Peter Handke, Rafał Wojaczek, Dirk Dobbrow, Henk van Woerden

De Oostenrijkse schrijver Peter Handke werd op 6 december 1942 in Griffen in Karinthië geboren. Zie ook alle tags voor Peter Handke op dit blog.

 

Uit: Die Morawische Nacht

“Da wir uns alle gerade in Porodin oder in den Nachbardörfern aufhielten, verstreut in den Gehöften, fanden wir, des früheren Autors Freunde, Gefährten, ferne Nachbarn, Mitspieler – und jeder einzelne, für jeweils eine Etappe, sein Reisebegleiter –, uns bald zu einer Art Kolonne zusammen, in Autos, auf Fahrrädern, auf Traktoren, und der eine und der andere zu Fuß, womit er querfeldein ebenso schnell vorankam wie die Fahrenden auf den holprigen, immer wieder vom Ziel weg in ein Nirgendwo führenden und dort endenden Wegen.

Freilich hatten auch die Fußgänger, obwohl es zur Leuchtschrift MORAWISCHE NACHT ein bloßer Katzensprung schien, da und dort vor einem unversehens tiefeingeschnittenen Kanal jäh abzubiegen und in der Folge, vor einer undurchdringlichen Wildhecke, gleich ein zweites Mal.

Warum hatte unser Bootsmann gerade die Gegend von Porodin zu seinem Wohnort gemacht? Wir konnten nur rätseln: Die einen meinten, das komme von der balkanweit verbreiteten Geschichte zwischen den Kriegen – es war da immer, wenn nicht Krieg, so »zwischen den Kriegen« gewesen –, wonach in dem Gemeindegebiet ein Hausierer von einem Einheimischen ermordet wurde, worauf das ganze Dorf dafür an jedem Jahrestag Sühne leistete. Andere glaubten, er sei umgesiedelt eher der Morawa wegen, um auf den Fluß zu schauen, vor allem auf dessen schimmernde Biegungen, die eine fl ußauf, die nächste gleich flußab. Und wieder andere mutmaßten, es seien vordringlich die vielen Scheidewege und Kreuzungen in dem großen Dorf gewesen, wo er auf der Terrasse einer der balkanischen Eckbars einfach so dasitzen wollte, in der Ferne die himmelan weidenden Schafe und vor sich den erztrüben Wein”.

 


Peter Handke (Griffen, 6 december 1942)

Lees verder “Peter Handke, Rafał Wojaczek, Dirk Dobbrow, Henk van Woerden”

Karl Ove Knausgård

De Noorse schrijver en vertaler Karl Ove Knausgård werd geboren in Oslo op6 december 1968. De literaire carrière van Knausgård begon in 1998 toen zijn eerste boek Ute av verden gepubliceerd werd. Dit boek werd meteen gelauwerd en Knausgård ontving de Noorse Kritikerprisen. Zes jaar later, in 2004 kwam zijn tweede boek uit, En tid for alt (in het Nederlands vertaald als “Engelen vallen langzaam”). Knausgård probeert in dit boek de verhouding tussen wetenschap en godsdienst te ontdekken aan de hand van bijbelfragmenten. Voor dit boek ontving Knausgård de Sørlandets litteraturpris. Zijn bekendste werk is echter de zesdelige romancyclus/autobiografie Min kamp (2009-2011). Hierin vertelt Knausgård over zijn leven en de relatie met zijn ouders en vrienden. De publicatie van het boek ging echter gepaard met heel wat controverse, enerzijds vanwege de verwijzing naar Mein Kampf van Adolf Hitler, anderzijds vanwege het feit dat Knausgård in zijn boek te pas en te onpas de levens van zijn vrienden en familie (met naam en toenaam) in detail beschrijft.

Uit: Vader (Vertaald door Marianne Molenaar)

“Voor het hart is het leven simpel: het slaat zolang het kan. Dan stopt het. Vroeg of laat, zomaar op een dag, houdt die pompende beweging vanzelf op en stroomt het bloed naar het laagste punt van het lichaam, waar het zich in een kleine poel verzamelt, aan de buitenkant zichtbaar als een donkere, ietwat zachte plek op de steeds witter wordende huid terwijl de temperatuur daalt, de ledematen verstijven en de darmen zich legen. Deze veranderingen gedurende de eerste uren vinden zo langzaam plaats en voltrekken zich met zo’n onverbiddelijkheid dat ze bijna iets ritueels hebben, alsof het leven volgens bepaalde regels capituleert, een soort gentlemen’s agreement waar ook de representanten van het dode zich naar richten, aangezien ze altijd wachten tot het leven zich heeft teruggetrokken voor ze de invasie van het nieuwe landschap inzetten. Maar die is dan ook onherroepelijk. De enorme zwermen bacteriën die zich in het innerlijk van het lichaam verbreiden, kunnen door niets worden tegengehouden. Hadden ze het een paar uur eerder nog geprobeerd, dan zouden ze onmiddellijk op weerstand zijn gestuit, maar nu is alles stil om hen heen en dringen ze steeds dieper door in al dat vochtige en donkere. Ze bereiken de kanalen van Havers, de crypten van Lieberkühn, de eilandjes van Langerhans. Ze bereiken het kapsel van Bowman, de columna van Clarke, de zwarte substantie in het mesencefalon. En ze bereiken het hart. Het is nog steeds intact, maar verstoken van de beweging waar de hele constructie op is afgestemd, heeft het iets wonderlijk uitgestorvens, net een bouwplaats die in alle haast door de bouwvakkers is verlaten: de onbeweeglijke voertuigen die geel oplichten tegen het donkere bos, de barakken die er leeg bij liggen, de wagentjes van de kabelbaan die volgeladen op een rij langs de bergwand hangen.”


Karl Ove Knausgård (Oslo, 6 december 1968)