Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marco Kugel

De Italiaanse schrijver.Andrea De Carlo werd geboren in Milaan op 11 december 1952. Zie ook alle tags voor Andrea De Carlo op dit blog.

Uit: Due di Due (Vertaald door Paula Geldenhuys)

“When I first saw Guido Laremi we were both so skinny and perplexed, so transient in our lives as to stand and look on like bystanders as what was befalling us became part of the past, crushed without a minimal perspective.
My recollection of our first encounter is in fact a reconstruction, made up of details erased and added up and modified to extricate one single episode from the weft of insignificant episodes in which it then belonged.
In this reconstructed recollection I’m standing on the other side of the street, beholding the bustle of boys and girls swarming out of an old, gray building, scarcely contained by a metal railing which runs about ten meters along the sidewalk.
I have my hands in my pockets and the collar of my greatcoat raised and I’m desperately trying to assume a mien of non-belonging in the scene, even though I’ve gone out the same door and done the same tiresome route just a quarter of an hour before.
But I’m fourteen years old and I hate the clothes I’m wearing, I hate my general aspect, and the idea of being here right now.
The throng of young people comes forth like a torrent clogged by logs and emerging boulders; as the railing is cleared it pours into the street and invades it all the way over to my sidewalk.
And almost every face is too pallid or round or long, almost every body too angular or smoothed down, almost every gait lacking in balance, as if the schoolbags they are all carrying in their hands and over their shoulders were too light or heavy.
There is this bottom of active indifference in almost every gaze, in almost every act, which combines with the general dissipation of mechanical energy.
Not that I feel any better than the others: it’s the idea of seeing my defects multiplied one hundredfold that accentuates my uneasiness and reflects it all about”

Andrea De Carlo (Milaan, 11 december 1952)

Lees verder “Andrea De Carlo, Naguib Mahfouz, Marco Kugel”

P. C. Hooftprijs 2013 voor A. F. Th. van der Heijden

P. C. Hooftprijs voor A.F.Th. van der Heijden

 

De Nederlandse schrijver A. F. Th. van der Heijden heeft de P.C. Hooftprijs 2013 gewonnen. Dat heeft de jury van de belangrijkste literaire prijs van Nederland vandaag bekendgemaakt.Deze oeuvreprijs wordt jaarlijks afwisselend toegekend voor proza, essayistiek en poëzie. Aan de prijs is een geldbedrag van 60.000 euro verbonden. A. F. Th. van der Heijden werd geboren in Geldrop op 15 oktober 1951. Zie ook alle tags voor A. F. Th. van der Heijden op dit blog.

Uit: Het Hof van Barmhartigheid

‘Maar er was een zeer zware last van aanwijzingen, verdenkingen, van haar hele gedragingen. Als u mij op de man af vraagt: gelooft u dat ze onschuldig is?, dan kan ik daar met de hand op m’n hart geen antwoord op geven. Ik weet het niet…Het is misschien wel de moeilijkste en zorgelijkste zaak die ik ooit in handen heb gehad.’ ‘Het gerechtshof van Arnhem verdient zijn bijnaam Hof van Barmhartigheid dubbel en dwars,’ had mr. Quispel haar destijds geschreven in antwoord op haar wanhoopsbrief ‘U bent er in hoger beroep drie jaar op vooruitgegaan, van vijftien naar twaalf jaar, wat in de praktijk zal neerkomen op twee jaar eerder vrij. Ik heb mijzelf als strafpleiter niets te verwijten. De extreem zware omstandigheden in acht genomen, de overstelpende bewijslast waarmee zowel u als ik werden geconfronteerd, liet mijn verdediging niets te wensen over. Het was een van de zwaarste zaken uit mijn loopbaan als advocaat.’

(…)

‘Toen schoof de hond langs me. Hij duwde met zijn neus tegen de deur van de berging. De deur ging een beetje open. Ik zag dat hij aanstond. Het zat er zo bij me ingehamerd dat Pekkie niet naar buiten mocht, dat ik roep van: “Pekkie, kom hier!” De sleutel van de achterdeur zat in het slot. De grendel was van de deur. Ik draaide de sleutel om, de deur op slot. Moest weer braken. Ik pakte een papieren zakdoekje uit mijn jaszak. Er viel iets uit mijn zak. Een papiertje. Ik wist niet wat het was, pakte het van de grond. Het lag in de plas bloed. Stak het weer in mijn jaszak. Later bleek dat de kassabon te zijn.’ ‘Ik schiet dus naar die deur toe, en trek ‘m dicht. Ik draai vanzelf de sleutel om. Toen ik voorbij moeke liep, terug naar de keuken, moest ik weer braken. Er kwam wat van dat bittere schuim op mijn lippen. Ik nam een papieren zakdoekje uit mijn jaszak, en daarbij trok ik nog iets mee naar buiten. Iets wits. Het dwarrelde op de grond, in het bloed. Ik raapte het op, zonder erbij na te denken, en stak het weer in mijn zak. Een papiertje. Ik heb het later teruggezien. Er zat een donkere rand van bloed omheen. Het was de kassabon van de dekschalen.’

A. F.Th. van der Heijden (Geldrop, 15 oktober 1951)