José Saramago, Craig Arnold, Anton Koolhaas, Renate Rubinstein

De Portugese schrijver José Saramago werd geboren op 16 november 1922 in het dorpje Azinhaga in de provincie Ribatejo. Zie ook alle tags voor José Saramago op dit blog.

 

Uit: De Stad Der Blinden (Vertaald door Harrie Lemmen)

“De blinden stonden allemaal met hun gezicht naar de deur te wachten tot ze de voetstappen van hun metgezellen hoorden. Maar wat ze ineens hoorden was niet dat, het leek eerder of ze renden, als dat kunststukje mogelijk was voor mensen die niet konden zien waar ze hun voeten neerzetten. En toch zou je het niet anders kunnen noemen toen ze hijgend bij de deur aankwamen.
Wat zou er gebeurd zijn dat ze zo hebben gerend? Maar de drie wrongen zich al tegelijk naar binnen om het onverwachte nieuws te brengen. ‘We mochten het eten niet meenemen’, zei één van hen en de anderen herhaalden: ‘Het mocht niet.’
‘Van wie niet, van de soldaten?’ vroeg een stem. ‘Nee, van de blinden.’ ‘Welke blinden? We zijn hier allemaal blind.’ ‘Dat weten we niet’, zei de apothekersassistent, ‘Maar ik denk dat het er van die ene grote groep zijn, de laatste die is aangekomen.’ ‘Maar waarom mochten jullie het eten dan niet meenemen?’ vroeg de oogarts. ‘Tot nu toe hebben we nooit problemen gehad.’ ‘Ze zeggen dat dat afgelopen is, dat wie wil eten voortaan moet betalen.’ Overal in de slaapzaal staken felle protesten op, ‘Dat kan toch niet?’ ‘Ze hebben ons eten afgepakt!’ ‘Stelletje dieven!’ ‘Schandalig, blinden tegen blinden, ik had nooit gedacht dat ik dat nog eens mee zou maken.’ ‘Laten we een klacht indienen.”

 

José Saramago (16 november 1922 – 18 juni 2010)

Lees verder “José Saramago, Craig Arnold, Anton Koolhaas, Renate Rubinstein”

Jan Telouw, Wolf Biermann, Gerhart Hauptmann

De Nederlandse schrijver, fysicus en voormalig politicus voor Democraten 66 Jan Terlouw werd geboren in Kamperveen op 15 november 1931. Zie ook alle tags voor Jan Terlouw op dit blog.

 

Uit: Briefgeheim

“Gooi die vent een steen tegen zijn hoofd.’ Thomas grabbelde om zich heen. Maar in de keurig onderhouden tuin van meneer van Pasen was geen steen te bekennen. Wacht eens, in zijn broekzak. De kei die hij niet tegen de bus had gegooid. Hij haalde hem tevoorschijn. Ze zagen hoe meneer van Pasen Jackie bij een arm pakte en overeind trok. Jackie stribbelde tegen. Nu begon Eva tegen Thomas te praten op een dringende, vlijende toon. Heel vlug praatte ze. ‘Thomas, nu ga je de worp van je leven doen. Je zult hem raken, precies tegen zijn hoofd. Hard en nauwkeurig, Thomas. Ik weet dat je het kunt. Net als toen met de wijzers van de kerktoren.’ Meneer van Pasen trok Jackie door de kamer richting van de tuin. Jackie hield zich vast aan alles binnen handbereik. Thomas had zweet druppels op zijn voorhoofd. ‘En als ik mis?’vroeg hij angstig. ‘Je mist niet, ik weet het. Ik weet dat je het kunt. Nu, Thomas. Het kan ieder moment te laat zijn.’Thomas sprong overeind en deed een stap naar voren. Zijn rechterarm maakte een zwaai naar achteren. Zijn linkerbeen ging van de grond. Zijn pols maakte een soepele, krachtige beweging waaraan je een goede stenengooiers herkent. Laag en strak vloog de kei uit zijn hand, steeg langzaam iets, passeerde de openstaande tuindeuren. Hij raakte meneer van Pasen achter het oor. Zo hard was de steen geworpen dat de man onmiddellijk in elkaar zakte. Nu sprong ook Eva op en rende, gevolgd door Thomas, op het huis toe. Daar had Jackie zich al meester gemaakt van het pistool. ‘We moeten hem direct vastbinden,’ riep Eva. ‘Misschien komt hij zo dadelijk bij, en wat kunnen we dan tegen hem beginnen?’ ‘We hebben immers het pistool,’ zei Thomas. ‘We kunnen helemaal geen pistool afschieten, joh. Kom op, laten we touw zoeken.’ Er begon alweer beweging in meneer van Pasen te komen. Hij streek met zijn hand langs zijn hoofd en mompelde iets. ‘Vlug!’riep Eva. ‘Hij komt al bij.’ ‘Wacht eens.’zei Jackie,’in de gang heb ik een bos elektriciteitsdraden zien liggen.’ Ze legde het pistool op tafel en kwam even later met een dikke rol wit snoer terug. Gedrieën begonnen ze meneer van Pasen als een rollade in te pakken. Ze strekten zijn lichaam langs zijn lichaam en rolden hem en om tot het snoer wel veertig keer om hem heen was gewonden. ‘Die komt niet meer los,’ zei Thomas opgewekt.”

 

Jan Terlouw (Kamperveen, 15 november 1931)

Lees verder “Jan Telouw, Wolf Biermann, Gerhart Hauptmann”

Lucien Rebatet

De Franse schrijver en journalist Lucien Rebatet werd geboren op 15 november 1903 in Moras -en- Valloire, Drôme. Hij bezocht het college van de Paters Maristen in Saint – Etienne en studeerde na een kort verblijf aan de universiteit van Lyon van 1923 tot 1927 aan de Universiteit van Parijs . Daarna vond hij een baan bij een verzekeringsmaatschappij. In 1929 gaf hij zijn beroep op en werd schrijver . Onder het pseudoniem ” François Vinteuil ” (later ” François Vinneuil “) schreef hij muziek- en filmreviews voor het tijdschrift van de Action Française. In 1932 engageerde zijn vriend Pierre Gaxotte hem voor zijn krant “Je suis partout”. Voor Gaxottes krant schreef Rebatet tot aan Operatie Overlord in 1944. Vanaf 1938 trad Rebatet trad op als woordvoerder van de Actie Française en werkte hij nauw samen met Charles Maurras. In januari 1940 moest hij in dienst, hoewel hij op dit moment een pamflet had gepubliceerd waarin hij het nazisme verheerlijkte en wenste dat Frankrijk de oorlog zou verliezen.  In augustus 1944 vluchtte Rebatet naar Sigmaringen, waar Louis – Ferdinand Celine zich al in veiligheid had had gebracht met een aantal vertegenwoordigers van het Vichy –regime. Rebatet werkte daar verder aan zijn romans en vluchtte naar Oostenrijk toen de oorlog eindigde . Daar werd hij in mei 1945 gearresteerd. Hij werd in 1946 naar Frankrijk gebracht en veroordeeld tot de doodstraf. Een jaar later werd de doodstraf weer opgeheven. In 1952 werd Rebatet vrijgelaten uit de gevangenis en een jaar later kon hij als journalist weer aan het werk.Tot het einde van zijn leven bleef Rebatet enthousiast over het fascisme en zijn werk was berucht vanwege zijn anti – semitische tendens. Op de leeftijd van ongeveer 68 jaar overleed Lucien Rebatet op 24 Augustus 1972 in zijn geboortestad. De roman “Les deux étendards” wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd.

 

Uit: Les deux étendards

 “Ma droite est terrible et mon courroux n’aura point de bornes. J’attiserai entre vous, entre vos pères et vos fils, et les fils de vos fils, des querelles sans mobile et sans terme. Je dresserai vos nations les unes contres les autres, comme les fauves du désert et les vautours des rochers. Et la guerre sera sur vos nations, et elle dévorera des millions d’hommes. Et elle frappera les adolescents dans leur fleur et les hommes dans leur force, et ils pourriront par millions, leurs cadavres entassés s’élèveront comme des murailles. Et le fer et le feu disperseront leurs membres, hacheront leur chair, consumeront jusqu’à leurs os. Et leurs mères et leurs frères et leurs épouses ne distingueront pas leurs cendres de la poussière des champs. Et ils lèveront leur face vers moi, en disant : « Seigneur, il n’y avait aucune raison à ce massacre ». Je ferai couler plus de sang que les fleuves ne roulent d’eau à la mer. Les nations en seront noyées et la paix ne renaitra point entre elles. Je ferai passer en elles le vent de ma fureur. Je brandirai l’épée du grand carnage. Le feu tombera du ciel et il jaillira de la mer. Et le feu volera, et le fer rampera, et le feu et le fer voleront et ramperont ensemble. J’exterminerai le bon et le méchant, parce que je veux exterminer le bon et le méchant. Et toute chair saura que moi, l’Eternel, j’aurai tiré mon épée de son fourreau. La guerre anéantira les villes comme elle anéantira les armées. Les villes s’effondreront en poussière et leur sol sera retourné par la charrue de ma violence. Les époux périront par le fer des batailles, et les veuves périront par le feu des villes. Et sur la tombe de leurs pères, les fils pourriront à leur tour. Les vaincus périront de leur défaite et les vainqueurs de leur victoire. Et il y aura plus de cadavres que de cailloux sur la surface de la terre.

Et vous saurez que je suis l’Eternel, votre Dieu.

– Ce n’est pas mal, Michou ; mais ton bon Dieu est encore bénin. Le vrai était beaucoup plus inventif. Il obligeait les pères et les mères à manger leurs petits enfants.”  

 

 

Lucien Rebatet (15 november 1903 – 24 augustus 1972)

Chloe Aridjis, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve

De Engels-Mexicaanse schrijfster Chloe Aridjis werd geboren in New York op 6 november 1971 (en dus niet op 14 november zoals eerder vermeld). Zie ook alle tags voor Chloe Aridjis op dit blog.

 

Uit: Book of Clouds

“When we arrived at the demonstration there were already thousands of people gathered on the west side of the Brandenburg Gate, young couples, old couples, scampering children, punks with dogs, Goths, women with buzz cuts, men in blue overalls — a cross section, looking back, of what West Berlin had been in those days. Most people remained standing but there were also large groups spread out on the pavement, singing and chanting and passing around bottles of beer. Two nights before, we’d heard, a human chain had started to form along the Wall with an aim to cover all 155 kilometers.

On the east side, meanwhile, men in grey uniforms and steel helmets were marching up and down Karl-Marx-Allee. I envisioned dramatic clashes between metal and flesh, order and chaos, homogeny and diversity, but I knew that in real life these clashes were far more abstract. My parents had wanted to take us across the border to show us “a true portrait of Communism” but there had been a mysterious problem with our visas so we’d stayed in the West all week, left to imagine as best we could what life was like on the other side, ever more intrigued by notions of “this side” and “beyond.”

People continued to arrive. The singing and chanting grew louder and I could hardly hear when anyone in my family leaned over to say something, as though on that night our language had been put on hold and German was the only means of communication. But there were other ways of having a voice, and before long we had joined the lengthy chain following the Wall and I found myself clasping the hand of a man with a ponytail and a black leather jacket until one of my brothers insisted on changing places with me. I tried to imagine the thousands of people across West Berlin to whom we would be connected through this gesture of solidarity but the thought was dizzying so I focused instead on the punks playing nearby with their dogs, as they threw what looked like battered tennis shoes, which the dogs would race to retrieve. The punks would then throw the bait in another direction, every now and then missing and hitting someone on the head or shoulder, the sight of which triggered boisterous rounds of laughter.

Twilight came on. Some of the organizers walked through the crowd passing out white candles. A number of people declined and flicked on their lighters instead. Against the sea of lights the Reichstag looked even gloomier and more forsaken and the Brandenburg Gate, with its goddess of Victory and twelve Doric columns, doubly silenced by dusk. Not far from us an old punk with a torch jumped onto the Wall and screamed some words into the East, rabid words, though we couldn’t understand what he was saying. On the other side, my mother told us, invisible eyes would be following his every movement. There didn’t seem to be anyone in the watchtowers across the way yet we imagined men in round caps with cat slit eyes surveying the whole spectacle, ready to pounce should any of us trespass one inch into their territory.”

 

Chloe Aridjis (New York, 6 november 1971)

Lees verder “Chloe Aridjis, Astrid Lindgren, Jonathan van het Reve”

Norbert Krapf

De Amerikaanse dichter, schrijver en vertaler Norbert Krapf werd geboren op 14 november1943 in Jasper, Indiana, een Duitse gemeenschap. Hij studeerde af aan Jasper High School en behaalde een BA in Engels aan St. Joseph ’s College, Rensselaer. Hij behaalde zijn MA Engels aan de Universiteit van Notre Dame en ook zijn Ph.D. in Engelse en Amerikaanse literatuur, met bijzondere aandacht voor de Amerikaanse poëzie. Hij doceerde van 1970 tot 2004 aan de CW Post Campus van de Long Island University, waar hij nu emeritus hoogleraar Engels is. Hij was Poet Laureate van 2003 tot 2007, en gaf leiding aan het CW Post Poëziecentrum. Hij werkte tweemaal in Duitsland als Senior Fulbright professor voor Amerikaanse poëzie, aan de universiteiten van Freiburg en Erlangen-Nürnberg.   Sinds 1976 heeft Norbert Krapf 24 boeken geschreven of bewerkt, waaronder twee vertalingen uit het Duits. Achttien van deze boeken zijn verzamelingen van zijn eigen gedichten, waaronder Somewhere in Southern Indiana: Poems of Midwestern Origins (1993) , Blue-Eyed Grass: Poems of Germany (1997), and Looking for God’s Country (2005) en Bittersweet Along the Expressway : Poems of Long Island (2000) en The Land I Come From (2002).

Southern Indiana

And the hills roll
as they always have
and somewhere in the woods
that bend and wrap around
those hills the bark splits
from the trunk of a shagbark
hickory and a fox squirrel
drops a patter of cuttings
through crisp oversized leaves
as a boy with a shotgun
on his shoulder cocks ears
and trains eyes for a glimpse
of red fur between the parting
of green and at the edge
of the woods where dried
corn rustles in the breeze
Queen Anne’s Lace stands
in jagged profusion
and over these hills
that will always roll
a black chicken hawk
with eyes sharp for
the subtlest gradations
glides in a circle
that will never end

 

Morning Glories

First thing
summer mornings

I would come out
to the porch,
tiptoe down the steps,
pad barefoot
across the grass

stand behind the trellis
and look up to see
how many of her
morning glories
had opened.

They were so blue
and pure, beaded
with dew

as if miniature
gateways to the skies
had swayed open

allowing me
to ramble
into infinity.

 


Norbert Krapf (Jasper, 14 november1943)

José Carlos Somoza, Inez van Dullemen, Timo Berger, Hadjar Benmiloud, Nico Scheepmaker

De Spaanse schrijver José Carlos Somoza werd geboren in Havana, Cuba op 13 november 1959. Zie ook alle tags voor José Carlos Somoza op dit blog.

 

Uit: Zig Zag (Vertaald door Lisa Dillman)

“Exactly six minutes and thirteen seconds before her life took a drastic, horrifying turn, Elisa Robledo was working at something quite ordinary. She was teaching an elective on modern theories of physics to fifteen second-year engineering students. She in no way intuited what was about to happen. Unlike many students, and even a fair few professors for whom the setting proved formidable, Elisa felt more at ease in the classroom than she did in her own home. That was the way it had been at her old-fashioned high school and in the bare-walled classrooms of her university, too. Now she worked in the bright, modern facilities of the School of Engineering at Madrid’s Alighieri University, a luxurious private institution whose classrooms boasted views from the enormous windows overlooking campus, perfect sound from their superb acoustics, and the rich aroma of fine wood. Elisa could have lived there. She unconsciously assumed that nothing bad could happen to her in a place like that.

She couldn’t have been more wrong, and in just over six minutes she would realize that.

Elisa was a brilliant professor who had a certain aura about her. At universities, certain professors (and the occasional student) are the stuff of legend: the enigmatic Elisa Robledo had given rise to a mystery everyone wanted to solve.

In a way, the birth of the Elisa Mystery was inevitable. She was young and a loner; she had long, wavy black hair and the face and body of a model. She was sharp and analytical, and she had a prodigious talent for abstraction and calculation-characteristics that were key in the cold world of theoretical physics, where the principles of science rule all. Theoretical physicists were not only respected, they were revered-from Einstein to Stephen Hawking. They fit people’s image of what physics was all about. Though most people found the field abstruse (if not wholly unintelligible), its champions always made a big splash and were seen as stereotypical, socially awkward geniuses.

Elisa Robledo was not cold at all. She was passionate about her teaching, and she captivated her students. What’s more, she was an excellent academic, and a kind, supportive colleague, always willing to help out in a crisis. On the surface, there was nothing strange about her.”

 

José Carlos Somoza (Havana, 13 november 1959)

Lees verder “José Carlos Somoza, Inez van Dullemen, Timo Berger, Hadjar Benmiloud, Nico Scheepmaker”

Daniël Dee, Johnny van Doorn, Cristina Peri Rossi

De Nederlandse dichter Daniël Dee werd geboren op 12 november 1975 in Empangeni, Zuid-Afrika. Zie ook mijn blog van 12 november 2010 en eveneens alle tags voor Daniël Dee op dit blog.

 

Het ex-effect geen reclame

er zijn mensen die een vlag planten een grens trekken
hun armen spreiden zeggen dit is van mij schieten met scherp

er zijn mensen die met een explosievengordel
een schoolbus betreden omdat in een geschrift zaken staan
als onrein kwaad minder dan varkens in een beloofd hiernamaals
wacht ze dan tweeënzeventig maagden ga er maar aan staan
hoewel dat laatste verkeerd vertaald is vanuit het aramees
het moest zijn tweeënzeventig rozijnen – ook lekker maar anders

er zijn mensen die andere mensen uitkleden
op elkaar stapelen en met de duimen omhoog
zichzelf ernaast laten fotograferen

en ze zijn allemaal volwassen en misschien ik dan morgen wel
voor nu heb ik een geheime steen een schimmenspel
een verwrongen lachspiegel voor de wereld
en een verwrongen zelfbeeld dat ik koester

een biologische mutant van mijn ouders
met uitwendig adamantiumskelet maakt strelen
tot scheren schuimbekkend onder mijn schedeldak
ik zwijg weet niets van mijn verleden mijn voorouders
struin zoek verscheur als een steppewolf en huil bela huil
naar onze lunakinderen van wat had kunnen zijn

die keer in het restaurant hoe vertederd ik was
toen jij kip bij de tandoori wilde

volwassen met mes en vork volwassen oppassen
eerst links lunatic dan rechts maar de kanker
kwam van binnenuit volwassen smoelwassen

alle herinneringen moeten geboekstaafd dat is het enige wat rest

hoe je half wild (in je ondergoed) half danste om het vuur (een heksenketel)
en ik de as de hele nacht in je onmogelijke haar rook

volwassen liefde is geen onmogelijke liefde
volwassen liefde is geen onstuimige liefde

zomeroogsten geen zee van bitterheid
een gewenst kind een gewenste geliefde


de voorlopige uitkomst van mijn levenssom een leeg bed

kras een x op mijn borst het ex-effect in mij huist die verwarde oude man
hij heeft de plek ingenomen van het geluk

 

Daniël Dee (Empangeni, 12 november 1975)

Lees verder “Daniël Dee, Johnny van Doorn, Cristina Peri Rossi”

Bij Sint Maarten, Hans Magnus Enzensberger

Bij Sint Maarten

 

Sint-Maarten, Sint-Maarten

Sint-Maarten, Sint-Maarten
De koeien hebben staarten
De varkens hebben oren,
Daar zijn ze mee geboren.
De ossen hebben horens
De kerken hebben torens
De torens dragen klokken
De meisjes dragen rokken
De jongens hebben broeken aan
Daar komt sintemaarten aan

 

El Greco, Sint Maarten en de bedelaar, 1597/1599

 

Sankt Martin

Sankt Martin, Sankt Martin,
Sankt Martin ritt durch Schnee und Wind,
Sein Roß, das trug ihn fort geschwind.
Sankt Martin ritt mit leichtem Mut,
Sein Mantel deckt’ ihn warm und gut.

Im Schnee saß, im Schnee saß,
Im Schnee, da saß ein armer Mann,
Hatt Kleider nicht, hatt Lumpen an.
“O helft mir doch in meiner Not,
Sonst ist der bitt’re Frost mein Tod!”

Sankt Martin, Sankt Martin,
Sankt Martin zog die Zügel an,
Sein Roß stand still beim armen Mann.
Sankt Martin mit dem Schwerte teilt
Den warmen Mantel unverweilt.

Sankt Martin, Sankt Martin,
Sankt Martin gab den halben still:
Der Bettler rasch ihm danken will
Sankt Martin aber ritt in Eil
Hinweg mit seinem Mantelteil.

 

Jacob van Oost de Oudere (1603 – 1671), Sint Martin

Lees verder “Bij Sint Maarten, Hans Magnus Enzensberger”

Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Kurt Vonnegut, Nilgün Yerli

De Roemeense dichter en schrijver Mircea Dinescu werd geboren op 11 november 1950 in Slobozia. Zie ook mijn blog van 11 november 2010 en eveneens alle tags voor Mircea Dinescu op dit blog.

 

A Letter to Mother

You’re telling me the rats have nibbled the church down to its roots,
oh my sad mother,
but even so our faith is more a matter
of bread and wine.
If only the oat plants wouldn’t get
into the bed of my sister who’s run to the fields,
if only the singer banished among bulrushes wouldn’t run wild . . .
over the death combing your hair,
over the entrails of fire
storks are passing like a leukaemia of stars.

 

Fishes

The visages of gods have long since withdrawn
to the labels on tins.
Only the hosts of elders still abide
to watch a made-up church through pouring rain
alongside the delicate sunflower machinery
left to whir on the mound for ever and ever.

We huddle next to cattle in the pastures
and elegant steamers
the nerves of the sea can no longer put up with
seem to be floating through green fields leaving
nothing but oil slicks and the flotsam of parties.

And thus like frightened fishes
beneath the gently rolling paradise
we keep watch for the rope
going to hoist us on deck by and by.

But never mind:
another world sails by
past yet another world
and they don’t touch each other.

 

Vertaald door Florin Bican


Mircea Dinescu (Slobozia, 11 november 1950)

Lees verder “Mircea Dinescu, Carlos Fuentes, Kurt Vonnegut, Nilgün Yerli”

Friedrich Schiller, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Jacob Cats, Alejandro Zambra

De Duitse dichter en schrijver Johann Christoph Friedrich von Schiller werd geboren op 10 november 1759 in Marbach. Zie ook mijn blog van 10 november 2010 en eveneens alle tags voor Friedrich Schiller op dit blog.

 

Uit: Die Räuber

“Erster Akt. Erste Scene. Franken.

Saal im Moorischen Schloß. Franz. Der alte Moor.

Franz. Aber ist Euch auch wohl, Vater? Ihr seht so blaß.

D. a. Moor. Ganz wohl, mein Sohn, – was hattest du mir zu sagen?

Franz. Die Post ist angekommen – ein Brief von unserm Correspondenten in Leipzig –

D. a. Moor (begierig). Nachrichten von meinem Sohne Karl?

Franz. Hm! Hm! – So ist es. Aber ich fürchte – ich weiß nicht – ob ich – Eurer Gesundheit? – Ist Euch wirklich ganz wohl, mein Vater?

D. a. Moor. Wie dem Fisch im Wasser! Von meinem Sohne schreibt er? – Wie kommst du zu dieser Besorgniß? Du hast mich zweimal gefragt.

Franz. Wenn Ihr krank seid – nur die leiseste Ahnung habt, es zu werden, so laßt mich – ich will zu gelegenerer Zeit zu Euch reden. (Halb zu sich.) Diese Zeitung ist nicht für einen zerbrechlichen Körper.

D. a. Moor. Gott! Gott! was werd’ ich hören?

Franz. Laßt mich vorerst auf die Seite gehn und eine Thräne des Mitleids vergießen um meinen verlornen Bruder – ich sollte schweigen auf ewig – denn er ist Euer Sohn; ich sollte seine Schande verhüllen auf ewig – denn er ist mein Bruder. – Aber Euch gehorchen, ist meine erste, traurige Pflicht – darum vergebt mir.

D. a. Moor. O Karl! Karl! wüßtest du, wie deine Aufführung das Vaterherz foltert! wie eine einzige frohe Nachricht von dir meinem Leben zehn Jahre zusetzen würde – mich zum Jüngling machen würde – da mich nun jede, ach! – einen Schritt näher ans Grab rückt!

Franz. Ist es Das, alter Mann, so lebt wohl – wir alle würden noch heute die Haare ausraufen über Eurem Sarge.

D. a. Moor. Bleib! – Es ist noch um den kleinen kurzen Schritt zu thun – laß ihm seinen Willen! (Indem er sich niedersetzt.) Die Sünden seiner Väter werden heimgesucht im dritten und vierten Glied – laß ihn’s vollenden.

Franz (nimmt den Brief aus der Tasche). Ihr kennt unsern Correspondenten! Seht! den Finger meiner rechten Hand wollt’ ich drum geben, dürft’ ich sagen, er ist ein Lügner, ein schwarzer, giftiger Lügner – – Faßt Euch! Ihr vergebt mir, wenn ich Euch den Brief nicht selbst lesen lasse – Noch dürft Ihr nicht Alles hören.

D. a. Moor. Alles, Alles – mein Sohn, du ersparst mir die Krücke.

Franz (liest). »Leipzig, vom 1sten Mai. – Verbände mich nicht eine unverbrüchliche Zusage, dir auch nicht das Geringste zu verhehlen, was ich von den Schicksalen deines Bruders auffangen kann, liebster Freund, nimmermehr würde meine unschuldige Feder an dir zur Tyrannin geworden sein. Ich kann aus hundert Briefen von dir abnehmen, wie Nachrichten dieser Art dein brüderliches Herz durchbohren müssen; mir ist’s, als säh’ ich dich schon um den Nichtswürdigen, den Abscheulichen« – – (Der alte Moor verbirgt sein Gesicht.) Seht, Vater! ich lese Euch nur das Glimpflichste – »den Abscheulichen in tausend Thränen ergossen;« – Ach, sie flossen – stürzten stromweis von dieser mitleidigen Wange – »mir ist’s, als säh’ ich schon deinen alten, frommen Vater todtenbleich« – Jesus Maria! Ihr seid’s, eh’ ihr noch das Mindeste wisset?

D. a. Moor. Weiter! Weiter!”

 

Friedrich Schiller (10 november 1759 – 9 mei 1805)

Matthias Schweighöfer als Schiller in de gelijknamige Duitse film uit 2005

Lees verder “Friedrich Schiller, Rick de Leeuw, Jan van Nijlen, Arnold Zweig, Jacob Cats, Alejandro Zambra”