Christina Rossetti, Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Auke Hulst, Jeroen Thijssen, Maurits de Bruijn, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, Dolce far niente

 

Dolce far niente

 

 
End of the Road door Brian Buckrell, 2017

 

When I come to the end of the road

When I come to the end of the road
And the sun has set for me
I want no rites in a gloom filled room
Why cry for a soul set free?
Miss me a little, but not for long
And not with your head bowed low
Remember the love that once we shared
Miss me, but let me go.
For this is a journey we all must take
And each must go alone.
It’s all part of the master plan
A step on the road to home.
When you are lonely and sick at heart
Go the friends we know.
Laugh at all the things we used to do
Miss me, but let me go.
When I am dead my dearest
Sing no sad songs for me
Plant thou no roses at my head
Nor shady cypress tree
Be the green grass above me
With showers and dewdrops wet
And if thou wilt remember
And if thou wilt, forget.
I shall not see the shadows,
I shall not fear the rain;
I shall not hear the nightingale
Sing on as if in pain;
And dreaming through the twilight
That doth not rise nor set,
Haply I may remember,
And haply may forget.

 

 
Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
All Hallows-by-the-Tower, de oudste kerk in London, de geboorteplaats van Christina Rossetti

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Een plaats
Voor Willem Barnard

Samen met de fakkeldragers stopte ik bij zijn raam,
hij zag me niet. Hief armen op om de kinderen

mee te krijgen in een vreugde
die ze nog niet begrepen. Hij gebaarde:

‘Kijk, de mensen zijn gekomen,
ze kropen uit het water!’

Vlammen weerkaatsten op de glasplaat,
hij tuurde alsof er een wak in zat.

Ik dacht aan zijn opgeheven handen.
Dat hij steeds verder weg leek

en dat dit er is geweest. Een plaats
waar we niet meer zijn.

 

Een paar opmerkingen

Wat valt er nog te bergen als alles is teruggezonken,
vaders, broers, Sophie? Door het plafond wenken
wormen. Bomen pompen hen vol.

Zerken vastgelopen rookpluimen
boven een stad, huizen waarin mag worden
geleefd. Gras groeit nog een paar dagen
nadat het is gemaaid.

Alles weggestopt, keurig zoals de kelders
die in dochters worden verborgen. Laag op laag
geordend: eerst het gras, dan de grond,

eerst de grond, dan de kast, eerst de grond,
daaronder strijdhelmen, houten bedden
dan de grond, daaronder een verloren
boerenhoeve ten slotte een aan de god
geofferde hond.

De estafetteknoken die naar ons wuiven.
Een bladerpilaar te worden

en de tenen wortel schieten en de tenen het boven
beneden zuigen.

 


Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit: De heilige Rita

“Paul trok zijn benen binnenboord, deed het portier dicht en reed naar het dorp.
Bij Shu Dynasty, voorheen Bar-Feestzaal Kottink, stond Laurens Steggink met een onbekende man bij het biljart.
‘Mannen,’ groette Steggink.
Paul ging zitten aan de kopse kant van de bar, in de nis van schrootjes. Hij was graag gedekt in de rug, als een cowboy, zodat hij iedereen kon zien binnenkomen. Hedwiges schoof op de kruk naast hem. De radio stond op een halve zender, op golven van ruis klonk Die Sonne geht unter in Texas.
Mama Shu zei ‘hai Paul’ en ‘hai Hedwig’, en zette een flesje Grolsch voor Paul neer en een glas cola voor Hedwiges. De piraat bedankte cafetaria’s, loonbedrijven, houtzagerijen en sloperijen voor hun steun aan de zender. Paul wist hem te zitten, in een schuur achter aan de Tien Ellenweg; soms was de doffe basdreun tot in de wijde omtrek te horen.
Steggink boog voorover en spiedde langs zijn keu. Hij nam de tijd. Hij kon goed biljarten. In dienst geleerd tijdens de lange, lege uren in de onderdeelsbar in Seedorf.
Paul Krüzen had met Hedwiges Geerdink en Laurens Steggink in de klas gezeten.
Met Steggink had hij op een dag een ondergrondse hut gebouwd in het bos. Ze zouden er slapen. Ze roosterden bevroren frikadellen boven een rokerig vuurtje en rolden hun slaapzak uit, maar toen het donker werd schrok Paul terug voor een nacht in het hol tussen de spinnen en de pissebedden en fietste naar huis terug. Steggink bleef alleen achter. Hij was niet bang voor het donker.
De vriendschap was voorbijgegaan; Paul had steeds meer een afkeer gekregen van zijn streken en verhalen, alsmede van het vettige paardenstaartje in zijn nek. Op Theo Abbinks drieëntwintigste verjaardag had Steggink drie kittens van Theo’s vriendin de nek omgedraaid en in het weiland gegooid. Zijn verweer: hij was dronken en had een hekel aan katten.
De stilte tussen hen had zo’n twintig jaar geduurd.
Toen Steggink op een dag werd veroordeeld voor een wietplantage bij de ouders van zijn verloofde in de schuur en valse zaken op Marktplaats, was Paul niet verbaasd geweest. Niemand eigenlijk. Je zag het aankomen. Laurens Steggink had geen biografie maar een strafblad. Zijn ex deed het nog altijd in haar broek voor hem.
Toen hij vrijkwam had hij zijn zaken naar de overzijde van de grens verplaatst. In een voormalige drukkerij op een armetierig industrieterrein buiten Stattau bestierde hij een bordeel met meisjes uit de hele wereld. In Club Pacha zat hij met zijn lange lijf op een barkruk met een frisje voor zich en een telefoon aan het oor. Hem ontging niets. Maar vandaag was het maandag en op maandag was de club gesloten.”

 


Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)
Cover

 

De Nederlandse schrijver, journalist en muzikant Auke Hulst werd geboren in Hoogezand-Sappemeer, op 20 mei 1975. Zie ook alle tags voor Auke Hulst op dit blog.

Uit: Motel Songs

“Ik had tijdens de reis en de eraan voorafgaande maanden al vaak zulke gedachten gehad — want slecht geslapen — en ook onze omstandigheden vertoonden overeenkomsten. Heat-Moon was zijn baan als docent Engels kwijtgeraakt en had net vernomen dat zijn vrouw, van wie hij gescheiden leefde, een nieuwe vriend had. ‘Die nacht, toen ik me lag af te vragen wat er zou komen: slaap of een explosie, kwam in plaats daarvan het idee. Als je er niet in slaagt iets van het leven te maken kun je tenminste maken dat je wegkomt. Niet langer proberen het leven te omzeilen. Weg uit de sleur. De echte risico’s van het bestaan opzoeken. Het was een kwestie van waardigheid.’ Hij ging op reis door de vs en ik ging op reis door de vs. Inderdaad, het was een kwestie van waardigheid. Of was het een vlucht?
Eigenlijk begon de reis veel eerder. Dankzij Amerikaanse soft power — de proliferatie van een wereldbeeld middels films, muziek, tv-programma’s, boeken, jeans, sneakers en aanverwanten — ben ik al vanaf mijn geboorte ingezetene op afstand, zoals wij allen dat zijn, of in elk geval: mensen van mijn generatie en jonger. Er is alle reden kritisch te kijken naar die soft power, maar de junkieliefde die ik heb opgevat voor veel wat met de culturele golfstroom onze kant op kwam, zit diep. Ik ben van de generatie waarvoor The A-Team de wekelijkse kerkgang was, en die zich tijdens Veronica’s Meimaand Filmmaand gewillig onderwierp aan de propagandamachine van Hollywood. Van de generatie die de elpees van Madonna, Michael Jackson en Prince stukdraaide, en voor wie het ultieme Kwaad Darth Vader was, tevens ultiem stijlicoon. Van de generatie die sciencefiction las die impliciet Exceptionalisme predikte of juist de horror blootwoelde van de Amerikaanse consumptiemaatschappij, die spoedig ook de onze zou zijn.

 


Auke Hulst (Hoogezand-Sappemeer, 20 mei 1975)

 

 De Nederlandse schrijver Jeroen Thijssen werd geboren op 20 mei 1959 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Jeroen Thijssen op dit blog.

Uit: Hazer

‘Moeten we niet even praten?’ vroeg Marcel voorzichtig.
‘Niet nodig.’ De baard trilde heftig. ‘Die vogel deugt. Dat voel je toch.’
Hij beende weg. Marcel keek wat aarzelend naar Rogier.
‘Kom maar mee dan,’ zei hij.
De gang had dezelfde granito vloer als de hal, de muren waren gesaust in een onbestemd geel.
Rogi, dacht Rogier.
‘Rogi,’ zei hij. ‘Ik heet Rogi.’
Marcel knikte.
Hein bracht zijn spullen de volgende dag over met de Volvo, waar alles in paste want er viel weinig mee te nemen. De matras en de boekendozen vulden nog niet de helft van de ruimte, alleen de luie stoel, die nog van opa Klaver was geweest, een geval van houten spijlen en dikke kussens die ‘rookstoel’ werd genoemd, bezat enig volume.
Ze stopten voor de deur. Het razen van de motor stierf weg maar Hein stapte niet uit. Hij keek naar de voordeur, die enorme metalen deuren die de aanval hadden kunnen weerstaan van een vastberaden vijand.
‘Wij moeten weg uit dit land,’ zei hij ten slotte. ‘Dat snap je toch wel?’
Rogi knikte.
‘De revolutie is dood,’ zei Hein. ‘En dan blijven de patjepeeërs over.’ Hij legde zijn hand op zijn keel. Even meende Rogi tranen in zijn ogen te zien.
Hij bekeek zijn vader zijdelings, als om een portret te maken. Lange haren, die hem tot hippie maakten. Zijn puntige kin-met-baardje, diepliggende, grote ogen. Een half jaar geleden had Hein op school opgetreden met zijn band en de volgende dag vroeg Caroline Waalberg, de sloerieachtige schoonheid van 6A2, nog of Rogi’s vader toevallig gescheiden was.
Rogi bevoelde zijn eigen kin. Puntig als die van Hein maar nog niet begroeid. Ze hadden dezelfde ogen en ooit, wie weet zou ooit de Caroline Waalberg van een andere 6A2 ook wel informeren of hij, Rogi Pardoen, soms gescheiden was.
Hein stapte uit, opende de klep en nam kreunend een boekendoos ter hand.
‘Ik ben niet meer de jongste.’

 

 
Jeroen Thijssen (Haarlem, 20 mei 1959)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Maurits de Bruijn werd geboren op 20 mei 1984 in Delft. Zie ook alle tags voor Maurits de Bruijn op dit blog.

Uit: Broer

“Ik ben te laat dus besluit ik een taxi te nemen. Naar Den Haag.
Op elk van mijn vragen reageert de chauffeur kortaf. Ik lees zijn naam op zijn taxibewijs: Omar. Het oog van Allah schommelt onder de achteruitkijkspiegel. Omar rijdt ontzettend veilig, hij laat mij niet betalen. Omar toont mij de palm van zijn vlakke hand als ik hem het briefje van vijftig aanreik. Er is niets van zijn gezicht te lezen. Ik stap uit, kijk in de felle zon. Het is nog steeds ochtend.
Ze willen hem dood of levend. Dat is het vonnis. Voor het Paleis van Justitie kan Broer maar één van de twee zijn. Hij moet kiezen. Zwart of wit. Als hij dat niet kan, moeten wij voor hem kiezen. Ertussenin zweven mag niet. Er is geen ruimte voor een grijs gebied.
In niets lijkt het gebouw op een paleis. Het houdt het midden tussen een crematorium en een wachtruimte van de huisarts. Maar dan groter. Hier staan mensen met zorgelijke blikken in gesprek met hun advocaten, het paleis maakt iedere burger machteloos. Het paleis spreekt een eigen taal en hanteert de rigide regels van de wet. Na tien jaar is Broer een zaak geworden. Een stapel papieren in de handen van mensen in toga’s. Verworden tot een naam die door het paleis schalt zodra de zitting zich aandient.
Ik, papa en mama lopen een vierkante zaal binnen. Ik neem plaats op de tweede rang. Hier zijn de wanden bekleed met paarsgrijze stenen. Niets in de rechtbank mag aanstoot geven. De rechter vraagt mijn ouders of ze het ultieme hebben gedaan om hun zoon te vinden. Voor de rechtbank is het ultieme een advertentie in de krant. Een paar regels tekst, meer wil het paleis niet vragen.
Boven de zwarte achterkant van haar computer zie ik de zoekende ogen van de griffier. Ze bewegen snel van de rechter naar mijn ouders. De rechter noemt het ‘betrokken’ dat ik en mijn ouders aanwezig zijn bij deze zitting. Ik zie voor me hoe de griffier het woord intikt. Een woord dat net zo goed vervangen kan worden door ‘onnodig’. De doodverklaring van Broer is een formaliteit waar door het paleis vijf weken over nagedacht moet worden. De rechter geeft ons vijf weken om te laten zien dat hij het ook niet niks vindt, zo’n doodverklaring. En dan krijgen de onderdanen van het paleis nog drie maanden om in beroep te gaan.
Weer vraag ik me af waarom niemand wat zegt. In het paleis duurt niets te lang, de zittingen worden in een routineus tempo afgedraaid. Geen woord te veel. De tijd krijgt niet de kans zich uit te rekken, zoals dat vannacht in het park gebeurde.
Ik mag protesteren tegen de dood van mijn broer. Ik bedenk dat niemand die kans krijgt. Voor hij wordt doodverklaard kan ik hem nog redden. Ik heb drie maanden en vijf weken de tijd om het paleis te laten zien dat Broer niet dood maar levend is.”

 


Maurits de Bruijn (Delft, 20 mei 1984)
Cover

 

De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook alle tags voor Gerrit Achterberg op dit blog.

 

Verschijning

Terwijl het regent tussen u en mij
is elke afstand bezig te vermind’ren.
Ieder figuur aanschouwt zijn overzij
zonder zich door de stof te laten hind’ren.
En vage sluiers nemen omtrek aan.
Een omgekeerde orde is op handen.
Ik zie uw ogen in de regen branden.
Om mijn gelaat liggen uw natte handen.
Ga niet meer heen. Of laat mij medegaan.

 

Kindergraf

Hier ligt het grafje met de zoden glad.
Het is het sluitstuk na een kort ontwaken:
een meter aarde om gelijk te maken,
wat voor een ogenblik verheffing had

tegen een moederarm, niet meer dan dat.
En beide armen langs het lichaam slaken
en denken, denken: waar moet ik geraken
met kinderstoel, commode, wieg en bad?

Ruimteverlies in rekening gebracht
voor doodskist, lijkkoets en gemeentegrond.
Mijn hart krimpt samen als ik overweeg

hoe alles om mij heen voldoening kreeg.
Ik loop met een paar volle borsten rond,
die men nu langzaam leeg te kolven tracht.

 

Moordballade

O gij die ik had omgebracht.
Ik bond den wind om uwen hals
in verre sterrenacht, ik brak
uw dansen af tot op den grond,
uw lachen vond
den dood in mijnen lach.
————

De huizen werden blokken nacht.
De hemel was een zwarte doek
over de rouwhuizen heengebracht,
en in mijn mond
de regen regende lang en zwart.
————

Toen stond gij op en vond
mijn handen, waar uw bloed afdroop.
Met nooit zoo ondervonden handen
sloot gij mijn opgebroken oog.

Gij hield mijn hoofd in wind en licht
en woei mij uit en liet doorstralen
dit moegebeefde vleesch, het lijf
lag in uw schoot adem te halen.

En in uwer oogen spiegelzalen
braken de eerste tranen los.
Gij kunt uw dansen weer herhalen.
Ik ben, o droomenbond, verlost.

 

 
Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)
Op 19-jarige leeftijd

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.

 

Vaders

De vader zegt: wat ga je doen?
De dochter zegt: ‘k ga rijen,
De vader zegt: met wie, met Koen?
Gaan jullie met z’n beien?
De dochter zegt: jawel, allicht,
En dan houdt Paps z’n wafel dicht.
Daar gaat ze dan, ze zegt: so long,
En paps bijt liever op zijn tong
Dan nog te vragen hoe of waar.
Het lieve kind is zestien jaar,
Ze heeft gezegd wat ze gaat doen.
Ze gaat op ’t scootertje met Koen,
Maar vader denkt: wat gaan ze dóén?

De vader zegt: waar ga je heen?
De dochter zegt: kamperen.
De vader zegt: met Koen alleen?
En in die malle kleren?
De dochter zegt: met Jan. Salu!
Ze gaat. En daar zit vader nu.
Ze heeft gezegd wat ze gaan doen,
Ze gaat kamperen, niet met Koen.
Ze gaat kamperen met haar Jan.
En vader denkt: wat dóén ze dan?

Zo zitten al die duizend pa’s
Zich zwijgend op te vreten.
Helaas helaas, helaas helaas,
Zij zullen het niet weten.
Wat doet mijn dochter op de plas?
Jawel, ik weet, ze zeilt met Bas.
Wat doet mijn dochter nu vandaag –
Ze danst met Leo in Den Haag.
Zij zwemt met Dick, ze roeit met Piet,
Maar wat ze dóén, dat weet Paps niet.

 

De trap is weggewaaid

Toen vader ’s morgens wakker werd,
toen riep hij: Wel verdraaid!
Kijk nou es wat er is gebeurd,
de trap is weggewaaid.

En moeder zei: Hoe moet dat nou?
Hoe komen we beneden?
De hele trap is weggewaaid,
met vijfenzestig treden.

De kinders kwamen uit hun bed
en riepen: Heerlijk zeg!
We kunnen lekker niet naar school,
want onze trap is weg.

En vader nam de telefoon
en belde naar ’t kantoor.
Zeg baas, de trap is weggewaaid,
ik kan niet komen hoor!

Maar ja, er was geen brood in huis,
geen melk, geen kaas, geen fruit;
ze konden het niet halen ook,
ze konden er niet uit.

Daar zaten ze, drie dagen lang.
Ze waren bleek en mager.
Want niemand kon naar boven toe,
geen bakker en geen slager.

Toen belde vader ’t vliegveld op
en riep: Hallo, Hallo!
Stuurt u een helikoptertje
en krijgen we ’t cadeau?

Er kwam een helikoptertje,
dat landde op het plat.
Het bracht hen naar beneden toe.
Ziezo, en dat was dat.

En moeder zei: Nu moeten wij
een nieuwe trap gaan bouwen.
Maar vader riep: Ach Bets, waarom?
We zullen ’t zo maar houwen.

En voortaan houden ze ’t maar zo.
Ze zijn nu erg tevreden.
Ze gaan per helikoptertje
omhoog en naar beneden.

En vader zegt: Nou zie je, Bets
die trappen zijn maar ouderwets!

 

 
Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn blog van 20 mei 2018 deel 2.

BookSpot Literatuurprijs 2018 voor Tommy Wieringa

BookSpot Literatuurprijs 2018 voor Tommy Wieringa

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa heeft voor zijn boek “De heilige Rita” de BookSpot Literatuurprijs 2018 gekregen. Dat heeft de jury donderdagavond laten weten. Bij de prijs, die eerder ECI Literatuurprijs en AKO Literatuurprijs heette, hoort een geldbedrag van 50.000 euro en een sculptuur. Eerder op donderdag kreeg Wieringa’s “De heilige Rita” ook al de lezersprijs. Voor deze publieksprijs krijgt hij nog eens 10.000 euro. Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit: De heilige Rita

“Paul trok zijn benen binnenboord, deed het portier dicht en reed naar het dorp.
Bij Shu Dynasty, voorheen Bar-Feestzaal Kottink, stond Laurens Steggink met een onbekende man bij het biljart.
‘Mannen,’ groette Steggink.
Paul ging zitten aan de kopse kant van de bar, in de nis van schrootjes. Hij was graag gedekt in de rug, als een cowboy, zodat hij iedereen kon zien binnenkomen. Hedwiges schoof op de kruk naast hem. De radio stond op een halve zender, op golven van ruis klonk Die Sonne geht unter in Texas.
Mama Shu zei ‘hai Paul’ en ‘hai Hedwig’, en zette een flesje Grolsch voor Paul neer en een glas cola voor Hedwiges. De piraat bedankte cafetaria’s, loonbedrijven, houtzagerijen en sloperijen voor hun steun aan de zender. Paul wist hem te zitten, in een schuur achter aan de Tien Ellenweg; soms was de doffe basdreun tot in de wijde omtrek te horen.
Steggink boog voorover en spiedde langs zijn keu. Hij nam de tijd. Hij kon goed biljarten. In dienst geleerd tijdens de lange, lege uren in de onderdeelsbar in Seedorf.
Paul Krüzen had met Hedwiges Geerdink en Laurens Steggink in de klas gezeten.
Met Steggink had hij op een dag een ondergrondse hut gebouwd in het bos. Ze zouden er slapen. Ze roosterden bevroren frikadellen boven een rokerig vuurtje en rolden hun slaapzak uit, maar toen het donker werd schrok Paul terug voor een nacht in het hol tussen de spinnen en de pissebedden en fietste naar huis terug. Steggink bleef alleen achter. Hij was niet bang voor het donker.
De vriendschap was voorbijgegaan; Paul had steeds meer een afkeer gekregen van zijn streken en verhalen, alsmede van het vettige paardenstaartje in zijn nek. Op Theo Abbinks drieëntwintigste verjaardag had Steggink drie kittens van Theo’s vriendin de nek omgedraaid en in het weiland gegooid. Zijn verweer: hij was dronken en had een hekel aan katten.
De stilte tussen hen had zo’n twintig jaar geduurd.
Toen Steggink op een dag werd veroordeeld voor een wietplantage bij de ouders van zijn verloofde in de schuur en valse zaken op Marktplaats, was Paul niet verbaasd geweest. Niemand eigenlijk. Je zag het aankomen. Laurens Steggink had geen biografie maar een strafblad. Zijn ex deed het nog altijd in haar broek voor hem.
Toen hij vrijkwam had hij zijn zaken naar de overzijde van de grens verplaatst. In een voormalige drukkerij op een armetierig industrieterrein buiten Stattau bestierde hij een bordeel met meisjes uit de hele wereld. In Club Pacha zat hij met zijn lange lijf op een barkruk met een frisje voor zich en een telefoon aan het oor. Hem ontging niets. Maar vandaag was het maandag en op maandag was de club gesloten.”


Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Tommy Wieringa, Auke Hulst, Ellen Deckwitz, Jeroen Thijssen, Maurits de Bruijn, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, Sky du Mont

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit: De heilige Rita

“Paul Krüzen spuwde in zijn handen, greep de steel vast en hief de bijl boven zijn hoofd. De stronk op het hakblok spleet maar barstte niet uit elkaar. Vogels die in de bomen beschutting hadden gezocht voor de nacht, vluchtten in de schemering. Door het onderhout schoten woest kwetterende merels. Paul Krüzen liet de bijl weer neerkomen, telkens opnieuw, tot het stuk eiken in tweeën brak. Toen werd het gemakkelijker. De stukken vlogen in het rond. Houtsnippers overal, lichtvlekken op de bosgrond. De bijl het werk laten doen, had zijn vader hem lang geleden geleerd, maar hij hield er juist van om kracht uit te oefenen.
Een paar bleke sterretjes verschenen aan de hemel. Diep daaronder, op de open plek in het bos, zwaaide de demon met zijn bijl. Hij liet hem knallen als een zweep. Blokken tolden door de lucht. De beuken rondom, sterk en glad als jongensarmen, rilden onder het geweld.
Dit was zijn leven, hij zette hout neer en kloofde het. Zijn hemd plakte aan zijn lijf. Steken in zijn onderrug. Elke klap was raak. Hij deed dit al zo lang, alles met afgemeten, bedwongen haast. Hij moest zweten, het moest pijn doen.
Hij haalde een deoroller langs zijn oksels en trok een schoon ruitjeshemd aan. ‘Ben ervandoor,’ zei hij tegen zijn vader, die zat te lezen onder de lamp.
De avond was fris, er hing een zweem van bleekselderij boven het gras. Met het autoraam open reed hij naar het dorp. Drie steile drempels telde de weg. Verkeersdrempels en rotondes waren een teken van vooruitgang, van een opgeschroefd levenstempo dat afgeremd moest worden, ook in Mariënveen, waar de knuppels zich bijwijlen doodreden in het weekeinde. Eens in de paar jaar zat Paul Krüzen rechtop in bed door de klap, de sirenes en de jankende kettingzagen een tijdje later; de spookachtige weerschijn op de eiken in de bocht van de weg. De volgende morgen zag hij dat er weer een hap uit de bast genomen was. De laatste jaren plaatsten nabestaanden er soms bloemen en foto’s bij.
Paul stopte bij Hedwiges Geerdink voor. Hij belde aan en ging weer in de auto zitten, het portier open. Hij had geen gedachten. Begin juni, het laatste licht aan de westelijke horizon. Even later schoof Hedwiges naast hem. ‘Goedenavond altezaam,’ zei zijn vriend met zijn hoge stem. Twee stemmen had Hedwiges in zich, je wist nooit welke er kwam: zijn hoge piepstem of zijn lage, hese borststem. Wie dat voor het eerst hoorde, zag hem op slag in twee mensen uiteenvallen: hoge Hedwiges en lage Hedwiges. Bakkers Hedwig, zoals ze hem op het dorp noemden. Pietje Piep.”

 

 
Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

 

De Nederlandse schrijver, journalist en muzikant Auke Hulst werd geboren in Hoogezand-Sappemeer, op 20 mei 1975. Zie ook alle tags voor Auke Hulst op dit blog.

Uit: Motel Songs

“De reis begon toen mijn vriendin me verliet. Er waren, in de woorden van Joni Mitchell, geen ‘petty wars / that shell shock love away’, maar ze had goede redenen. Ik was afwezig: fysiek, voor reisverhalen, een tv-serie en research, maar ook mentaal. Er is iets inherent kwaadaardigs aan schrijvers: ze achten hun papieren wereld belangrijker dan de echte, waarop de papieren een reactie is.
Een roman schrijven betekent in een parallelle wereld leven, waarin je niet alleen rondstapt wanneer je achter je bureau zit, maar ook wanneer je in de Albert Heijn staat te dubben tussen Wokkels en Hamka’s. Dat is zelfgericht, ik weet het, want je verdwijnt in een gedachteleven waartoe anderen nauwelijks toegang krijgen. Tot het boek er is – dan is het van iedereen. Ik denk dat menig schrijver
schrijft over het onuitsprekelijke, waardoor slechts schijncontact mogelijk is via het werk, hun papieren huid.
We woonden al een tijdje niet meer bij elkaar omdat mijn werk te aanwezig was, het appartement te klein. Die afstand bleek niet afdoende. De ochtend nadat ik thuis was gekomen van de laatste draaidag van Von Amsterdam nach Odessa (arte) barstte de bom met de tederst denkbare ontploffing.
Hoewel het besluit me ergens opluchtte, vreesde ik het zwarte gat.
De breuklijnen in het leven, wanneer een nieuwe koers en een nieuw equilibrium gevonden moeten worden, zijn voor de opgewekten onder ons al riskant, en ik behoor niet tot die groep. Dus besloot ik het leven ferm bij de horens te vatten. De volgende dag al boekte ik een open jaw-ticket naar Amerika: vliegen op Philadelphia, terug vanuit San Francisco. Ik hou van de vs en zijn eindeloze wegen, terwijl zij een hekel had aan alles wat Amerikaans was. Nu gaan was een daad van liefde én verzet.
Toen ik een halfjaar later onderweg was, trof ik deze woorden in William Least Heat-Moons Blue Highways, dat verhaalt over een trip over de B-wegen van de States: ‘Pas op voor gedachten die ’s nachts opkomen. Ze zijn ongericht; ze komen zijdelings op je af, onlogisch en niet te stuiten, opstijgend uit de diepste bronnen.”

 

 
Auke Hulst (Hoogezand-Sappemeer, 20 mei 1975)

 

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

 

Nevel gumt alles boven de grasvlakte uit

Nevel gumt alles boven de grasvlakte uit
en stilte trekt op als slaap. Geruisloosheid

zoals thuis, daar zijn bleke dames.
Ze dragen dolle kervel in hun haren, ze kolken
beneden je stuur. Flarden komen op

als een steigerend ros. In de verte zie je dat
boven in de mist een luikje opengaat.
Een mensje eruit staart. Het nog even zwaait.

 

Over schedels

Ik ben tien en heb geen idee
waar vrouwen worden gekweekt. Hoe ik moet
uitharden als tantes die langs de velden hollen,
aansteker in de ene hand, tampon in de andere.

Ik val vaak en zing als ik omhoog kom:
Onder mijn haar draag ik mijn schedel.
Onder mijn schedel draag ik mijn geloof.

Telkens worden ze vernieuwd, mijn knieën,
hoe hard ik zo ook schaaf. Ik bedenk me
dat vers vlees alleen het gevolg kan zijn van een flinke
smak.

Mijn nichten nemen toe in omvang. We hopen het
meer te zijn dan een magere combinatie
van skelet en schaamte.

Onder mijn geraamte draag ik een baarmoeder,
tjokvol rijpe stokken, om meisjes te telen.

Ze zeggen dat vrouwen geen mannen zijn.
Dat mannen meisjes zijn die wachten
op hun eerste menstruatie.

Ik schud mijn losse lokken.
Daaronder draag ik een schedel.

Ze vragen waarom heb je nog geen hoofddoek
terwijl je allang bloedt. Ik antwoord dat onder
mijn haar, een schedel zit, onder die schedel
zit mijn hoofddoek,

het gaat niet over hoe hard ik ook zing.

 

 
Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

 

De Nederlandse schrijver Jeroen Thijssen werd geboren op 20 mei 1959 in Haarlem. Zie ook alle tags voor Jeroen Thijssen op dit blog.

Uit: Hazer

“Hij staarde omhoog langs de gevel van het oude politiebureau, die raam na raam tot aan de hemel leek te lopen. Links en rechts staken balkonnetjes uit, tinnen pinakels piekten hoog boven het plaveisel.
Weer belde hij. Weer klonk het harde rinkelen in een grote ruimte. Van ver weg kwamen voetstappen aan, steeds dichterbij. De grote blauwe deur ging krakend open.
‘Hij zit niet op slot,’ zei de jongen die opendeed. Licht vlas wuifde om zijn kin, donkere ogen scholen onder zware richels vol haar.
‘Ik zoek een kamer,’ zei Rogier.
De jongen trok de deur verder open.
‘Kom binnen,’ zei hij. ‘Ik ben Marcel.’
Een koele golf lucht, beladen met de geur van grote ruimten, muf als uit een kelder, schimmelig en vol vocht, wreef Rogiers gladde wangen – hij had zich speciaal geschoren om een goede indruk te maken.
‘Dit is de grote hal,’ zei Marcel.
Gekraak klonk en geritsel: aan weerszijden van de deuren stonden twee enorme, dode palmen, hun dorre bladeren bewogen in de tocht. Twee trappen liepen van de granito vloer in een vierkante spiraal omhoog, leken elkaar te naderen en weken dan weer tot ze ergens boven het dagelijks leven zomaar ophielden tegen een daklicht dat, hoewel klein van hieraf bezien, op die hoogte enorm moest zijn. Het zonlicht kleurde grijs in de matglazen panelen.
‘Wacht hier,’ zei Marcel en hij verdween door klapdeuren aan de overkant. Na een ogenblik keerde hij terug met een soort dwerg: een breedgeschouderd mannetje dat niet hoger kwam dan Rogiers schouders. Lange haren slierden om zijn kalende hoofd, een baard groeide tot zijn ogen, een ketting van houten kralen bloeide op een paarse bloes.
‘Ha vogel,’ zei de kabouter. ‘Ik ben Ernst. Wie ben jij?’
‘Ik ben Rogi,’ stotterde Rogier en hij zweeg. Het was een verspreking, maar een freudiaanse. ‘En ik zoek een kamer,’ zei hij.
De kabouter hield zijn hoofd scheef. Zijn blik zakte van Rogiers kruin, langs zijn geschoren wangen, zijn rode bloes en blauwe spijkerbroek tot aan zijn basketballers.
‘Kamers genoeg,’ zei hij. ‘Zoek maar een mooie uit. Welkom in de Hazer.’ Hij draaide zich om.”

 

 
Jeroen Thijssen (Haarlem, 20 mei 1959)

 

De Nederlandse schrijver en journalist Maurits de Bruijn werd geboren op 20 mei 1984 in Delft. Zie ook alle tags voor Maurits de Bruijn op dit blog.

Uit: Broer

“Ik houd van dit huis. De eerste plek waar ik zonder mijn ouders woonde, waar ik zonder Broer leefde. Waar ik met jongens het bed deelde. Waar ik echte vrienden maakte. Waar ik zomaar een dag thuisbleef. Elke kamer is leeg, op de woonkamer en één van de slaapkamers na. Alsof het huis die leegte nodig heeft, alsof de leegte eenzelfde noodzakelijkheid kent als de meubels. Alle muren zijn leeg en wit, en dat maakt dat dit niet de plek is die je bij mij zou verwachten.
In dit huis vergeet je dat het wordt omringd door andere huizen, dat er zeven huizen rechts van dit huis zijn, en vier links. Dat er een galerij is voor het huis. Dat er zeven verdiepingen onder het huis zitten en vijf boven dit huis.
Dit huis stelt zich aan je voor. Ik kijk een hoek in, de bank staat verkeerd. Het was mooi geweest als je door het raam naar buiten had kunnen kijken, naar de vele bomen, de kleine haven, een stuk van de plas. Dit noemt men het getto van Amsterdam.
Het huis is overzichtelijk. Maar nog overzichtelijker dan de kamers, de grote gang en de vele ramen, is de buitenwereld die door die ramen te zien is. Zo helder ingedeeld dat zij onecht lijkt. Dat er geen mensen in thuis lijken te horen en alle voorbijgangers opvallen. De wereld lijkt van bovenaf plat. Het benzinestation heeft de vorm van een simkaart, het grasveld lijkt op een fruitschaal. De bomen van het park staan in een rechthoek, geflankeerd door straatlantaarns die elke dag te vroeg aanspringen.
Ik heb het huis niet meer nodig, maar dat heeft het nog niet door. Ik bedenk dat ik dit jaar geen dertig word, niet ga trouwen, geen kind heb verwekt, geen baas heb, geen tandartsverzekering. Ik bekijk mijn huis vanaf de straat. Ik moet het zoeken op achthoog. Het gebouw lijkt op een schip. Veel te groot, zoals dat ging in de jaren zestig.”

 

 
Maurits de Bruijn (Delft, 20 mei 1984)

 

De Nederlandse dichter Gerrit Achterberg werd geboren in Nederlangbroek op 20 mei 1905. Zie ook alle tags voor Gerrit Achterberg op dit blog.

 

Droomlot

Je toonde me vannacht de kamers weer;
geheel dezelfde. ’t Werd de eerste keer
dat ik ze zag van duizend malen meer.
Jij was toen nog mevrouw en ik meneer.

We stonden waar wij later zouden leven.
Er was nog niets over ons heen geweven.
Zo is het tussen ons een tijd gebleven
en daarna kwam je voornaam op een keer.

In deze doodsslaap heb ik terug gekund
door andere adressen voor te geven
en weg te gaan eer ik ontwaken zou.

Dan was ik nu misschien handelsagent
of bij mijn vader op het dorp gebleven
en trouwde later een gewone vrouw.

Maar nu ik wakker ben is om het even
wat op die drempel wankelde en wou
en heeft het noodlot mij geen stap gegund.

 

Liberty

Soms, in een etalage, komt gij voor,
tussen geslachtgenoten opgesteld.
beskleed met nieuwe kleren en vermeldt
het kaartje op uw borst de prijs waarvoor.

Dan weet ik weer hoeveel ik u behoor.
Het enige wat in mijn leven geldt
wordt binnen op de toonbank neergeteld.
Wij gaan er samen voor een uur vandoor.

’s Avonds na zessen is de winkelruit
van binnen manshoog met een doek bespannen.
Gij komt er met uw ogen bovenuit.

Vale personen maken zich gereed
de boze geesen bij u uit te bannen,
opdat geen pop zich met een man vergeet.

 

Eine Kleine Nachtmusik

Terwijl hij onder de vleugel sliep
alsof geen morgen hem meer riep,
begonnen zacht op ’t wit en zwart
van ’t doodstil glanzend mechaniek
de snelle maten van het lied
dat in zichzelf verdronken sliep,
dat in zichzelf verzonken zag
naar wie het riep
met klare, jubelende kracht.

Haastig en diep gelukkig schiep
Mozart zijn kleine nachtmuziek.

 


Gerrit Achterberg (20 mei 1905 – 17 januari 1962)
Hommage aan Gerrit Achterberg. Bronzen beeld in Noordwijk door Willem Berkhemer

 

De Nederlandse schrijfster en dichteres Anna M G Schmidt werd op 20 mei 1911 geboren in Kapelle. Zie ook alle tags voor Annie M.G. Schmidt op dit blog.

 

Het fluitketeltje

Meneer is niet thuis en mevrouw is niet thuis,
het keteltje staat op het kolenfornuis,
de hele familie is uit,
en het fluit en het fluit en het fluit: túúúút

De pan met andijvie zegt: Foei, o, foei!
Hou eindelijk op met dat nare geloei!
Wees eindelijk stil asjeblief,
je lijkt wel een locomotief.

De deftige braadpan met lapjes en zjuu
zegt: Goeie genade, wat krijgen we nu?
Je kunt niet meer sudderen hier,
ik sudder niet meer met plezier!

Het keteltje jammert: Ik hou niet meer op!
Het komt door m’n dop! Het komt door mijn dop!
Ik moet fluiten, zolang als ik kook
en ik kan het niet helpen ook!

Meneer en mevrouw zijn nog altijd niet thuis
en het keteltje staat op het kolenfornuis,
het fluit en het fluit en het fluit.
Wij houden het echt niet meer uit… Jullie?

 

De brievenbus wou niet meer

Er was er ’s een brievenbus, die op een pleintje stond,
een mooie roje brievenbus; hij had een open mond,
daar gingen alle brieven in, de hele dag maar door
en nu en dan kwam er een man van ’t grote postkantoor,
die haalde dan de brieven uit die brievenbus z’n buik,
en deed ze in een grote zak. O, jongens ’t ging zo puik.

Maar gisteren zei die brievenbus: Nou wil ik het niet meer,
ik heb er schoon genoeg van, leg de brieven daar maar neer.
Hij deed z’n mond dicht met een klap en deed ‘m niet meer open
en alle mensen kwamen daar met brieven aangelopen,
ze riepen: Kijk, de bus is dicht, hoe komt dat nou, zeg hee!
Hee, doe je mond ‘ns open! Maar de brievenbus zei: Nee.

Toen kwam de directeur, de directeur van ’t postkantoor,
die kwam al met een hamer en een beitel en een boor,
maar wat hij ook probeerde, het hielp allemaal geen steek,
de brievenbus bleef dicht en werd alleen een beetje bleek.

Maar toen kwam kleine Petertje en zei: O, asjeblief,
doe nou je mond eens open, want ik heb zo’n mooie brief!
En als je ’t niet voor mij doet, doe het dan voor deze dame!
En toen begon de brievenbus zich vreselijk te schamen.

Hij werd nog roder dan tevoor, en riep: Pardon, pardon…
hij deed zijn mond wijd open, zeg, zo wijd als hij maar kon.
De mensen dansten om hem heen, en al die mensen zeien:
Jij bent de beste brievenbus van heel de posterijen.

 

 
Annie M.G. Schmidt (20 mei 1911 – 21 mei 1995)

 

De Duitse schrijver en acteur Sky du Mont (eigenlijk Cayetano Neven du Mont) werd geboren op 20 mei 1947 in Buenos Aires, Argentinië. Zie ook alle tags voor Sky du Mont op dit blog.

Uit: Full House. Liebeserklärung an die Chaosfamilie

»Mein Benni ist der beste Handwerker mit zwei linken Händen, den es gibt.« Alles lacht — außer mir. »Ich bin gar kein Handwerker, Schatz, ich arbeite mit dem Kopf.« Sie beugt sich zu ihrer Freundin und gluckst: »Neulich hat er mir so einen Schreck eingejagt, weil er mal wieder eine Lampe angeschraubt hat und vergessen hatte, die Sicherung rauszudrehen …«
»Ich hatte dich darum gebeten …« »Jedenfalls steht er da oben auf der Leiter, und du müsstest ihn mal auf einer Leiter stehen sehen …« Lautes Lachen, die Freundin kichert schon vor der Pointe. »Hantiert da mit so einem Schraubending rum.« »Schraubenzieher, Schatz.« »Und auf einmal, bzzzzzz, ich dachte, ich falle gleich in Ohnmacht. Und dann kippt er, das hättest du sehen müssen, mit der Leiter wie in Zeitlupe aufs Sofa. Aufs Sofa!« Quieken und Quietschen zweier völlig ausgetickter Frauen, die sich über das Schicksal eines armen Elektro-Amateurs einen Affen lachen. Ich gebe zu, ich war etwas verschnupft. »Du hattest mich gebeten, die Lampe auszutauschen.« »Ich weiß doch, wie gern du dich als Handwerker ausgibst, mein kleiner Bob der Baumeister.«
Aber es waren nicht nur die handwerklichen Fähigkeiten, die mir plötzlich abverlangt wurden. Nein, auf einmal wurde mir klar, was Bea von meinem Einrichtungsstil hielt, zumindest was die Gestaltung unseres neuen Heims betraf. Während wir Männer bekanntlich eher zu kühlen Farben und glatten Formen tendieren, also Schwarz und Chrom, Lack und Leder, gilt so was bei Frauen meist nur für das Outfit. Was die Wohnung betrifft, sind die meisten aus der Schneewittchen-Phase nie herausgekommen. Und damit meine ich nicht den Glassarg, der ja im Zweifel einen top Wohnzimmertisch abgeben würde. Entweder, sie tendieren zu Plüsch und Blümchen und wollen am liebsten den ganzen Laura-Ashley-Laden leer kaufen, oder sie richten die Wohnung ein, als müssten sie es richtig gemütlich für die sieben Zwerge machen. Das nennt sich dann Landhaus-Stil. Aber glauben Sie nicht, dass Sie da mit Gummistiefeln reindürfen. Im Gegenteil: Der Mann soll zwar zur Einrichtung passen, aber nur in dekorativer Hinsicht. Wenn Ihre Frau karierte Vorhänge bestellt, sehen Sie sich vor: Demnächst werden Sie zu Tweed-Jacken gedrängt. Cord-Sofa?“

 

 
Sky du Mont (Buenos Aires, 20 mei 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Tommy Wieringa, Auke Hulst, Ellen Deckwitz, Jeroen Thijssen, Maurits de Bruijn, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, Sky du Mont

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit:Vrouwen van de wereld

“Er is niet veel voor nodig om de studente Yvonne tot ontboezemingen te verleiden. Eén maaltijd is genoeg.
Nog voor de cognac weet ik dat ze een paar weken het liefje is geweest van de acteur B. Hij is beroemd, ik heb films gezien waarin hij schitterde als schurk. Yvonne werkte in een artiestencafé waar hij geregeld kwam toen hij in een stuk van Schiller speelde met het Berliner Ensemble. Eerst vond ze hem een onuitstaanbare klootzak, maar later begreep ze dat dat het begin van de aantrekkingskracht was geweest. Op een avond, de lichten waren al aan, had hij gezegd dat ze een geweldige kont had.
Buiten hadden ze gekust, ze was meegegaan naar zijn hotelkamer. Dit was ze blijven doen gedurende de looptijd van het stuk.
Ik ben zeer geïnteresseerd in de erotische omgang van jonge vrouwen en oudere, vaak succesvolle man­nen. Ik wil weten hoe het zit, waar op de loopplank ze elkaar ontmoeten. Yvonne is een buitengewone bron.
Het eerste wat de acteur deed als ze samen waren op zijn kamer, was zich ontkleden en een douche nemen. Elke avond opnieuw. Ze spreekt met vertedering over zijn buikje. ‘Het paste bij hem,’ zegt ze. Zijn geslacht noemt ze ‘hardachtig’. Ook al sliepen ze naakt, ze wa­ren niet met elkaar naar bed geweest. In de roddelbla­den heeft Yvonne foto’s gezien van hem en zijn tweede vrouw. ‘Ze is maar iets ouder dan ik,’ zegt ze. ‘Ze lijkt op mij.
Later die avond, in café Le Bateau Ivre, gaat het ge­sprek over op de achttienjarige jongen op wie Yvonne nu haar oog heeft laten vallen. ‘Zo’n mooi lichaam,’ zegt ze. ‘Een rugbyer.’
Een steek van jaloezie, die me verbaast. Pas later begrijp ik het. Het was niet dat ik Yvonne bijzonder begeerde, al had de acteur gelijk over haar kont. Niet naar haar ging mijn verlangen uit, maar naar iets anders. Ik had zonder jaloezie geluisterd naar de geschiedenis met de beroemde acteur, de wringing volgde pas op haar verzuchting over de schoonheid van de jongeman. Ik was overvallen door de begeerte een achttienjarig lichaam te zijn. Ik bevind me ergens tussen de jonge rugbyer en de oude acteur in.”

 
Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Lees verder “Tommy Wieringa, Auke Hulst, Ellen Deckwitz, Jeroen Thijssen, Maurits de Bruijn, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, Sky du Mont”

Tommy Wieringa, Auke Hulst, Maurits de Bruijn, Ellen Deckwitz, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Honoré de Balzac

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit: Dit zijn de namen

“Pontus Beg was niet de oude man geworden die hij zich had voorgesteld. Er ontbrak iets aan. Er ontbrak zelfs tamelijk veel aan. Als jongen had hij een tijdje met een veiligheidsbril op zijn neus over het erf van zijn vader rondgelopen, met zijn handen op zijn rug – zo stelde hij zich het leven van een oude man voor. Soms gebruikte hij een tak als wandelstok. Meer dan iets anders wilde hij oud zijn. Traag en bedachtzaam, een kapitein die bedaard de storm doorstond. Hij zou sterven als een wijs man.
Toen het aan weerszijden van zijn neus begon te zweren, legde hij de bril terug bij de slijpmachine in de schuur en wachtte de ouderdom rustig af in plaats van hem tegemoet te rennen.
Een oude man voelde hij zich pas sinds hij een koude voet had. Hij was drieënvijftig jaar, nog te jong om voor echt oud door te gaan, maar hij las de tekenen. Er was een zenuw bekneld geraakt in zijn onderrug. Sindsdien had hij een koude linkervoet. Als hij ’s morgens op de badkamervloer stond, zag hij dat ze ver schillend van kleur waren. De rechter was goed doorbloed, zoals het hoorde, maar de linker was bleek en koud. Als hij erop drukte, voelde hij bijna niks. Het leek of de voet een ander toebe de voet een ander toebehoorde. Het sterven begint vanuit de voeten, dacht Beg.
Zo zou het zijn, de weg naar het einde: een geleidelijk uit elkaar groeien van hem en zijn lichaam.
De naam is de gast van het echte ding, had een filosoof uit het oude China gezegd, en zo kwam hij, Pontus Beg, ook steeds meer tegenover zijn lichaam te staan – hij was de gast en zijn lichaam het echte ding. En het echte ding begon zich nu van de gast te ontdoen.
De dagen worden korter, het leven keert naar binnen. ’s Nachts zijn er onweersbuien boven de vlakte die lang blijven hangen. Beg staat voor het raam en kijkt het onweer na. Het weerlicht in de verte, een web van gloeiende barsten in het hemelgewelf. Hij staat op het zeil met een warme en een koude voet en bedenkt dat hij zich nog iets moet inschenken om weer in slaap te raken.
De slaap is naarmate hij ouder wordt steeds vaker een onbetrouwbare vriend.”

 
Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Lees verder “Tommy Wieringa, Auke Hulst, Maurits de Bruijn, Ellen Deckwitz, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Honoré de Balzac”

Tommy Wieringa, Ellen Deckwitz, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Hector Malot

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

Uit: Joe Speedboot

“Op een dag vroeg Joe of ik wilde meewerken aan een klein experiment.
Hij reed me tot aan de werkbank in de hangar en kwam tegenover me zitten. De werkbank waaraan Engel bouwtekeningen maakte stond tussen ons in. Met zijn rechterhand pakte hij de mijne en plaatste onze ellebogen in het midden, zodat onze onderarmen in een hoek van zestig graden tegenover elkaar stonden. Met een snelle beweging drukte Joe mijn arm tegen de tafel waardoor mijn lichaam schuin in de stoel kwam te hangen. Hij zette mij arm weer rechtop en drukte opnieuw, maar nu met minder kracht zodat ik langzamer werd omgeduwd. De rug van mijn hand raakte het tafelblad, ik keek hem aan en vroeg me af wat hij van me wilde.
– Zet eens een beetje kracht, zei hij
Ik zette een beetje kracht. Hij deed hetzelfde. Zo zaten we een tijdje tegenover elkaar. Toen gooide hij zijn schouder erin en drukte harder. Ik gaf niet mee, hij drukte harder en zijn ogen puilden. Ik gaf een beetje mee.
– Zet kracht verdomme! Kreunde hij.
Ik zette aan en bracht onze handen weer naar het midden van de tafel.
– Drukken!
Ik drukte hem neer. Hij kreunde en liet los.
– Moeilijk? Vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd.
– Een beetje moeilijk?
Het was niet erg moeilijk geweest. Joe knikte tevreden en stond op. Hij verliet de loods en kwam terug met een paar roestige ijzeren staven onder zijn arm. De staven varieerden in dikte, de dunste klemde hij vast in de bankschroef aan de kopse kant van de werkbank.

 
Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Lees verder “Tommy Wieringa, Ellen Deckwitz, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert, Hector Malot”

Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

Gebed

Als kluisdeuren schuiven vingers in elkaar,
rust boven de schoot een dubbele vuist.
Nog steeds is je hart groter dan de knokenkluwen

die je zachtjes tegen je voorhoofd perst.
Wat je vroeger gebruikte om te weren, ligt
nu geklonken neer. Zo van: ik lok je god,
het is okay.

 

Kaarsje

De lont verkoolt in het vlamhart en ervoor
staat de wapenbroeder van Jeanne d’Arc. Hij zag
machteloos toe hoe ze terecht werd gesteld.

Iedere keer wanneer hij een licht opsteekt,
ziet hij een geblakerde, terugstaren
vanuit het vuur. Neemt waar dat hij toekijkt en
wat hij ook lijkt, het is niet voldoende.

 

Liedje

Laat me je oproepen in de geest
van degene die dit jaren later leest.
Ook al stellen ze zich je blond voor,

je ogen grijs en je mond grover
dan ik bedoelde. Laat me uitbeelden
voor wanneer niemand je meer wil,
voor als niemand nog de pen uit

mijn handen rukt, verwacht ik je
tong en hef je mijn gezicht alsof
het een kelk is.

 
Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

Lees verder “Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert

De Nederlandse dichteres en schrijfster Ellen Deckwitz werd geboren op 20 mei 1982 in Deventer. Zie ook alle tags voor Ellen Deckwitz op dit blog.

ONZE MOEDER I

Onze moeder kan een voetstuk op (één teug),
ze drinkt al jaren onder de tafel. Van flessenbodems
schrapen we gedachtenis af. We zetten ze bij,

de vaasjes waarop blank fluiteschuim bloesemt
en soms druipt het, soms knipoogt de fles soms

kruipen er wolken voor de zin. Slokken die
de dag van het gelaat vijlen. Wat doet iemand als wij
op een plek als enfin.

Onze moeder dus
die kan een voetstuk op.
Nu hop,

straks ziet ze dat we het aankunnen. Klappen we
voor ouders die niet willen dat er over hen wordt
gedroomd,

knip zegt het glas en de kamer gaat uit.

 

ONZE MOEDER II

Op een dag werden we uit onze moeder gepeld
en ik vergat dat ze botten dealde.

Je raakt ook zo snel afgeleid
door de eerderen die maar om elkaar krommen
om maar in elkaar te stollen

terwijl je slonk. Er is grond
waarop ik palmen plant, getuigen
dat ik geen wortel meer schiet.
Mezelf niet als een kalenderblad
scheuren kan.

De aarde slurpt regenwormen op en ik gok
dat we allemaal lief willen worden
(gevonden), men zich op de bodem
in een midden bevindt. Dat voor ons niets
ooit aanbreekt.

 

 

Ellen Deckwitz (Deventer, 20 mei 1982)

Lees verder “Ellen Deckwitz, Tommy Wieringa, Gerrit Achterberg, Annie M.G. Schmidt, William Michaelian, Wolfgang Borchert”

Libris Literatuurprijs 2013 voor Tommy Wieringa

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa heeft de Libris Literatuur Prijs 2013 gewonnen voor zijn roman “Dit zijn de namen”. De winnaar werd maandagavond in het Amstel Hotel in Amsterdam bekendgemaakt door Clairy Polak, voorzitter van de jury. Zie ook alle tags voor Tommy Wieringa op dit blog.

 

Uit: Dit zijn de namen

 

“Allemaal waren ze  alleen op weg gegaan, toeval had ze bij elkaar gebracht, niemand was verantwoordelijk voor een ander. Zo lang je kon lopen, behoorde je tot de groep, zolang je kon lopen, maakte je haar sterker. Als de groep voor haar afzonderlijke leden moest gaan zorgen, verzwakte ze. Altruïsme betekende haar einde. Strikt eigenbelang vergrootte de kans op overlevering.

(…)

 

Hij weet dat ze vooruitgeschoven posten zijn van hun familie, hun dorp, hun gemeenschap. In hun voetspoor reist een onzichtbaar gezelschap van vaders, moeders, broers, zusters, ooms en tantes en neven en nichten mee. Op hen is alle hoop gevestigd. Zij zijn het pioniersgewas – alles kun je ze aandoen, honger, dorst, hitte en kou, ze zullen alles overleven.’

(…)

De kandelaar wees hem zijn plaats in het verleden. Hij herinnerde hem aan het kind dat hij was, dat door de slaapkamer van zijn ouders sloop en de voorwerpen in het hoekkastje in zich opnam, en vertelde hem dat hij geboren was uit een joodse vrouw, die haar afkomst verborgen had gehouden- zoals ze ook de menora onder de voile had weggemoffeld. Hij twijfelde niet meer- hij zou een jood zijn- nee, hij was er een. Dat was zijn plaats in de wereld, deel van een volk, van een gemeenschap. Een op één na uitgestorven gemeenschap. Dat hij ergens bij hoorde, dat was de ontroering.

(…)

De rabbijn had gezegd dat  elke Jood, waar en wanneer hij ook ter wereld was, zichzelf moest beschouwen als een vluchteling uit Egypte, een zwerver in de woestijn, zo belangrijk waren de vlucht en de veertig zwerfjaren voor het volk van Israël. Elke voetstap van een Jood herinnerde aan de uittocht en voerde hem terug tot de geboorte van een volk in de woestijn.”

 

 

Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)

Tommy Wieringa

De Nederlandse schrijver Tommy Wieringa werd geboren in Goor op 20 mei 1967. Wieringa bracht een belangrijk deel van zijn jeugd door op de Antillen. Hij studeerde geschiedenis in Groningen en journalistiek in Utrecht. Hij publiceerde drie romans, alvorens hij in 2005 doorbrak naar een groter publiek met zijn ontwikkelingsroman Joe Speedboot. Dit laatste boek werd genomineerd voor vele prijzen waarvan er enkele toegekend werden.Voor de VPRO schreef hij het scenario voor de korte film ‘Laatste wolf’, uit de serie ‘Goede daden bij daglicht’, en voor de KRO-radio schreef hij verschillende hoorspelen. Journalistiek werk verscheen onder meer in de Volkskrant, Vrij Nederland en Rails. Wieringa is columnist bij de gratis krant De Pers. Eerder verschenen columns van zijn hand onder andere in de Sp!ts en Propria Cures. In de muziekgroep ‘Donskoy’ experimenteerde Wieringa met de combinatie van poëzie en muziek. In het voorjaar van 1998 verscheen de cd ‘Beatnik glorie’. Hij trad onder meer op tijdens de festivals Crossing Border, Winterschrift, Double Talk, De Nachten en Lowlands.

Uit: Joe Speedboot

“Het is een warm voorjaar, in de klas bidden ze voor me omdat ik al meer dan tweehonderd dagen van de wereld ben. Ik heb doorligplekken over mijn hele lichaam en een condoomcatheter om mijn fluit. Dit is het stadium van de coma vigil, legt de dokter mijn ouders uit: ik heb weer een beperkte ontvankelijkheid voor mijn omgeving. Het is goed nieuws, zegt hij, dat ik weer reageer op pijn- en geluidsprikkels. Reageren op pijn is onmiskenbaar een teken van leven.
Ze hangen eindeloos rond mijn bed, pa, ma, Dirk en Sam. Ik hoor ze al wanneer ze de lift uitkomen – een zwerm spreeuwen die de hemel verduistert. Ze ruiken naar olie en schrale tabak, ze hebben nog net de moeite genomen om hun overall uit te doen. Hermans & Zn., voor al uw sloopwerken. De familie Lood om Oud IJzer. Wij slopen autowrakken, fabrieksinstallaties, industriële werktuigen en af en toe een café-interieur als mijn broer Dirk het op z’n heupen krijgt. In Lomark mag Dirk bijna nergens meer in, maar in Westerveld nog wel. Daar scharrelt hij met een meid. Als hij thuis komt ruikt hij naar chemische viooltjes. Je kunt alleen maar medelijden hebben met zo’n griet.
Meestal hebben ze het over het weer, het oude liedje, de handel is slap en dat komt door het weer, maakt niet uit wat voor weer het is. Dan vloeken ze, eerst pa, dan Dirk en Sam. Dirk haalt zijn neus op en in zijn mond zit nu een rochel. Hij weet niet waar hij ermee naartoe moet zodat hij hem moet doorslikken – en hup, daar gaat ie al.
Maar sinds kort is er meer aan de hand in Lomark dan het weer. Sinds ik er een tijdje tussenuit ben is het trapgevelpand van de familie Maandag verwoest door een verhuiswagen en schrikt iedereen zich om de zoveel tijd een ongeluk door een enorme ontploffing ergens. Deze dingen schijnen te maken te hebben met een jongen die Joe Speedboot heet. Hij is nieuw in Lomark, ik heb hem nog nooit gezien.
Ik spits mijn oren wanneer het over Joe Speedboot gaat – hij klinkt als een goeie als je het mij vraagt, maar niemand vraagt mij wat. Ze weten zeker dat Speedboot die bommen maakt. Niet dat ze hem ooit hebben betrapt bij het maken van zo’n ding, maar voordat hij er was waren er nooit ontploffingen in Lomark en nu opeens wel.”


Tommy Wieringa (Goor, 20 mei 1967)