Simon Vestdijk, Georg Büchner, Miguel Delibes, Arthur Miller, Nel Noordzij, Emanuel Geibel

De Nederlandse schrijver Simon Vestdijk werd geboren in Harlingen op 17 oktober 1898. Zie ook mijn blog van 17 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Simon Vestdijk op dit blog.

Uit: Meneer Visser’s hellevaart

“De gedaante in de hoek, waarmee Visser zich vreemd verbonden voelde, verrees langzaam en strompelde naar het rechterraam, één arm achteruit, alsof ze zich op de lucht steunen wilde. Links, op de vensterbank, zat de jongen met zijn handen aan de spijlen naar buiten te kijken. ‘Vader, daar loopt een hondje tussen die meneer z’n benen,’ – maar niemand antwoordde. Was hij het soms, Willem Visser, die iemand in de weg liep? Was hij naakt? Had hij iets gebroken, iets verzet? Het kon ook de gedaante in de hoek zijn, voor het raam zijn – pas op, straks valt ze eruit!! – die dat gedaan had. Ze was zo mager, dat men gedurig vlak  naast haar keek; met het glas rammelde ze mee, en nu zat ze er ineens helemaal binnenin, zodat men wel door haar heenkijken moest. Ze was ouder dan de apotheek aan de overkant, – maar jonger dan de wolken. ‘Oom, ik ben uw broer, en moeder geeft vader de hik aan jou…’ Boem, boem, tsjing! De muziek, die nu óók in het glas zat, vormde allerlei trillingsfiguren van het fijn glippende zand, dat over het venster heen schoot en het geheel bedekken ging: duizend sterren!… Visser wilde vluchten uit deze wereld die hem benauwde, hij sloeg zijn arm om de gedaante heen, stond op een strand, reed op een dwars over het Schoolplein gespannen touw, – hoorde touwtrekken dan bij een optocht als deze? – voelde onder zich, achter zich, voor zich alweer de gedaante, die, in een te ruim schort meeschommelde, – en ontwaakte plotseling, in een steile zwaai naar het licht toe, met een gevaarlijk schokkend gevoel in zijn onderlijf, terwijl in zijn kaak die eigenaardige trekking zat, die hij kende van nóg vroeger: sluipend, weerbarstig, onontkoombaar, alsof met traag geweld de tanden naar buiten werden gebogen. Hij wist niet op welke van de twee gewaarwordingen hij het meest letten moest. Zijn voorhoofd was klam. Angst even… Onder de dekens kruipen?… Maar reeds toonde de kamer hem het rustig gebloemd behang, waar hij zo vaak overheen was gereisd, ’s ochtends, of op zomeravonden. Alles werd vertrouwd. Hij herkende zichzelf. Zijn ademhaling welbewust overnemend van het gedienstige lijf, vergewiste hij zich met voldoening, dat er niets gebeurd was. Niet eens nodig m’n hand uit te steken, een kramp, niets van betekenis… Ellendig scheurend gevoel altijd. Pijnlijk. Beter bij me houden. Vijf weken al… Verduiveld, nu klopt ’t hart ook weer anders, dat wou ik juist aan Touraine… Eén, twéé, en dan een dof bonzend sprongetje… Toktokbóém… Zou ’t dan tóch niet in orde zijn?… Aambeien niet erg pijnlijk nu, niet zwaar… Droom?…”

 
Simon Vestdijk (17 oktober 1898 – 23 maart 1971)
Standbeeld in Doorn, ontworpen door Jaap te Kiefte

Lees verder “Simon Vestdijk, Georg Büchner, Miguel Delibes, Arthur Miller, Nel Noordzij, Emanuel Geibel”

Mark Gatiss

De Engelse schrijver, acteur en komiek Mark Gatiss werd geboren op 17 oktober 1966 in Sedgefield. Al in zijn jeugd was Gatiss geïnteresseerd in Arthur Conan Doyles ‘Sherlock Holmes’, de werken van HG Wells en de tv-serie Doctor Who. In 1992 publiceerde hij zijn eerste Doctor Who verhaal “Nightshade”, er volgden er nog drie. Ook schreef hij zijn eerste scenario’s en hoorspelen. Als acteur, werd hij in de Engels sprekende wereld bekend door het komische kwartet The League of Gentlemen, waartoe hij behoort, samen met Reece Shearsmith, Steve Pemberton en Jeremy Dyson. Hun programma won in 1997 de Perrier Award op het Edinburgh Festival Fringe. In hetzelfde jaar ontstond een komische radio-serie, “The League of Gentlemen” en twee jaar later ontstond een tv-serie. In 2005 kwam de film The League of Gentlemen’s Apocalypse als een spin-off van de tv-serie in de bioscopen. In de BBC-miniserie Jekyll speelde hij in 2007 de schrijver Robert Louis Stevenson.  Samen met Moffat, ontwikkelde hij het concept van de succesvolle BBC TV-serie Sherlock, waarin ze Arthur Conan Doyle ‘verhalen overbrengen naar de moderne tijd. Naast Benedict Cumberbatch en Martin Freeman speelt hij sinds het begin van de reeks Sherlock Holmes’ broer Mycroft Holmes. Hij werkte ook als uitvoerend producent en schreef eerder voor elk seizoen zijn eigen scenario (The Great Game, De Hond van de Baskervilles en De lege doodskist). Sinds 2014 is Gatiss te zien in de tv-serie Game of Thrones, waarin hij Tycho Nestoris speelt. In verband met Doctor Who en de League of Gentlemen heeft Mark Gatiss verschillende boeken gepubliceerd. In 2004 publiceerde hij de eerste Lucifer Box roman Namens “The Vesuvius Club”.De trilogie werd voortgezet met “The Devil In Amber en eindigde met “Black Butterfly”.

 Uit: The Vesuvius Club

“I have always been an appalling judge of character. It is my most beguiling virtue.
What, then, did I make of the Honourable Everard Supple whose likeness I was conjuring on to canvas in my studio that sultry July evening?
He was an imposing cove of sixty-odd, built like a pugilist, who had made a fortune in the diamond mines of the Cape. His declining years, he’d told me during the second sitting – when a client begins to thaw a mite – were to be devoted entirely to pleasure, principally in the gaming houses of the warmer and naughtier parts of Europe. A portrait, in his opinion (and his absence), would be just the thing to hang over the vast baronial fireplace in the vast baronial hall he had recently lavished a hundred thou’ upon.
The Supples, it has to be said, were not amongst the oldest and most distinguished families in the realm. Only one generation back from the Honourable Everard had been the less than honourable Gerald who had prospered only tolerably in a manufactory of leather thumb-braces. Son and heir had done rather better for himself and now to add to the title (of sorts) and the fake coat of arms being busily prepared across town he had his new portrait. This, he told me with a wheezy chuckle, would convey the required air of old-world veracity. And if my painting were any good (that hurt), perhaps I might even be interested in knocking up a few carefully aged canvases of his ancestors?
Supple blinked repeatedly, as was his habit, one lid lingering over his jade-irised glass eye (the left one) as I let myself imagine him tramping into the studio in doublet and hose, all in the name of family honour.
He cleared his throat with a grisly expectoration and I realized he’d been addressing me. I snapped out of my reverie and peeped around the side of the canvas. I’ve been told I peep rather well.”

 
Mark Gatiss (Sedgefield.17 oktober 1966)

Tom Rachman

Onafhankelijk van geboortedata

De Engelse schrijver Tom Rachman werd geboren in Londen in 1974 en groeide op in Vancouver, Rachman studeerde film aan de Universiteit van Toronto, daarna journalistiek aan Columbia University in New York. In 1998 trad hij toe tot de Associated Press als een desk editor buitenland in New York, werd toen correspondent in Rome in 2002. Hij schreef artikelen vanuit o.a. India, Turkije, Japan, Zuid-Korea, Sri Lanka, Egypte, België, Groot-Brittannië. Van 2006 tot 2008 was hij redacteur bij de International Herald Tribune in Parijs. Zijn artikelen verschenen in The New York Times, The Wall Street Journal, The Guardian, Slate en en The New Statesman. Hij woont in Londen. Tom Rachman publiceerde twee romans, “The Rise & Fall of Great Powers” (2014) en “The Imperfectionists” (2010), een internationale bestseller, die is vertaald in 25 talen.

Uit:The Imperfectionists

“Lloyd shoves off the bedcovers and hurries to the front door in white underwear and black socks. He steadies himself on the knob and shuts his eyes. Chill air rushes under the door; he curls his toes. But the hallway is silent. Only high-heeled clicks from the floor above. A shutter squeaking on the other side of the courtyard. His own breath, whistling in his nostrils, whistling out.
Faintly, a woman’s voice drifts in. He clenches his eyelids tighter, as if to drive up the volume, but makes out only murmurs, a breakfast exchange between the woman and the man in the apartment across the hall. Until, abruptly, their door opens: her voice grows louder, the hallway floorboards creak – she is approaching. Lloyd hustles back, unlatches the window above the courtyard, and takes up a position there, gazing out over his corner of Paris. She taps on his front door.
“Come in,” he says. “No need to knock.” And his wife enters their apartment for the first time since the night before. He does not turn from the window to face Eileen, only presses his bald knees harder into the iron guardrail. She smoothes down the back of his gray hair. He flinches, surprised to be touched.
“Only me,” she says.
He smiles, eyes crinkling, lips parting, inhaling as if to speak. But he has no reply. She lets go.
He turns finally to find her seated before the drawer where they keep old photographs. A kitchen towel hangs from her shoulder and she wipes off her fingers, damp from peeled potatoes, dishwashing liquid, diced onions, scented from mothballed blankets, soil from the window boxes – Eileen is a woman who touches everything, tastes all, digs in. She slips on her reading glasses.
“What are you hunting for in there?” he asks.
“Just a picture of me in Vermont when I was little. To show Didier.” She rises, taking a photo album with her, and stands by the front door. “You have plans for dinner, right?”

 
Tom Rachman (Londen, oktober 1974)