Ada Cambridge

De Australische dichteres en schrijfster Ada Cambridge werd geboren op 21 november 1844 in St Germans, Norfolk als tweede kind van Thomasine en Henry Cambridge, een herenboer. Zij werd opgeleid door gouvernantes, een ervaring die zij verafschuwde. Het was in feite een ongetrouwde tante die het meest heeft bijgedragen aan haar intellectuele ontwikkeling. Op 25 april 1870 trouwde zij met dominee George Frederick Cross en een paar weken later vertrok zij met haar man naar Australië, waar zij 30 jaar zouden blijven. Zij beschrijft hun ervaringen in “Thirty Years in Australia”. Cambridge leidde in eerste instantie het typische leven van een hardwerkende vrouw van een geestelijke op het platteland, maar haar gezondheid ging achteruit, om een aantal redenen, waaronder een bijna-fatale miskraam en ernstig ongeluk, maar zij bleef wel schrijven. In 1893 verhuisden zij en haar man verhuisde naar hun laatste parochie, Williamstown, in de buurt van Melbourne, en bleven daar tot 1909. In 1913 keerden zij terug naar Engeland, waar Cambridge bleef wonen tot zijn dood op 27 februari 1917. Daarna keerde zij naar Australië terug. Terwijl Cambridge begon te schrijven in de jaren 1870 om geld te verdienen waarmee zij haar kinderen kon ondersteunen, omspant haar carrière een periode vanaf 1865 toen “Hymns on the Litany” verscheen tot 1922, met het artikel ‘Nightfall’ in Atlantic Monthly. In 1875 verscheen haar eerste roman “Up the Murray” verscheen in de “Australasian” maar pas in 1890 met de publicatie van “A Marked Man”vestigde zij haar naam als schrijfster. Ondanks regelmatige goede recensies, waren er velen die haar bekritiseerden omdat zij niet schreef in de literaire traditie van die tijd. Zij was de eerste president van de Women Writers Club en had veel vrienden in de literaire wereld, waaronder Grace ‘Jennings’ Carmichael, Rolf Boldrewood, Ethel Turner en George Robertson. In 2005 werd de Ada Cambridge Prize in het leven geroepen die wordt toegekend voor het beste biografische verhaal van een lokale volwassen schrijver.

Faith

And is the great cause lost beyond recall?
Have all the hopes of ages come to naught?
Is life no more with noble meaning fraught?
Is life but death, and love its funeral pall?
Maybe. And still on bended knees I fall,
Filled with a faith no preacher ever taught.
O God — MY God — by no false prophet wrought —
I believe still, in despite of it all!

Let go the myths and creeds of groping men.
This clay knows naught — the Potter understands.
I own that Power divine beyond my ken,
And still can leave me in His shaping hands.
But, O my God, that madest me to feel,
Forgive the anguish of the turning wheel!

 

The Dawn Of God’s Sabbath

The dawn of God’s dear Sabbath
Breaks o’er the earth again,
As some sweet summer morning
After a night of pain;
It comes as cooling showers
To some exhausted land,
As shade of clustered palm trees
’Mid weary wastes of sand.

Lord, we would bring for offering
Though marred with earthly soil,
Our week of earnest labor,
Of useful daily toil;
Fair fruits of self denial,
Of strong, deep love to Thee,
Fostered by Thine own Spirit
In our humility.

And, we would bring our burden
Of sinful thought and deed,
In Thy pure presence kneeling,
From bondage to be freed;
Our heart’s most bitter sorrow
For all Thy work undone;
So many talents wasted!
So few bright laurels won!

And with that sorrow mingling,
A steadfast faith, and sure,
And love so deep and fervent,
That tries to make it pure;
In His dear presence finding
The pardon that we need;
And then the peace so lasting,
Celestial peace indeed!

 
Ada Cambridge (21 november 1844 – 19 juli 1926)

Sheema Kalbasi , Nadine Gordimer, Viktoria Tokareva, Thomas Chatterton, Don DeLillo, Zinaida Hippius

De Iraanse dichteres, vertaalster en mensenrechten-advocate Sheema Kalbasi werd geboren op 20 november 1972 in Teheran. Zie ook alle tags voor Sheema Kalbasi op dit blog.

 

Middle East

I dreamt that I was innocent
my naked skin
in touch with reality
and my soul was in search
to hear your -worldly- murmur: Peace

I offered you my love
wrapped in honesty
(pure to catch up with you)
shrunk with disbelief

I -asking you: Know me

with your gorgeousness
as you played with the waves
breaking one after another
taking them into your hands
touching them one after another

I wanted to be called with your name: just

what color was Peace?
the one you chose to paint me?
the one you narrowed into my heart and nested in my grave,
what color was it?

I am longing in my grave
to receive the flowers
with your hand written note: rest-in-peace- Middle East

 

5.7

I don’t care if you are you and I am I. I am not some exotic flower. Whatever coat you have on, I will put it on to warm me… and the shoes however small… I will walk in them to balance our height difference. You don’t need to convert for me; I have already converted to you. You see I never had a religion to begin with. I was born naked from all religions but your love.

I know that was not the point. I know there is no conversion. There is no coat, no balance, no shoes but the naked truth of me finding you first, not you finding me. You, whom will never know who I was when I was sitting on the white sheets.

Y o u, not b e s i d e m e.

And the words that are already written. The words that are already said, are already felt, and are already gone.

And I try to take them back into my empty bowl of hands. To put my hands on the chest. The chest into rest. The rest in to the heart. The beat back to the soul. The soul, back to what it was before you.

Alas! I am 5.7

 

 
Sheema Kalbasi (Teheran, 20 november 1972)

Lees verder “Sheema Kalbasi , Nadine Gordimer, Viktoria Tokareva, Thomas Chatterton, Don DeLillo, Zinaida Hippius”

Scott Cairns, Sharon Olds, Mark Harris, Karel van den Oever, Christoph Wilhelm Aigner, Alan Tate

De Amerikaanse dichter, librettist en essayist Scott Cairns werd geboren op 19 november 1954 in Tacoma, Washington. Zie ook alle tags voor Scott Cairns op dit blog.

 

Imperative

The thing to remember is how
Tentative all of this really is.
You could wake up dead.

Or the woman you love
Could decide you’re ugly.
Maybe she’ll finally give up
Trying to ignore the way
You floss your teeth as you
Watch television. All I’m saying
Is that there are no sure things here.

I mean, you’ll probably wake up alive,
And she’ll probably keep putting off
Any actual decision about your looks.
Could be she’ll be glad your teeth
are so clean. The morning could
be full of all the love and kindness
you need. Just don’t go thinking
you deserve any of it.

 

Possible Answers to Prayer

Your petitions—though they continue to bear  
just the one signature—have been duly recorded.  
Your anxieties—despite their constant,

relatively narrow scope and inadvertent  
entertainment value—nonetheless serve  
to bring your person vividly to mind.

Your repentance—all but obscured beneath  
a burgeoning, yellow fog of frankly more  
conspicuous resentment—is sufficient.

Your intermittent concern for the sick,  
the suffering, the needy poor is sometimes  
recognizable to me, if not to them.

Your angers, your zeal, your lipsmackingly  
righteous indignation toward the many  
whose habits and sympathies offend you—         

these must burn away before you’ll apprehend  
how near I am, with what fervor I adore
precisely these, the several who rouse your passions.

 

 
Scott Cairns (Tacoma, 19 november 1954)

Lees verder “Scott Cairns, Sharon Olds, Mark Harris, Karel van den Oever, Christoph Wilhelm Aigner, Alan Tate”

Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo

De Nederlandse dichter en schrijver Joost Zwagerman werd geboren in Alkmaar op 18 november 1963. Zie ook alle tags voor Joost Zwagerman op dit blog.

Uit: Chaos en Rumoer

“En er veranderde niets. Je blééf slap en laf en bang – met dit verschil dat aan de andere kant van de lijn iemand aan je stem kon horen hoe slap en laf en bang je was. Een antwoordapparaat leek het perfecte redmiddel. Maar vrijwel iedereen die een boodschap insprak, eindigde met het verzoek om terug te bellen. Zo schoot je nóg niets op. Als het aan hem had gelegen, waren Karin en hij indertijd telefoonloos gaan samenwonen. Maar kennissen hadden hem bezworen dat je dat een vrouw niet kon aandoen.
Uiteindelijk bleek Otto’s bekentenis over zijn beschamende improductiviteit toch nog ergens goed voor te zijn, want Karin en hij bereikten een compromis inzake de telefoon. Het toestel ging niet de deur uit – dat weigerde Karin – maar wel vroegen zij een geheim nummer aan. Verder annuleerde Karin namens Otto, die zich al drukbezet en geclaimd voelde met één afspraak in het verschiet, de twee lezingen die hij had staan voor de komende maanden. Zo vielen ook de laatste drukkende verplichtingen weg, en Otto had goede moed dat het schrijven alsnog zou gaan lukken.
Maar toen de telefoon stil bleef en zijn agenda bevrijdend leeg was, begon hij zich te ergeren aan het zoemen van de ventilator in zijn computer. Bovendien was het licht in zijn werkkamer niet goed.
Tussen tien en twaalf uur viel een hinderlijke streep ochtendlicht diagonaal over zijn tafelblad en ’s middags scheen de zon vol op het raam. Zo zou het niemand lukken iets van belang te schrijven. En hij moest ook nodig een nieuwe bureaustoel.
Otto bevestigde een donkerblauw rolgordijn voor het raam. Nu kwam er een onheilspellende duisternis in zijn werkkamer te hangen. Dat was ook weer niet de bedoeling. Hij kocht tweedehands lamellen. Maar die maakten een hinderlijk flappend geluid wanneer het tochtte in huis.”

 


Joost Zwagerman (Alkmaar, 18 november 1963)

Lees verder “Joost Zwagerman, Toon Tellegen, Joost Oomen, Klaus Mann, Seán Mac Falls, Richard Dehmel, Eugenio Montejo”

Thomas Möhlmann

De Nederlandse dichter en schrijver Thomas Möhlmann werd geboren in Baarn op18 november 1975. Möhlmann studeerde moderne Nederlandse letterkunde in Amsterdam. Hij is gastredacteur van de Avonden van dichtcentrum Perdu en medewerker van het poëzietijdschrift Awater. Ook werkt Möhlmann voor het Nederlands Letterenfonds. Verder is Möhlmann redacteur van Poetry International Web en Lyrikline. Als docent Creative Writing is hij verbonden aan de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem.Möhlmann was medeoprichter van poëzietijdschrift ‘Zanzibar’ en de website Literair Nederland. Hij trad op bij Crossing Border, het Poëziecircus, Lowlands en De Nacht van de Poëzie. Zijn debuutbundel uit 2005, “De vloeibare jongen”, werd bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs. In 2009 volgde de tweede bundel “Kranen open”. Gedichten van zijn hand verschenen onder andere in Het liegend konijn, Nymph, Bunker Hill, Tzum en Die Aussenseite des Elementes (tweetalig).

 

Hij is de man

Hij vouwt bootjes van zijn dromen, blaast zachtjes
om niemand wakker te maken hun papieren zeilen
vol en kijkt ze zachtjes zachtjes na tot uit het raam

hij houdt als de ochtend aan komt rollen de kozijnen
en de lijsten rond de foto’s op hun plaats en wacht
tot alles bedaart en iedereen aan het ontbijten slaat

hij houdt de hele dag de kleine en de grote wijzer
aan de praat, hij houdt de straat tot het schemeren gaat
in de gaten, als een jas passen hem de gang en de wanden

als een spijker hangt aan hem het huis

hij is de man die ’s nachts de vuilniszakken leegt
de lepels in de la legt, de grote en de kleine
jassen aan de kapstok aan hun lusjes hangt.

 

Kranen open

Voor het eerst sinds hij hier zit
neemt hij zijn handen voor zijn ogen weg
neemt hij met de rand van zijn rechtermouw
het vocht van zijn gladde voorhoofd af

er trekt een rimpeling over en in
het water buiten het licht binnen

een muntje in zijn herinnering
in zijn kamer met uitzicht voor

het eerst sinds hij hier zit zoeken losse vormen
hun eigen huid weer op de een keert terug
als kast de ander als koffer als knie

voor het eerst telt hij het aantal gaten
waardoor van onderaf helemaal bovenaan kop
en staart van een van zijn veters elkaar vinden

 

 
Thomas Möhlmann (Baarn, 18 november 1975)

Pauline Genee

De Nederladse schrijfster Pauline Genee werd geboren op 18 november 1968 in Heemskerk. Zij volgde het Pius-X-College in Beverwijk. Na een studie Frans en Russisch werkte Genee in verschillende functies bij Buitenlandse Zaken. Ook volgde zij de vierjarige opleiding van Schrijversvakschool Amsterdam in de richting proza. Sinds 2011 combineert ze het schrijven met werk als freelancer. Haar verhaal ‘Russische stilte’ werd in Tirade gepubliceerd. Haar romandebuut “Duel met paard” verscheen in 2014.

Uit: Duel met paard

“Weinig schoft, een lage staartinzet, de zwaanachtige hals van een arabier: kenners zouden in het dier een Orlov-draver hebben herkend. Een Russisch sledepaard, zeer geschikt voor de lange afstand, elegant op zijn snelle, gespierde benen. Expressieve ogen in een groot, edel hoofd.
Het publiek dat op de binnenplaats om het dier samendromde, zag niks geen Russisch raspaard. Wat voor draver? Voor hen stond een heel gewoon dier, mooi dofglanzend in zijn vacht, dat wel, maar verder: niets bijzonders. Een Berlijns rijtuigbeest, de stad wemelde ervan. Was dit hem nou?
De dames en heren die de binnenplaats van Griebenowstrasse 10 op liepen kwamen niet voor een stamboekoverzicht. Zij hadden het middagblad gelezen een paar dagen geleden. ‘Berlijns eigen wonderpaard! Exclusief in de Allgemeine!’ De krantenjongen had de kop luid over de Friedrichstrasse geschald. In de cafés was het dier boven de bierpullen over de tong gegaan. In de Zionskirche was er tot op de voorste banken over gefluisterd – zelfs tijdens de preek. En in korte tijd nam het verhaal zulke fantastische proporties aan dat niemand meer wist wat te geloven.
Het was zaak zelf te gaan kijken.
Op de binnenplaats, voor zijn getimmerde stalhok, stond het paard verveeld aan zijn strootjes te knabbelen. Voor wie niet beter wist, verschilde het in niets van de duizenden viervoeters die dag na dag hun vrachtjes door de stad trokken: de bierwagen van Aschinger’s Bierquelle, de melkkar, de overvolle omnibus. Geduldig deden de Berlijnse paarden hun werk, hun dienstbaarheid leek wel aangeboren en protesteren deden ze nooit, al zag wie goed keek hun loom schuddende hoofden soms bedenkingen aantekenen: bij het groeiend aantal automobielen in de stad . hinderlijk, dat ronkend gespuis voor je benen. En die elektrische trams — sinds kort met bovenleidingen uitgerust, dat gaf flitsen waar je vreselijk van kon schrikken. Wat was er mis met stoom. en accuaandrijving? Waar waren al die nieuwigheden voor nodig?”

 
Pauline Genee (Heemskerk, 18 november 1968)

Joost van den Vondel, Auberon Waugh, Dahlia Ravikovitch, Rebecca Walker, Christopher Paolini, Max Barthel, Pierre Véry

De Nederlandse dichter en schrijver Joost van den Vondel werd geboren op 17 november 1587 in Keulen. Zie ook Zie ook alle tags voor Joost van den Vondel op dit blog.

 

Op de Vijf Zinnen

’t Misbruik der zinnen werkt in ’t einde pijn en smart,
Doch ’t redelijk gebruik vernoegt des mensen hart;
Dat ’s aardse zaligheid. Wie wenst hier groter goed,
Als, in ’t gezonde lijf, een gans vernoegd gemoed?

HET GEZICHT.

De blinde, die weleer aanschouwde ’t lieve licht,
Kan tuigen, wat het zij te missen het gezicht,
Te wroeten, als de mol, in duisternisse en dromen.
De blinde is hallef dood; men leeft door ’t oog volkomen.

HET GEHOOR.

Het redelijk begrijp, in ons het Godlijk deel,
Veroorzaakt tussen mens en dier een groot verscheel;
Maar och! wat zou het zijn, ontbeerden wij de spraak?
En nog waar beide niet, zo ons ’t gehoor ontbraak’.

DE REUK.

D’ ontloken rode roos heeft niet dan blad en kleur,
Bij reukeloze neus, niet snuffende de geur;
De reuk des geurs verkwikt het kwijnend hart des zieken,
En bindt aan ’t lijf de ziel, die vlug was met haar wieken.

DE SMAAK.

De smakeloze tong wordt met geen lust gevoed,
Zij weet van wrang noch zout, noch bitterheid, noch zoet.
De zoete saus is smaak, al schafte zelf Jupijn;
Want, waar de smaak ontbreekt, daar kan niet lekkers zijn.

HET GEVOEL.

’t Gevoelen is de min, waar naar het alles jankt.
Het kittelt zelf Jupijn, zodat hij ’t zich bedankt.
Men neem ’t gevoelen weg, zo treurt het welig wicht,
Met fakkel zonder vlam, met koker zonder schicht.

 

 
Joost van den Vondel (17 november 1587 – 5 februari 1679)
Portret door Jan Lievens, 1660

Lees verder “Joost van den Vondel, Auberon Waugh, Dahlia Ravikovitch, Rebecca Walker, Christopher Paolini, Max Barthel, Pierre Véry”

Guido van Heulendonk

De Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk (pseudoniem van Guido Beelaert) werd geboren in Eeklo op 17 november 1951. Hij schrijft romans, verhalen en essays. Terugkerend thema in zijn werk is het noodlot en de (vaak negatieve) gevolgen die toevallige omstandigheden kunnen hebben op het leven, de maatschappelijke positie en relaties van de personages in zijn verhalen. Na een studie Germaanse filologie aan de Universiteit Gent was van Heulendonk werkzaam als docent Engels en Nederlands. Later doceerde hij Engels aan het Gentse Provinciaal Instituut voor Hoger Onderwijs. In 1983 werd in het Nieuw Vlaams Tijdschrift voor het eerst een verhaal van Heulendonk gepubliceerd, met de titel “Het vierde woord”. Ruimere bekendheid verwierf hij twee jaar later, na het verschijnen van zijn eerste roman “Hoogtevrees”, waarvoor hij een aanmoedigingsprijs van de Provincie Oost-Vlaanderen ontving. Ook werd de roman voor de BRT verfilmd. Voor zijn roman “Paarden zijn ook varkens” ontving van Heulendonk in 1996 de De Gouden Uil Literatuurprijs in de categorie fictie.

Uit: Paarden zijn ook varkens

“Aan Bottelaers oog flitste een tv-fragment voorbij, een kunstprogramma dat allang was opgedoekt: iemand met een baard en een pijp liep door het Gentse stadscentrum, een bandopnemer aan een riem om de schouder, via een lange buis hield hij een microfoon bij zijn stappende voeten. Later zou de opname naar een stad in Amerika worden gestuurd (was het New York?), en daar ingebouwd worden in een of andere happening. Akoestische transplantatie van een Europese stadswandeling.
‘Wat vind je ervan? vroeg Helena.
Schitterend, zei hij.
Ze legde haar hand op zijn arm, drukte.
‘Wil je meewerken?’
Bottelaer keek naar haar vingers, registreerde de aanraking, zijn hart voelde alsof hij te bruusk in een heet bad was gestapt.
Met alle plezier, zei Als 2e dat wenste zou hij drie weken lang de hondenpoep van de Vrijdagmarkt schrapen. Nee, niet lachen, dat meende hij. Trouwens: hij nam aan dat er geen beperkingen waren wat de aard van de voorwerpen betrof?
Nee, alles kon, zei Helena. Als er maar een reden, een bewuste uitverkiezing was. Iets wat het object onherroepelijk aan de tijdruimte verbond. Gent-onder-haar-afwezigheid belichamen, samenvatten in materie, daar ging het om.
Ze houdt van mij, dacht Bottelaer. Als dit niet betekent dat ze van rne houdt, dan weet ik er niets meet van. Hij had zin om te roepen, zag moéddzins hoog afgetekend tegen een helblauwe lucht. Hij hield de kelner staande en bestelde twee sherry’s: om te klinken op het project, zei hij.”

 
Guido van Heulendonk (Eeklo, 17 november 1951)

Archibald Lampman

De Canadese dichter Archibald Lampman werd geboren op 17 november 1861in Morpeth, Ontario. Lampman stamde uit een van oorsprong Nederlandse familie, die tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog het Amerikaanse Pennsylvania verliet en zich vestigde in Ontario. Zijn vader was een Anglicaans geestelijke. Lampman bezocht Trinity College, Toronto, waar hij in 1882 afstudeerde. Vervolgens gaf hij enige tijd les op een high school, maar dat was geen succes. Daarna ging hij werken bij de posterijen in Ottawa. Hij overleed op 38-jarige leeftijd aan een hartkwaal en werd begraven op Beechwood Cemetery, een begraafplaats die hij zelf in een van zijn gedichten had beschreven. Lampmans oeuvre was beperkt in omvang. Het bestond uit slechts twee gedichtenbundels die tijdens zijn leven verschenen. Niettemin wordt hij gezien als een van de eerste belangrijke Canadese dichters. Zijn werk is gebaseerd op Europese voorbeelden uit met name de romantische literatuur. Ook na zijn dood werden nog werken van hem gepubliceerd.

What Do Poets Want With Gold?

What do poets want with gold,
Cringing slaves and cushioned ease;
Are not crusts and garments old
Better for their souls than these?

Gold is but the juggling rod
Of a false usurping god,
Graven long ago in hell
With a sombre stony spell,
Working in the world forever.
Hate is not so strong to sever
Beating human heart from heart.
Soul from soul we shrink and part,
And no longer hail each other
With the ancient name of brother
Give the simple poet gold,
And his song will die of cold.
He must walk with men that reel
On the rugged path, and feel
Every sacred soul that is
Beating very near to his.
Simple, human, careless, free,
As God made him, he must be:
For the sweetest song of bird
Is the hidden tenor heard
In the dusk, an even-flush,
From the forest’s inner hush,
Of the simple hermit thrush.

What do poets want with love?
Flowers that shiver out of hand,
And the fervid fruits that prove
Only bitter broken sand?

Poets speak of passion best,
When their dreams are undistressed,
And the sweetest songs are sung,
E’er the inner heart is stung.
Let them dream; ’tis better so;
Ever dream, but never know.
If the their spirits once have drained
All that goblet crimson-stained,
Finding what they dreamed divine,
Only earthly sluggish wine,
Sooner will the warm lips pale,
And the flawless voices fail,
Sooner come the drooping wing,
And the afterdays that bring,
No such songs as did the spring.

 
Archibald Lampman (17 november 1861 – 10 februari 1899)

Chinua Achebe, Anton Koolhaas, José Saramago, Renate Rubinstein, Craig Arnold, Danny Wallace

De Nigeriaanse dichter en schrijver Chinua Achebe werd geboren op 16 november 1930 in Ogidi. Zie ook alle tags voor Chinua Achebe op dit blog.

 

Remembrance Day

Your proclaimed mourning
your flag at half-mast your
solemn face your smart backward
step and salute at the flowered
foot of empty graves your
glorious words-none, nothing
will their spirit appease. Had they
the choice they would gladly
have worn for you the same
stricken face gladly flown
your droopéd flag spoken
your tremulous eulogy-and
been alive. . . . Admittedly you
suffered too. You lived wretchedly
on all manner of gross fare;
you were tethered to the nervous
precipice day and night; your
groomed hair lost gloss, your
smooth body roundedness.
Truly
you suffered much. But now
you have the choice of a dozen
ways to rehabilitate yourself.

Pick any one of them and soon
you will forget the fear
and hardship, the peril
on the edge of the chasm. . . . The
shops stock again a variety
of hair dyes, the lace and
the gold are coming back; so
you will regain lost mirth
and girth and forget. But when,
how soon, will they their death? Long,
long after you forget they turned
newcomers again before the hazards
and rigors of reincarnation, rude
clods once more who once had borne
the finest scarifications of the potter’s
delicate hand now squashed back
into primeval mud, they will
remember. Therefore fear them! Fear

their malice your fallen kindred
wronged in death. Fear their blood feud;
tremble for the day of their
visit! Flee! Flee! Flee your
guilt palaces and cities! Flee
lest they come to ransack
your place and find you still
at home at the crossroad hour. Pray
that they return empty-handed
that day to nurse their red-hot
hatred for another long year. . . .
Your glorious words are not
for them nor your proliferation
in a dozen cities of the bronze
heroes of Idumota. . . . Flee! Seek
asylum in distant places till
a new generation of heroes rise
in phalanges behind their purified
child-priest to inaugurate
a season of atonement and rescue
from fingers calloused by heavy deeds
the tender rites of reconciliation.

 

 
Chinua Achebe (Ogidi, 16 november 1930)

Lees verder “Chinua Achebe, Anton Koolhaas, José Saramago, Renate Rubinstein, Craig Arnold, Danny Wallace”