De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zie ook alle tags voor Leo Vroman op dit blog.
Verschiet
Droevig is het mateloos verschiet.
Op vele bedden liggen jonge mensen,
in ademloos verdriet, en staren
zonder wensen, door de ramen, in het niet.
Eeuwen wisselen hun klederen en namen,
eeuwig wachten tranenbad en duister,
zij sparen dromen, en hun moegespaard gefluister
verteert haar tederheden als de nachten
gekomen zijn en het zijn de juiste niet.
Wind, waai de luiken toe voor het lichte raam,
de jonge mensen zijn te zoet geschapen,
laat ze vervloeien of hun lot verslapen,
ze zijn tot sterven nog zo onbekwaam.
In tederheid
Brood of honingraat wil mij
de slapen niet meer verwarmen;
enkel de zachte binnenzij
in de witte knik van je armen.
Jouw glimlachen deden het zachte
van de vacht van een wezentje,
vaag, maar niet weg te vagen;
en trippelend als je lachte.
Bij de oogleden, wier dichte zoemen
onder de muizen van mijn handen
tranen tot sterren deden verbranden
waren de rozen haast niet meer bloemen.
Ach hoe wilden wij verwelken,
hoe droevig waren wij beiden –
alsof de dood reeds ‘tik’ zeide
tegen de bladerval der kelken.
Doch wat moesten zij zo levend?
Onze rompen, elk het eigen
sterven toegestevend
verkregen iets varends, maar mist
had het water uitgewist.
Mistig was mij te meer
deze kruisvaart van lijven
door de roep van boot naar boot:
eenmaal, – dan niet weer.
Die boom
Er groeit nog in ons Paradijs
een vreselijke boom.
Zijn stam is grauw, zijn bladgroen grijs:
de boom der kennis van het atoom.
Zijn loverwolk van stof en gas
verduistert onze lucht.
Wij allen ademen de vrucht
van dit verdoemd gewas.
O hadden wij geweten wat
er binnen onze schedel zat
men kroop te elfder stonde
terug over dit levenspad
naar toen de slang nog poten had
en bijbels niet bestonden.
Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)