anblick der Steine und der herben Unnahbarkeit Judäas aufdrängten. Ich, die ich zum erstenmal 1961 nach Jerusalem und damit in eine geteilte, ärmliche, wenngleich faszinierende Stadt gekommen war, hätte viel darum gegeben, einmal nach Jericho fahren zu dürfen.

Aber da waren inzwischen die Jordanier. Jericho, angeblich die älteste Stadt der Welt, scheint seit jeher von Dramen und Geheimnissen umwittert, von Erdbeben, Seuchen und Kriegen erschüttert worden zu sein. Aber sie hat auch Perioden großen Wohlstands erlebt, wie etwa im 15. Jahrhundert vor der Zeitrechnung, als die Kinder Israels, auf dem Weg in das Gelobte Land, Jericho entdeckten und auf Befehl des Herrn, unter Führung Josuas und mit Hilfe des mächtigen Posaunenschalls, der die Festungsmauern einstürzen ließ, eroberten. Mit dieser ungewöhnlichen, für die einen fatalen, für die anderen glorreichen Kriegführung ging Jericho in die Geschichtsschreibung der Bibel ein und wurde weltbekannt.

Ich war noch klein und wundergläubig, als ich diese Legende zum erstenmal hörte, und von dem mirakulösen, mauernzerschmetternden Schall der Posaunen weitaus stärker beeindruckt als von der darauffolgenden flotten Eroberung der Stadt durch einen mir unbekannten Volksstamm. Daß ich diesem Volksstamm angehörte, hatte man mir damals, zu Zeiten Hitlers, wohlweislich verschwiegen, und daß Jericho, trotz eingestürzter Mauern, dreieinhalb Jahrtausende später immer noch existierte, drang erst in mein Bewußtsein, als ich die Worte hörte: »Ach, das war schön, als wir in Vollmondnächten ans Tote Meer und nach Jericho fuhren.

»Wohin bitte?«

Ja, ich hatte richtig gehört. Sie waren nach Kalia am Toten Meer gefahren, wo eine kleine Kapelle spielte und sie im Mondschein Tango, Foxtrott und English Waltz tanzten. Sie waren ins »Winter Palace Hotel« nach Jericho gefahren und hatten sich dort in der kleinen Bar, in den nach Orangenblüten und Jasmin duftenden Zimmern zu heimlichen Rendezvous getroffen.”

schrobsdorff

Angelika Schrobsdorff  (Freiburg im Breisgau, 24 december 1927)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Karel Glastra van Loon werd geboren in Amsterdam op 24 december 1962. Zie ook mijn blog van 24 december 2006 en ook mijn blog van 24 december 2008.

Uit: De passievrucht

“Ze zitten dicht bij elkaar, alsof ze al jaren bevriend zijn, en vertellen sterke verhalen.
Hij zegt: ‘Ooit ben ik in Nijmegen van de brug gesprongen, de rivier in. Ik wilde weten hoe het voelde – het deed vooral pijn in m’n kruis. Het water was kouder en zwarter dan ik had gedacht, en het stroomde sneller: tegen de tijd dat ik weer bovenkwam, was ik al onder de brug door. Pas vijf kribben verder kroop ik terug aan land. De volgende dag stond in de krant dat een onbekende zelfmoord had gepleegd door van de brug te springen. Ik heb nog gebeld om te zeggen dat ik springlevend was, maar dat vonden ze geen leuke woordspeling, en bovendien geloofden ze me niet.’
Zij zegt: ‘Ooit ben ik bijna dood geweest. Het was de meest geruststellende ervaring uit mijn leven. Ik zag mijn leven niet in een flits aan me voorbijschieten, er was geen hemels licht en er waren geen schimmen van overledenen die me aan gene zijde opwachtten. Sindsdien ben ik niet meer bang voor de dood.’

Haar knie raakt zijn dijbeen. Ze laten het zo.
Hij zegt: ‘Op een keer sliepen Sebastiaan en ik in een oude kapotte Bedford, op een braakliggend stuk land in het havengebied. Midden in de nacht schrok ik wakker van geschreeuw. Ik veegde de ruit schoon en keek naar buiten, maar zag niks. Toen kwam de maan vanachter de wolken te voorschijn, en in het bleke zand zag ik een kat en een haas bewegingloos tegenover elkaar staan. Beide met de haren recht overeind, achterpoten omhoog, kop en voorpoten omlaag. De maan verdween weer achter de wolken. Opnieuw klonk er een schreeuw, als van een kind in nood. Daarna een diep, grauwend grommen. Dat was de kat. Het gillen moest dus van de haas zijn. Het werd stil. Ik wachtte tot de maan weer te voorschijn zou komen – maar die kwam niet meer. Sebastiaan had niets gemerkt; in het donker hoorde ik zijn zware dronkenmansadem. De volgende ochtend liep ik naar de plek waar ik de twee dieren had gezien. Hun pootafdrukken stonden diep en scherp in het zand. Ze hadden elkaar niet besprongen, er was niet gevochten. De anderhalve meter zand tussen de twee afdrukken was onaangeroerd.’
Ze drinken rode wijn uit limonadeglazen. Hij heeft de wijn verzorgd, zij de glazen. Haar huishouden is nogal incompleet, zoals haar hele leven.”

GlastraVanLoon

Karel Glastra van Loon (24 december 1962 – 1 juli 2005)

 

De Amerikaanse schrijver en dichter Dana Gioia werd op 24 december 1950 in Los Angeles geboren. Zie ook mijn blog van 24 december 2006  en ook mijn blog van 24 december 2007 en ook mijn blog van 24 december 2008.

 

Emigre in Autumn 

 

Walking down the garden path

From the house you do not own,

Once again you think of how

Cool the autumns were at home.

Dressed as if you had just left

The courtyard of the summer palace,

Walk the boundaries of the park,

Count the steps you take each day –

Miles that span no distances,

Journeys in sunlight toward the dark.

 

Sit and watch the daylight play

Idly on the tops of leaves

Glistening overhead in autumn’s

Absolute dominion.

Nothing lost by you excels

These empires of sunlight.

But even here the subtle breeze

Plots with underlying shadows.

One gust of wind and suddenly

The sun is falling from the trees.

 

Gioia

Dana Gioia (Los Angeles,  24 december 1950)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Henriette Roland Holst-van der Schalk werd geboren op 24 december 1869 in Noordwijk. Zie ook mijn blog van 24 december 2006 en ook mijn blog van 24 december 2007 en ook mijn blog van 24 december 2008.

 

Uit: Verzen

 

Nu heeft de morgen voor goed afgedaan

 

Nu heeft de morgen voor goed afgedaan

zijn vrees-aanjagende stroeve gezicht,

en als een hooge grotzaal die met licht

blank gemaakt wordt, komt hij feestelijk aan.

 

En ik sta, rechtlachend zie ik hem gaan

en komen en gedenk, hoe ‘k een gewicht

hem achtte en klaagde, dat ik opgericht

hem niet kòn drage’ en kromp voor zijn kille aan-

 

raking en weende, dat ik weder sliep.

 

En hoe hij nu geworde’ is als een vriend

die niet verschrikken kan, schoon hij ook riep

en wekte in nachtdiept’, wijl hij zoo veel maal

bode van vreugd was, dat zijn stem verdient

te heeten fanfare van zegepraal.

 

 

 

Liefdes geur in de dingen

 

Zóó dierbaar zijn de dingen mij geworden,

waarin herinnering is opgehoopt:

het huisraad, het gerei, de klok die loopt

door het bestel der langgewende orde; –

zóó verteederd verwijlt blik en gedachte

bij hun gedienstige gestaltenis,

dat ik soms twijfel: werden zij tot machten

waartusschen de ziel zèlf gekluisterd is?

 

Maar neen, ik weet: alléén omdat zij vingen

den langen straal van liefdes licht aanschijn,

is ’t, dat gedachte en blik de stomme dingen

liefkoze’, of zij levende wezens zijn.

Tot geen afgod werd mij hun lijflijkheid,

maar zij zoog in zóó zoete liefdesgeuren

dat uit hen àl het liefst en zoetst gebeuren

mijns levens opstaat, en zich om mij vleit.

 

Holst

Henriette Roland Holst (24 december 1869 – 21 november 1952)
Vlnr: Herman Gorter, zijn vrouw Wies, Richard Roland Holst, Henriette en haar moeder, 1903

 

De Turkse dichter Tevfik Fikret werd geboren op 24 december 1867 in Istanbul. Zie ook mijn blog van 24 december 2006 en ook mijn blog van 24 december 2008.

 

Mist (Fragment) (Vertaald door Sytske Sötemann)

 

Weer wordt je horizon in nevelen gehuld door dichte mist,

Door een zich onweerhoudbaar verbreidende inwitte mist.

Onder deze druk lijkt het bestaan in het gedrang gekomen,

Het zicht door stoffige dichtheid aan de mensen ontnomen;

Behoedzame, bevreesde blikken vermogen die dichtheid

Niet te doordringen, die stoffige afschrikwekkendheid!

Maar jou past deze diepduistere sluier, een waardig gewaad

Voor jou, o arena van onderdrukking, geweld en verraad!

O arena van onderdrukking en geweld… O toneel, o verguld

Toneel van pronk en praal, o jij, die een tragedie verhult!

O wieg en graf van gouden glans, van praal en prachtvertoon,

Innemende koningin van het oosten op je eeuwige troon,

Boezem van lust tot vermaak die de bloedigste liefdes voedt

En hen, zonder rilling van afschuw en schrik, groeien doet;

Diep in slaap als was je gestorven, o roerige reus,

Aan de blauwe flanken van de Marmara, majestueus;

O afgeleefd Byzantium, o bedaagde oude heks van de betovering,

O ongenaakbare weduwe, na duizend gades nog steeds zonder wroeging,

Nog altijd is in je schoonheid de bedwelmende reinheid zichtbaar,

Nog altijd beven de blikken die je aanschouwen onmiskenbaar.

 

TevfikFikret

Tevfik Fikret  (24 december 1867 – 19 augustus 1915)

 

De Poolse dichter Adam Mickiewicz werd geboren op 24 december 1798 in Zaosie, nabij Nowogródek. Zie ook mijn blog van 24 december 2006 en ook mijn blog van 24 december 2008.

Het Dal van Bajdaar

Ik geef mijn paard de sporen en jaag het door de stormen;
Bossen, valleien, rotsen, opvolgend, in een stortvloed
Zij schieten langs mijn benen terwijl ik razend voort moet;
‘k Wil mijn geest verliezen, in deze kolk van vormen.

En als ’t onwillig paard aan mijn bevel wil tornen,
De bonte wereld kleur verliest in het dodelijk duister,
Zien mijn brandende ogen, als gebroken spiegels ontluisterd
In ’t gestorven bos slechts het gekruip van wormen.

Stilte nu, ik vat geen slaap, ik zoek de rust aan ’t strand
Donker en krom gebogen raast een golf naar voren,
Ik richt naar haar mijn blik, ik reik naar haar mijn hand,

Dan slaat zij op mijn ogen, ’t schuim spoelt in mijn oren;
Ik wacht; als een bootje door een maalstroom overmand,
Heeft nu mijn geest even de herinnering verloren.

 

Vertaald door Jan van Hulten

 

THE STORM

The rudder breaks, the sails are ripped, the roar
Of waters mingles with the ominous sound
Of pumps and panic voices; all around
Torn ropes. The sun sets red, we hope no more –
The tempest howls in triumph; from the shore
Where wet cliffs rising tier on tier surround
The ocean chaos, death advances, bound
To carry ramparts broken long before,
One man has swooned, one wrings his hands ,one sinks
Upon his friends, embracing them. Some say
a prayer to death that it may pass them by.
One traveller sits apart and sadly thinks:
,,Happy the man who faints or who can pray
Or has a friend to whom to say goodbye.”

adam351

Adam Mickiewicz (24 december 1798 – 26 november 1855)

 

De Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer werd geboren in Connecticut op 24 december 1973. Zie ook mijn blog van 24 december 2008.

 

Uit: Breaking Dawn

 

NO ONE IS STARING AT YOU, I promised myself. No one is staring at you. No one is staring at you.

But, because I couldn’t lie convincingly even to myself, I had to check.

As I sat waiting for one of the three traffic lights in town to turn green, I peeked to the right — in her minivan, Mrs. Weber had turned her whole torso in my direction. Her eyes bored into mine, and I flinched back, wondering why she didn’t drop her gaze or look ashamed. It was still considered rude to stare at people, wasn’t it? Didn’t that apply to me anymore?

Then I remembered that these windows were so darkly tinted that she probably had no idea if it was even me in here, let alone that I’d caught her looking. I tried to take some comfort in the fact that she wasn’t really staring at me, just the car.

My car. Sigh.

I glanced to the left and groaned. Two pedestrians were frozen on the sidewalk, missing their chance to cross as they stared. Behind them, Mr. Marshall was gawking through the plate glass window of his little souvenir shop. At least he didn’t have his nose pressed up against the glass. Yet.

The light turned green and, in my hurry to escape, I stomped on the gas pedal without thinking — the normal way I would have punched it to get my ancient Chevy truck moving.

Engine snarling like a hunting panther, the car jolted forward so fast that my body slammed into the black leather seat and my stomach flattened against my spine.

”Arg!” I gasped as I fumbled for the brake. Keeping my head, I merely tapped the pedal. The car lurched to an absolute standstill anyway.

I couldn’t bear to look around at the reaction. If there had been any doubt as to who was driving this car before, it was gone now. With the toe of my shoe, I gently nudged the gas pedal down one half millimeter, and the car shot forward again.

I managed to reach my goal, the gas station. If I hadn’t b
een running on vapors, I wouldn’t have come into town at all. I was going without a lot of things these days, like Pop-Tarts and shoelaces, to avoid spending time in public.

Moving as if I were in a race, I got the hatch open, the cap off, the card scanned, and the nozzle in the tank within seconds. Of course, there was nothing I could do to make the numbers on the gauge pick up the pace. They ticked by sluggishly, almost as if they were doing it just to annoy me.

It wasn’t bright out — a typically drizzly day in Forks, Washington — but I still felt like a spotlight was trained on me, drawing attention to the delicate ring on my left hand. At times like this, sensing the eyes on my back, it felt as if the ring were pulsing like a neon sign: Look at me, look at me.“

 

stephenie-meyer2

Stephenie Meyer (Connecticut, 24 december 1973)

 

 

De Franse schrijfster en historica Dominique Manotti werd geboren op 24 december 1942 in Parijs. Zie ook mijn blog van 24 december 2008.

 

Uit: Kop

 

Jeudi 3 mai 1990
La première rafale atteint l’homme et la femme dans le dos, les corps s’écroulent sur l’esplanade déserte devant le centre commercial. La moto accélère, deuxième rafale en passant à hauteur des cadavres, qui tressautent sous les balles. Une des portes vitrées de la brasserie à l’entrée de la galerie marchande explose. Les serveurs se jettent au sol. Le tireur brandit son pistolet-mitrailleur en hurlant de joie et le conducteur arrache son engin dans une roue arrière périlleuse. Le gérant se rue sur son téléphone. La moto fait demi-tour, franchit le terre-plein central, enfile la grande avenue à quatre voies quasiment déserte, brûle les feux rouges et disparaît (…)“

 

Dominique_Manotti

Dominique Manotti (Parijs, 24 december 1942)