Liu Xiaobo, Burkhard Spinnen, Shen Congwen, Engelbert Obernosterer, Conrad Busken Huet

De Chinese dichter en mensenrechtenactivist Liu Xiaobo werd geboren in Changchun op 28 december 1955. Liu was docent literatuur aan een lerarenopleiding in Peking. Bij het begin van het Tiananmen-protest in april 1989 verbleef hij op studiereis in de Verenigde Staten. Hij keerde naar China terug en was op 4 juni, de dag dat de protesten bloedig werden neergeslagen, in hongerstaking op het plein. Hij werd gearresteerd op 6 juni en bracht anderhalf jaar in de gevangenis door. Pas toen verklaarde een gerechtshof hem schuldig, zonder overigens op te helderen op welke gronden hij terechtstond. Het hof liet hem meteen daarna vrij. In 1995 bracht hij acht maanden in gevangenschap door. In 1996 kwam hij vanwege zijn kritiek op de regering voor drie jaar in een werkkamp terecht. Toen hij in 1999 vrij kwam, was internet in China beschikbaar geworden. Waar Liu voorheen was aangewezen op buitenlandse vrienden om zijn artikelen te kunnen faxen, werd hij nu cyberdissident. Hij noemde internet Gods geschenk aan China. In 2003 werd hij gekozen tot voorzitter van de Chinese afdeling van de internationale schrijversorganisatie PEN. Liu is ook dichter. Veel van zijn gedichten zijn opgedragen aan zijn vrouw, zoals het gedicht ‘Voor Xia’ uit 1997, toen hij in een kamp voor heropvoeding verbleef. Eind 2008 was Liu een van de initiatiefnemers van de tekst van Charta 08, een manifest dat opriep tot een nieuwe grondwet met bescherming van de mensenrechten. Op 8 oktober 2010 maakte het Noorse Nobelprijscomité de toekenning van de Nobelprijs van de Vrede aan Liu Xiaobo bekend.

 

 

Worte aus der Zelle

 

Ich hatte mir vorgestellt, da zu sein, unterhalb des Sonnenlichts

Mit der Prozession der Märtyrer
Und nur den einen dünnen Knochen zu benutzen

Um an einer wahren Überzeugung festzuhalten

Und doch, die himmlische Leere

Wird das Geopferte nicht mit Gold überziehen

Ein Rudel Wölfe wohlgenährt, satt von Leichen

Feiert in der warmen Mittagsluft

Überschäumend vor Freude

Weit entfernter Ort

In den ich mein Leben verbannt habe

Diesen Ort ohne Sonne

Um der Ära von Christi Geburt zu entfliehen

Ich kann der blendenden Vision auf dem Kreuz nicht entgegentreten

Von einem Rauchfähnchen bis zu einem kleinen Haufen Asche

Ich habe das Getränk der Märtyrer fließen lassen, fühle den Frühling

Wie er dabei ist, in das Brokatgefunkel unzähliger Blumen auszubrechen

Tief in der Nacht, leere Straße

Ich radle heim, ich halte an einem Zigarettenstand

Ein Auto folgt mir, überfährt mein Fahrrad

Ein paar gewaltige Kerle ergreifen mich

Ich werde in Handschellen gelegt, die Augen verbunden, geknebelt

In einen Gefängniswagen geworfen unterwegs ins Nirgendwo

Ein Blick, ein zitternder Moment zieht vorbei

Zu einer plötzlich leuchtenden Einsicht: Ich lebe noch

In den nationalen Fernsehnachrichten

Ist mein Name geändert in “verhaftete Schwarze Hand”

Obwohl diese namenlosen weißen Knochen der Toten

Noch immer im Vergessen stehen

Hoch hebe ich jede selbsterfundene Lüge

Sage jedem, wie ich den Tod erlitten

So dass “Schwarze Hand” zur Ehrenmedaille eines Helden wird

Auch wenn ich weiß

Der Tod ist ein geheimnisvolles Unbekantes

Wenn man lebt, kann man ihn nicht kennenlernen, auf keine Weise

Und einmal tot

Kann man ihn nicht noch einmal erleben

Doch schwebe ich noch immer im Tod

Ein Schweben im Ertrinken

Zahllose Nächte hinter vergitterten Fenstern

Und die Gräber unter dem Sternenlicht haben

Meine Albträume offenbart

Abgesehen von einer Lüge

Besitze ich nichts

  

 

Vertaald door Thomas Steinfeld

 

 

Liu Xiaobo (Changchun, 28 december 1955)

 

Lees verder “Liu Xiaobo, Burkhard Spinnen, Shen Congwen, Engelbert Obernosterer, Conrad Busken Huet”

Öyvind Fahlström, Manuel Puig, Guy Debord, Antoine Bodar, Alfred Wolfenstein

De Zweedse kunstenaar, dichter en schrijver Öyvind Axel Christian Fahlström werd geboren op 28 december 1928 in São Paulo. Fahlström – het enige kind van Fritz en Karin Fahlström – bezocht net familie in Stockholm. Dus bleef hij en studeerde van 1949 tot 1952 archeologie en kunstgeschiedenis. Tussen 1950 en 1955 werkte hij als schrijver, criticus, vertaler en journalist. In 1953 had hij zijn eerste solo-tentoonstelling in Florence, waar zijn zaalgrote viltstift tekening, Opera (1952), werd getoond. In hetzelfde jaar publiceerde hij het manifest voor concrete poëzie. Van 1956 tot 1959 leefde hij in Parijs. Een beurs stelde hem in staat in 1961 naar New York te gaan, waar hij introk in de oude studio van Robert Rauschenberg in Front Street 128. Jasper Johns woonde er nog. Fahlström nam in 1962 deel aan de Pop Art tentoonstelling van The New Realists in de Sidney Janis Gallery. In de laatste tien jaar van zijn leven voltooide hij vier films en werd zijn kunst in galeries en musea tentoongesteld, met name in de VS en Europa.

 

Uit: Manifesto for Concrete Poetry

 

„The literary fashion for 1953 was dictated by Sigtuna [where a literary conference was held]. One rejected the psychoanalytically marked bust line and hop line, pulled down the skirt length and lowered the neck line. Since fantasy is to be stressed this year, flounces and butterflies in the hair, everyone Sings with Setterlind (Swedish “court” poet).

All this is well-known. But what lies behind these general recommendations, how shall we realize them? It has been said that we should interpret modern myths (at the same time that Freud has been accused of myth-making); and that we should not bury ourselves in the situation of our time, but should concern ourselves with timeless symbols.

Myths: does this mean to construct a complicated apparatus of symbolic and mythological contacts a la Joyce, Gösta Oswald [Swedish novelist], etc. “who did the same thing with Shakespeare or Virgil”?

Or to give up the precise complexion and to be satisfied with single ideas, most often only single words, floating around without definite contexts? The risk is that the impression will be less timeless and less related to our timeless humanity, quite simply that it will be looser and more general; since the eternally valid word-symbols (if there are such animals) have become faded by much rubbing on the washboard. To some, Lorca, for example, they have been quite useful in new contexts. Also for the surrealists, but on another level, for them it has been valid not to create eternal myths, but myths useful for the future.“

 

 

Öyvind Fahlström (28 december 1928 – 9 november 1976)

 

 

Lees verder “Öyvind Fahlström, Manuel Puig, Guy Debord, Antoine Bodar, Alfred Wolfenstein”

Morris Rosenfeld, Erich Köhler, Édouard d’Anglemont, Antoine Furetière

De Amerikaanse dichter Morris Rosenfeld (eig. Moshe Jacob Alter) werd geboren op 28 december 1862 in Boksze in Polen. Zie ook mijn blog van 28 december 2008 en ook mijn blog van 28 december 2009.

Again I Sing My Songs

 

Once again my songs I sing thee,

  Now the spell is broken;

Brothers, yet again I bring thee

  Songs of love the token.

Of my joy and of my sorrow

  Gladly, sadly bringing;—

Summer not a song would borrow—

  Winter sets me singing.

 

O when life turns sad and lonely,

  When our joys are dead;

When are heard the ravens only

  In the trees o’erhead;

When the stormwind on the bowers

  Wreaks its wicked will,

When the frost paints lying flowers,

  How should I be still?

 

When the clouds are low descending,

  And the sun is drowned;

When the winter knows no ending,

  And the cold is crowned;

When with evil gloom oppressed

  Lie the ruins bare;

When a sigh escapes the breast,

  Takes us unaware;

 

When the snow-wrapped mountain dreams

  Of its summer gladness,

When the wood is stripped and seems

  Full of care and sadness;

When the songs are growing still

  As in Death’s repose,

And the heart is growing chill,

  And the eyelids close;

 

Then, O then I can but sing

  For I dream her coming—

May, sweet May! I see her bring

  Buds and wild-bee humming!

Through the silence heart-appalling,

  As I stand and listen,

I can hear her song-birds calling,

  See her green leaves glisten!

 

Thus again my songs I sing thee,

  Now the spell is broken;

Brothers, yet again I bring thee

  Of my love the token.

Of my joy and of my sorrow

  Gladly, sadly bringing,—

Summer not a song would borrow!—

Winter sets me singing.

 

 

Vertaald door Rose Pastor Stokes en  Helena Frank

 

 

Morris Rosenfeld (28 december 1862 – 22 juni 1923)

 

 

Lees verder “Morris Rosenfeld, Erich Köhler, Édouard d’Anglemont, Antoine Furetière”

Bernard Wesseling

De Nederlandse dichter en schrijver Bernard Wesseling werd geboren in Amsterdam op 27 december 1978.

Uit: Portret van een onaangepaste

“Voorlopig gesterkt door je nieuwe voorkomen als ondergrondse rebellenleider uit de toekomst is het nu zaak om ook een en ander uit te dragen. Want bekeken word je en besproken ook en de mensen hè, de mensen, ik vraag ’t je, wat valt er eigenlijk nog van ze te vinden? In hun goeie bedoelingen geloof je al niet meer sinds je over dat ongeluk hebt gehoord van die vrouw die overstak en werd aangereden, niet omdat ze van zichzelf te traag was, maar omdat een gek vanaf de stoep ‘Kijk uit!’ riep en daarmee d’r gang had onderbroken. Daarna zie je alleen nog maar de legio dooie slachtoffers voor je, de slachtoffers van het goedbedoelde ‘Kijk uit!’ sinds het allereerste Begin Der Moderne Tijden, een uitdrukking van holle verbazing op hun gezichten. Koeristus, dat onsterfelijke ‘Kijk uit!’ galmt zowat door de eeuwen heen, rechtstreeks je oren in.”

(…)

“Nee, dat was niet zomaar een dag geweest, achteraf, dat was de dag dat hij zijn grootste geheim prijsgaf en je wist ’t eigenlijk al toen ie ’t vertelde. Een groter geheim heeft ie nooit gehad. Wat ’t precies met jou te maken heeft, weet je niet, maar je besluit genoegen te nemen met je vermoedens, geloven heet dat, en in ene ben je kalm op dat moment.”


Bernard Wesseling (Amsterdam, 27 december 1978)

Marc-Édouard Nabe, Wendy Coakley-Thompson, Malin Schwerdtfeger, Markus Werner, Mariella Mehr

De Franse dichter, schrijver, schilder en musicus Marc-Édouard Nabe (eig. Alain Zannini) werd geboren in Marseille op 27 december 1958. Zie ook alle tags voor Marc-Édouard Nabe op dit blog.

Uit: Au régal des vermines

„Qui ne rêve pas d’être jeté en prison pour ce qu’il a écrit? C’est le désir intime de bien des graphologues, je suis certain! Tout Balzac pour un poème d’Ezra Pound!

Il est interdit de donner de la poésie aux animaux. Le monde est un zoo que Pound voit de sa cage. On aime venir arracher des griffes du vieux tigre quelques feuillets épars.

Céline, bien sûr, qui savait que la noblesse passait par les menottes. C’est la Classe suprême! Enfermé n’est rien, c’est condamné à mort qu’il faut: c’est la seule fierté, l’unique but de l’homme de lettres. Condamné à mort pour ce qu’on a écrit! Voilà la seule carte de visite qu’on s’arrache tous.

C’est là qu’on voit l’indicible complicité de la Subversion et de l’Inquisition. Les Lois n’ont qu’une justification: faire payer le prix fort aux débiteurs. Estampiller la vérité d’un danger qu’aucun buvard ne pourra sécher. Le calbuth d’acier pour les couilles au cul. Le visa du « quelque chose à dire ». Les Russes, les Argentins, tous les dissidents ne suffisent plus: on n’emprisonnera bientôt plus les idées mais la musique. Le jour où un musicien sera condamné à mort grâce à sa musique, parce qu’elle sera trop insupportablement dangereuse le monde ira mieux.

Les Baumettes, voilà l’ambition suprême. Le centre de la Poésie. Le Panthéon des Crapules!… Je rajouterai que Sade, coupable de trois fois rien, est celui qu’on a mis le plus longtemps en Prison pour lui permettre d’écrire les crimes qui justifieraient sa détention. Le type même de l’écrivain criminel par excellence est celui qui est allé payer sa sentence à l’intérieur de sa punition: il a comme amorti par l’écriture des plus inimaginables méfaits de l’humanité son incarcération injuste.

L’Erreur judiciaire était presque parfaite. Les vingt-sept années de Sodome, Justice ou les Prospérités du Cabanon, l’Innocence dans le Mouroir, le Crime Écrit de l’Infortune, ce que vous voudrez… La quête du pilori macère chez tous les poètes. Ce sont tous des hagards du boisseau. Sous le désir du couperet: voilà l’histoire.


Édouard Nabe (Marseille, 27 december 1958)

 

 

Lees verder “Marc-Édouard Nabe, Wendy Coakley-Thompson, Malin Schwerdtfeger, Markus Werner, Mariella Mehr”

Louis de Bourbon, Louis Bromfield, Wilfrid Sheed, Klaus Hoffer, Bob Flanagan

De Nederlandse dichter Louis de Bourbon werd geboren in Renkum op 27 december 1908. Zie ook mijn blog van 27 december 2009. 

 

Enfantine


God lei zijn skepter achtloos naast zich neder

en zette dieren op het droge land;

de kleine, hulpelooze nam hij teeder

in de beschutting van zijn warme hand.

 

Hij schiep zooveel, Hij schiep de groote boomen,

de menschen, en eenmaal, bij nacht,

schilderde Hij met sterrenlicht de droomen,

terwijl Hij aan zijn eigen zoontje dacht.

 

Ten laatste schiep Hij nog de woorden

die meester teekent op het bord,

en voor hen die het scherpste hooren

schiep Hij het woord dat niet gesproken wordt

 

 

Resurrectio

 

Zij stegen kreunend uit hun natte graven

Naar buiten in een duister dat zich sloot,

Zij schoven zinloos langs verweerde epitafen

Nog moe en slaaprig van een langen dood.

 

Zoo donker was dit tweede leven dat zij dronken

Dat iemand dacht: dit is de ware dood;
Toen, aan den einder, twee bazuinen klonken

In een wit licht, ten Oosten, schel en groot.

 

En in een wild, onstuimig stormen kwam het nader

En brak het donker en de ruimte en den tijd

En het was Eén: Zoon, Geest en Vader

En alles was in Hem, en Hij was eeuwigheid.

 

 

Louis de Bourbon (27 december 1908 – 8 januari 1975)

 

Lees verder “Louis de Bourbon, Louis Bromfield, Wilfrid Sheed, Klaus Hoffer, Bob Flanagan”

Mirza Ghalib, Carl Zuckmayer, Charles Olson, Serafín Estébanez Calderón

De Indische dichter Mirza Ghalib (eigenlijk Asadullah Baig Khan) werd geboren op 27 december 1796 in Agra. Zie ook mijn blog van 27 december 2006 en ook mijn blog van 27 december 2008 en ook mijn blog van 27 december 2009.

Uit: The Joy Of The Drop

Ghazal 2

It’s a little hard for things to be easy
when even a man can’t act like a man

What stupidity makes me so dependent on her that an hour early
I run off to see her and get annoyed when she’s not there

My lover is so striking she demands to be seen
the mirror reflects what it can then widens its eye

I have taken to grave the deep scar of happiness
while she stands above in her hundred colors

She promised not to torment me only after killing me
repenting now this woman so quick to repent.

 

Ghazal 3

In the baseness of desire remember
her who has entranced our every sight

Life could have passed on but no
we remember always where the beloved has walked

Those streets are in my thoughts again
where I first lost my heart too young to recall

What sudden madness a lover’s madness is
in the air of the desert I remember my home

As a boy I almost threw stones at that crazed lover
trapped always in desire but at last I remembered

 

Vertaald door Jim Yagmin


Mirza Ghalib (27 december 1796 – 15 februari 1869)

 

Lees verder “Mirza Ghalib, Carl Zuckmayer, Charles Olson, Serafín Estébanez Calderón”

Sonnets At Christmas I, II (Alan Tate)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

 

 

 

L’adoration des bergers (détail), Jean Le Clerc (1586 – 1633)

 

 

Sonnets At Christmas I

This is the day His hour of life draws near,
Let me get ready from head to foot for it
Most handily with eyes to pick the year
For small feed to reward a feathered wit.

Some men would see it an epiphany
At ease, at food and drink, others at chase
Yet I, stung lassitude, with ecstasy
Unspent argue the season’s difficult case

So: Man, dull critter of enormous head,
What would he look at in the coiling sky?
But I must kneel again unto the Dead

While Christmas bells of paper white and red,
Figured with boys and girls spilt from a sled,
Ring out the silence I am nourished by.

 

Sonnets At Christmas II

Ah, Christ, I love you rings to the wild sky
And I must think a little of the past:
When I was ten I told a stinking lie
That got a black boy whipped; but now at last

The going years, caught in an accurate glow,
Reverse like balls englished upon green baize-
Let them return, let the round trumpets blow
The ancient crackle of the Christ’s deep gaze.

Deafened and blind, with senses yet unfound,
Am I, untutored to the after-wit
Of knowledge, knowing a nightmare has no sound;

Therefore with idle hands and head I sit
In late December before the fire’s daze
Punished by crimes of which I would be quit.

 


Allen Tate (19 november 1899 – 9 februari 1979)

 

Zie voor de schrijvers van de 26e december mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn derde, mijn tweede en mijn eerste blog van vandaag.

 

David Sedaris, Elizabeth Kostova, Henry Miller, Rainer Malkowski

De Amerikaanse schrijver David Sedaris werd geboren in Binghamton, New York, op 26 december 1956. Zie ook mijn blog van 26 december 2009.

 

Uit: Me Talk Pretty One Day 

 

„Anyone who watches even the slightest amount of TV is familiar with the scene: An agent knocks on the door of some seemingly ordinary home or office. The door opens, and the person holding the knob is asked to identify himself. The agent then says, “I’m going to ask you to come with me.”
They’re always remarkably calm, these agents. If asked “Why do I need to go anywhere with you?” they’ll straighten their shirt cuffs or idly brush stray hairs from the sleeves of their sport coats and say, “Oh, I think we both know why.”
The suspect then chooses between doing things the hard way and doing things the easy way, and the scene ends with either gunfire or the gentlemanly application of handcuffs. Occasionally it’s a case of mistaken identity, but most often the suspect knows exactly why he’s being taken. It seems he’s been expecting this to happen. The anticipation has ruled his life, and now, finally, the wait is over. You’re sometimes led to believe that this person is actually relieved, but I’ve never bought it. Though it probably has its moments, the average day spent in hiding is bound to beat the average day spent in prison. When it comes time to decide who gets the bottom bunk, I think anyone would agree that there’s a lot to be said for doing things the hard way.
The agent came for me during a geography lesson. She entered the room and nodded at my fifth-grade teacher, who stood frowning at a map of Europe. What would needle me later was the realization that this had all been prearranged. My capture had been scheduled to go down at exactly 2:30 on a Thursday afternoon. The agent would be wearing a dung-colored blazer over a red knit turtleneck, her heels sensibly low in case the suspect should attempt a quick getaway.
“David,” the teacher said, “this is Miss Samson, and she’d like you to go with her now.”

 

 

David Sedaris (Binghamton, 26 december 1956)

 

Lees verder “David Sedaris, Elizabeth Kostova, Henry Miller, Rainer Malkowski”

Hans Brinkmann, Mani Beckmann, Alejo Carpentier, Jean Toomer, Willy Corsari

De Duitse dichter, schrijver en criticus Hans Brinkmann werd geboren op 26 december 1956 in Freiberg in Sachsen. Zie ook mijn blog van 26 december 2009.

 Einsicht

Dreifach sind wir angepisst:
Feigheit, Blödheit, Agonie.
Was noch nicht erstunken ist,
wird bestaunt als wie
das gefundne Gerstenkorn
eines blinden Huhns;
unverwandt blickt es nach vorn
im Auge des Taifuns.

 

 

 

Garantiert nach der Natur gezeichnet

“Bitte recht freundlich!”,
sprach der Jäger den Hasen an.
Aus der doppelläufigen Flinte
flatterten piff-paff zwei Vögelchen.

“Immer über das Ziel hinaus!”,
lachte der Hase, schlug einige Haken,
kam zwar spät nach Haus, aber
immerhin lebendig.

Da packte den Jäger die Wut, der die Flinte
bei den Läufen und warf sie ins Korn.
Die Flinte wurde ein Hase,
schoss hinweg. Nur die beiden Vögelchen

lachten sich tot und fielen vom Himmel,
um die Stimmung etwas zu trüben.

 

Hans Brinkmann (Freiberg, 26 december 1956)

 

 

Lees verder “Hans Brinkmann, Mani Beckmann, Alejo Carpentier, Jean Toomer, Willy Corsari”