De Vlaamse dichter Frédéric Leroy werd geboren op 2 december 1974 in Blankenberge. Zie ook mijn blog van 2 december 2006 en mijn blog van 24 november 2007 en ook mijn blog van 2 december 2007 en ook mijn blog van 2 december 2008 en ook mijn blog van 2 december 2009.
Heiden
De zon scheen vaker. Aan de dingen kleefden
nog de namen, uitnodigend, uitwisselbaar
als losse plaatjes, zodat ik rozenstruiken
krokodillen ging noemen, mezelf krijger.
Wreedheid was een deugd, rauw geweld
iets voor helden (dat wat heerste onder
de zomerzon, triomfeerde, regenwormen
in stukken hakte). Ik lachte vaker toen.
In een wereld van gras en pluizen was ik
heidens blond, wist van god noch gebod
maar hield van het witgekalkte kapelletje
verderop – plukte plechtig kruisspinnen.
Ik schiep een pantheon van gedrochten,
krioelend in glazen confituurpotten.
Dagelijks brood
zondag
1.
Sluit de heilige boeken en weet
liefste, dat voor een openbaring
deze homp op de keukentafel,
hier en nu, voor ons, eenzaam
addergebroed, genoeg kan zijn
want vergis je niet in eenvoud,
dit gebroken boerenbrood is
volmaakt als de middagzon.
Dodenmars
En draal niet en maal niet maar sta
nu smalend uit de doden op en klop
de nacht uit loden lakens. Gooi de luiken
open, stap de kamer uit en zet de pas erin,
maar kijk niet om, niet om, nooit om, en ga
niet na of kruimels door harpijen worden opgepikt,
vergeet hoe uit de verte een geliefde je naam roept,
tel je stappen maar herval niet in stilstand, word
geen zoutpilaar, treur niet om afgehakte vingerkootjes,
weggeworpen sieraden, kledingstukken bij elke hellepoort,
vergeet hoe lijken in zee werden gegooid, bijeengeraapt,
hoe klauwen werden geplant in de zwakste van de kudde,
in het weke deel, je weekste vlees, je hagedissenstaart,
je pars pro toto.
Frédéric Leroy (Blankenberge, 2 december 1974)