100 Jaar Annie M.G. Schmidt, Gerrit Achterberg, William Michaelian, Wolfgang Borchert

100 Jaar Annie M.G. Schmidt

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd, vandaag precies 100 jaar geleden, op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook mijn blog van 20 mei 2010 en eveneens alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.

Moeder dicht

‘Mijn bladerloze schaduw mijdt het water’
Ziezo hè hè, de eerste regel staat er.
‘en speurt de witte angst van eeuwen later’
Ga weg! Ga spelen met je transformator!
Je ziet toch dat je moeder zit te dichten.
‘ik wend mij af en doof mijn vale lichten
ik heb ’tedúm tedúm’ geweten’
Dat vul ik later in. Na ’t middageten.
‘mijn weemoed maakt de koele vlinder wakker
van mij getooide zelf’.Daar is de bakker!
Zeg maar: ’n halfje bruin en ’n heel wit.
‘o grijze schim die daar zo heilloos zit
ik zie mijn grijze droefheid aan de kim’
Da’s tweemaal grijs. Dat kan niet. ‘naakte schim
aan wie ik zal mijn zachte treurnis zeg’
En nog een rol beschuit! O is ie weg?
‘als dauw die druppelt van de trage bomen’
Als jij nog één keer binnen durft te komen,
dan krijg je geen vanille-vla vanavond!
‘zo druppelt in dit hart tezeer gehavend’
Je moeder dicht. Ze heeft geen tijd, totaal niet.
Als vader thuiskomt gaat het helemaal niet.
Je moeder zou een Shakespeare kunnen zijn.
Ze is het niet. Dat komt door jouw gedrein.
Daar gaat ie weer. ‘O humtum klaar en koel
in ’t land van late regen en ik voel
mijn schamelheid.’ ’n Heer met een kwitantie?
Zeg maar: m’n moeder is met kerstvakantie.
‘mijn schamelheid.’ Wat is dat? Hoofdje zeer?
M’n schatje toch… Gevallen met je beer?
Je moeder komt… na na… daar is ze al.
Wees nou maar zoet – ’t genie staat weer op stal.

 

Op een mooie Pinksterdag

Op een mooie Pinksterdag,
Als het even kon
Liep ik met mijn dochter aan het handje in het parrekie
te kuieren in de zon
Gingen madeliefjes plukken
Eendjes voeren
Eindeloos
Kijk nou toch, je jurk wordt nat
Je handjes vuil
En papa boos

Vader was een mooie held
Vader was de baas
Vader was een duidelijke mengeling
van Onze Lieve Heer en Sinterklaas
Ben je bang voor ’t hondje
Hondje bijt niet
Papa zegt dat ie niet bijt
Op een mooie Pinksterdag
Met de kleine meid

Als het kindje groter wordt
Roossie in de knop
Zou je tegen alle jongens willen zeggen:
handen thuis en lazer op
Hebbu dat nou ook meneer?
Jawel, meneer
Precies als iedereen
Op een mooie Pinksterdag
Laat ze je alleen

Morgen kan ze zwanger zijn
’t Kan ook nog vandaag
’t Kan van de behanger zijn
of van een Franse zanger zijn
of iemand uit Den Haag
Vader kan gaan smeken
En gaan preken
Tot hij purper ziet
Vader zegt: pas op, m’n kind
Dat hondje bijt
Ze luistert niet

Vader is een hypocriet
Vader is een nul
Vader is er enkel en alleen maar voor de centen
en de rest is flauwekul
Ik wou dat ik nog één keer
Met mijn dochter
Aan het handje lopen kon
Op een mooie Pinksterdag
Samen in de zon.



Annie M.G. Schmidt
(20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Lees verder “100 Jaar Annie M.G. Schmidt, Gerrit Achterberg, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hector Malot, Hanna Krall, Sigrid Undset, Honoré de Balzac

De Noorse schrijver, muzikant en theatermaker Ingvar Ambjørnsen werd geboren in Tønsberg op 20 mei 1956. Zie  ook mijn blog van 20 mei 2009.

 

Uit: Die Puppe an der Decke (Vertaald door Gabriele Haefs)

 

Rebekka sagte: “Ich komme nicht so bald wieder. Vorher fahre ich zum Haus. Vielleicht verkaufe ich es. Vielleicht bleibe ich dort. Ich weiß nicht. Ganz bestimmt komme ich vor Weihnachten nicht wieder nach Oslo.” Keine Reaktion, das war immer so. Rebekka war dabei, die Stimme ihrer Schwester zu vergessen. Bei den Tannen machten sie kehrt und gingen zurück zu den klobigen Gebäuden, die jetzt mehr und mehr zu Stinas Zuhause wurden. Das tat weh, aber so war es nun einmal. Die grün gestrichenen, viel zu hellen Gänge. Der verräucherte Aufenthaltsraum. Das Bett unter dem Fenster. Der Stuhl. Das Waschbecken. Die Jahreszeiten, die kamen und gingen, in einem ewigen Schwarzweiß. Das war so ungefähr das Letzte, was Stina gesagt hatte, ehe sie alle Türen hinter sich geschlossen hatte. Dass sie ihren Farbsinn verloren habe. Sie brachte Stina zur Tür. Auf dem Weg zum Parkplatz kotzte sie ein wenig. Nur ein wenig. Einen grauen Fleck auf den feuchten Asphalt.

Es war das alte Spiel. Der gelbe Streifen. Sie wollte den gelben Streifen überqueren, wollte auf die linke Fahrspur wechseln; manchmal sehnte sie sich nach der endgültigen Frontalkollision. Ab und zu, nicht oft, aber ab und zu wuchs dieser Impuls zu einem gebieterischen Ungeheuer, das sie an den Straßenrand befahl, das sie zum Anhalten zwang. Einmal war sie die Erste an einem Unfallort gewesen. Januar, spiegelglatte, schmale Straßen in Westnorwegen. Sie hatte den Wagen erst gesehen, als sie schon fast vorüber war. Es war Nacht, klares Wetter, aber Nacht. Sie erinnerte sich daran, wie sie hyperventilierend sitzen geblieben war, ehe sie aus dem Auto steigen konnte, wie sie mit Gott gesprochen.“

 

 

Ingvar Ambjørnsen  (Tønsberg, 20 mei 1956)

Lees verder “Ingvar Ambjørnsen, A.C. Cirino, Hector Malot, Hanna Krall, Sigrid Undset, Honoré de Balzac”

Tommy Wieringa

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Wieringa bracht een belangrijk deel van zijn jeugd door op de Antillen. Hij studeerde geschiedenis in Groningen en journalistiek in Utrecht. Hij publiceerde drie romans, alvorens hij in 2005 doorbrak naar een groter publiek met zijn ontwikkelingsroman Joe Speedboot. Dit laatste boek werd genomineerd voor vele prijzen waarvan er enkele toegekend werden.Voor de VPRO schreef hij het scenario voor de korte film ‘Laatste wolf’, uit de serie ‘Goede daden bij daglicht’, en voor de KRO-radio schreef hij verschillende hoorspelen. Journalistiek werk verscheen onder meer in de Volkskrant, Vrij Nederland en Rails. Wieringa is columnist bij de gratis krant De Pers. Eerder verschenen columns van zijn hand onder andere in de Sp!ts en Propria Cures. In de muziekgroep ‘Donskoy’ experimenteerde Wieringa met de combinatie van poëzie en muziek. In het voorjaar van 1998 verscheen de cd ‘Beatnik glorie’. Hij trad onder meer op tijdens de festivals Crossing Border, Winterschrift, Double Talk, De Nachten en Lowlands.

Uit: Joe Speedboot

“Het is een warm voorjaar, in de klas bidden ze voor me omdat ik al meer dan tweehonderd dagen van de wereld ben. Ik heb doorligplekken over mijn hele lichaam en een condoomcatheter om mijn fluit. Dit is het stadium van de coma vigil, legt de dokter mijn ouders uit: ik heb weer een beperkte ontvankelijkheid voor mijn omgeving. Het is goed nieuws, zegt hij, dat ik weer reageer op pijn- en geluidsprikkels. Reageren op pijn is onmiskenbaar een teken van leven.
Ze hangen eindeloos rond mijn bed, pa, ma, Dirk en Sam. Ik hoor ze al wanneer ze de lift uitkomen – een zwerm spreeuwen die de hemel verduistert. Ze ruiken naar olie en schrale tabak, ze hebben nog net de moeite genomen om hun overall uit te doen. Hermans & Zn., voor al uw sloopwerken. De familie Lood om Oud IJzer. Wij slopen autowrakken, fabrieksinstallaties, industriële werktuigen en af en toe een café-interieur als mijn broer Dirk het op z’n heupen krijgt. In Lomark mag Dirk bijna nergens meer in, maar in Westerveld nog wel. Daar scharrelt hij met een meid. Als hij thuis komt ruikt hij naar chemische viooltjes. Je kunt alleen maar medelijden hebben met zo’n griet.
Meestal hebben ze het over het weer, het oude liedje, de handel is slap en dat komt door het weer, maakt niet uit wat voor weer het is. Dan vloeken ze, eerst pa, dan Dirk en Sam. Dirk haalt zijn neus op en in zijn mond zit nu een rochel. Hij weet niet waar hij ermee naartoe moet zodat hij hem moet doorslikken – en hup, daar gaat ie al.
Maar sinds kort is er meer aan de hand in Lomark dan het weer. Sinds ik er een tijdje tussenuit ben is het trapgevelpand van de familie Maandag verwoest door een verhuiswagen en schrikt iedereen zich om de zoveel tijd een ongeluk door een enorme ontploffing ergens. Deze dingen schijnen te maken te hebben met een jongen die Joe Speedboot heet. Hij is nieuw in Lomark, ik heb hem nog nooit gezien.
Ik spits mijn oren wanneer het over Joe Speedboot gaat – hij klinkt als een goeie als je het mij vraagt, maar niemand vraagt mij wat. Ze weten zeker dat Speedboot die bommen maakt. Niet dat ze hem ooit hebben betrapt bij het maken van zo’n ding, maar voordat hij er was waren er nooit ontploffingen in Lomark en nu opeens wel.”


Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Ellen Deckwitz

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Deckwitz behaalde aan de Rijksuniversiteit Groningen een dubbele bachelor in Nederlandse Taal en Cultuur en rondde aan dezelfde instelling de Research Master Literary and Cultural studies af. Zij publiceerde in o.a. Tirade, Dietsche Warande en Belfort en Bunker Hill. In 2009 won ze ook het Nederlands Kampioenschap Poetry Slam. Ze trad op in binnen- en buitenland, van Lowlands tot Carre, van Edinburgh tot Warschau, van Berlijn tot Parijs. Haar verzen werden tot dusver in het Zweeds, Engels en Duits vertaald en gepubliceerd. Daarnaast staat ze met Ingmar Heytze en Spinvisbassist Cor van Ingen op de planken als de poetische rockfolkdubstepsensatie Asfaltfeeen en bracht ze met het Scapino Ballet Rotterdam een poetische bewerking van G.F.Handels Scherza Infida ten tonele.

 

 


HUIS I

Rondjes razend om het huis,
smeulende wolken, er is iemand
die het ziet. Warm me met gedachten
aan een naam, die lang geleden kwijtgeraakte
ring.

Warm me met gedachten aan handen,
zacht en verweerd, balletschoentjesleer.
En dat er een bed voor me is, ergens
in de kamers. Dat er een bed is.

Raas langs de lege vrachtwagen, de volle kamer.
Ramen waarachter mensen zich traag bedrinken.
Ogen glinsterend van benzine. Mensen die zien
welke herinneringen je wenste
om te brengen. Ze trillen in hun lijstjes,

glazen waaronder ze zweven. Opgepinden,
opgewonden. Razend om die pin. Om het staan blijven
in albums van mensen die je niet meer spreekt.

Ik zie niets meer (dat wil zeggen letselsterfte),
geen bed dat nog zinken kan.

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)