Brigitte Schwaiger, Julien Torma, Nicolas Chamfort, Levon Shant, Aasmund Olavsson Vinje

De Oostenrijkse schrijfster Brigitte Schwaiger werd geboren op 6 april 1949 in Freistadt. Zie ook alle tags voor Brigitte Schwaiger op dit blog.

Uit: Meine schöne Welt

„Und außerdem hast du jetzt einen Gottesbeweis.” Nun, er ging hin und arbeitete fleißig weiter an seinem Roman “Die schwange- re Madonna”, der jetzt in aller Munde ist. Ich ging hin und ließ mich behandeln im AKH, Psychiatrische Universitätsklinik, Borderline-Station (Abteilung 5 B).
Stimmen hören. Das erste Mal bin ich erschrocken. Es war im Jahr 1997. Wer hat Zugang zu meinem Kopf?, dachte ich. Wer kennt da meine Gedanken, meine Wünsche? Ich fühlte mich durchschaut, verfolgt, belästigt, ich wusste nicht, wann die Stimme sich wieder melden würde. Und was sie noch alles zu mir sagen würde. Aber ich wusste von jetzt an: Ich bin nicht allein. Es gibt kein Geheimnis mehr.
“Es bleibet dabei, die Gedanken sind frei!” ist ein hübsches, ermutigendes Lied, doch wer jemals Stimmen hörte, achtet auf seine Gedanken und achtet auf die Stimme, die dazu – zu den Gedanken – spricht, hat einen Kommentator oder sogar mehrere, und man weiß ja noch, wie geteilt die Meinungen waren in den Siebzigerjahren, als das Fernsehen Stummfilme brachte mit Stan Laurel und Oliv er Hardy respektive Dick und Doof. Oder mit Buster Keaton. Doch mit Kommentaren eben. So konnte, wer in Ruhe den Stummfilm anschauen wollte, sich nur halb erfreuen, wenn immer wieder der Sprecher die Situationen deutete auf seine Art. Es gab damals viele, die sagten, die alten Filme seien wunderbar, aber der verkrampfte Kommentar verleide einem das Zuschauen. So drehte man eben den Ton ab. Das kann man beim Stimmenhören nicht oder nur mit entsprechenden Medikamenten.“

 

 
Brigitte Schwaiger (6 april 1949 – 26 juli 2010)
Freistadt

Lees verder “Brigitte Schwaiger, Julien Torma, Nicolas Chamfort, Levon Shant, Aasmund Olavsson Vinje”

Dan Andersson, Erich Mühsam, Georges Darien, Jean-Baptiste Rousseau, Alexander Herzen

De Zweedse dichter en schrijver Dan Andersson werd geboren op 6 april 1888 in Skattlösberg (Dalarna). Zie ook alle tags Dan Andersson op dit blog.

 

The Beggar from Luossa (Fragment)

Did I sit beside her, silent, she whose heart was as my own,
Did she tend our home with soft and gentle hands,
Loudly was my own heart shouting, “What you own there is not yours!”
And my spirit drove me onward to find peace.

What I love is lying yonder, lies concealed in dusky distance,
And my rightful way leads high to wonders there.
In this clamor I am tempted to beseech Him, “Lord, O Master,
Take all earth away, for own I will what no one, no one has.

Join me, brother, beyond mountains with their still and cooling rivers,
Where the sea is slow to slumber in its peak-encircled bed.
Somewhere far beyond the heavens lies my home, have I my mother
In a gold-besprinkled vapor, in rose-tinted mantle clad.

May the black and brackish waters cool our cheeks with fever reddened,
May we be from life far distant where the morning is awake
Never was I one with this world, and unending tribulation
Suffered, restless, unbelieving, suffered from my burning heart.

On a seashore sown with cockles stands a gate with roses laden,
There in slumber, vagrants perish and all weary souls find peace.
Song is never heard resounding, viols never echo, ringing
Under arches where forever cherubs of salvation dwell.

 

Vertaald door Caroline Schleef

 

 
Dan Andersson (6 april 1888 – 16 september 1920)

Lees verder “Dan Andersson, Erich Mühsam, Georges Darien, Jean-Baptiste Rousseau, Alexander Herzen”

Annejet van der Zijl

De Nederlands schrijfster en historica Annejet van der Zijl werd geboren in Leeuwarden op 6 april 1962. Van der Zijl groeide op in een lerarengezin in Friesland en volgde haar middelbare schoolopleiding aan het Christelijk Gymnasium in haar geboortestad Leeuwarden. In eerste instantie ging ze daarna kunstgeschiedenis studeren, maar ze studeerde af in massacommunicatie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1998 volgde ze in Londen een masterstudie International Journalism. Na een aantal stages in Engeland en Nederland werd ze redactrice bij HP/De Tijd. Ze specialiseerde zich in reconstructies en portretten van bekende en onbekende mensen en van groepen die samen een bewogen periode meemaakten, zoals Nederlanders die in mei 1968 naar Parijs trokken. Ook schreef ze over misdaden en politieke gebeurtenissen, zoals de krakersrellen op Koninginnedag 1980.Haar eerste boek over het Gooise landhuis Jagtlust – in de jaren vijftig en zestig verzamelpunt van alles wat jong en artistiek was – was een logisch gevolg van het journalistieke werk. Met medewerking van tal van voormalige bewoners, zoals uitgever Theo Sontrop en Remco Campert legde ze de geschiedenis van dit huis vast in het boek “Jagtlust” (1998). Eind 1999 nam Van der Zijl ontslag bij HP/De Tijd om te werken aan de biografie van Annie M.G. Schmidt, gestimuleerd door de zoon van de schrijfster Flip van Duyn en haar uitgever Ary Langbroek. “Sonny Boy”, over de “verdwenen levens” van Waldemar Nods en Rika van der Lans, verscheen in 2004. “Sonny Boy” werd in januari 2011 verfilmd door regisseur Maria Peters. Medio 2010 zijn er van het boek reeds een half miljoen exemplaren verkocht. Op 4 maart 2010 promoveerde ze aan de Universiteit van Amsterdam op een biografie van prins Bernhard. Na “Bernhard” verscheen “Moord in de Bloedstraat” (2013) en in 2014 gevolgd door “Gerard Heineken” – het tot dan toe onbekende levensverhaal van de oprichter van het bierbedrijf Heineken.

Uit: Sonny Boy

“Waldemar, Rika en Waldy bevonden zich op dat moment nog steeds op politiebureau Javastraat, waar ze de nacht gezamenlijk in hun cel hadden doorgebracht. De volgende ochtend – het was inmiddels woensdag 19 januari geworden – werden ze opgehaald. Ze moesten op een houten bank in de gang plaatsnemen, bewaakt door Duitse soldaten. Praten met elkaar mochten ze niet, maar toch stootte Rika haar zoon, die in het midden zat, op een gegeven moment aan en fluisterde: ‘Hier, geef deze maar aan papa, want we zullen elkaar voorlopig wel niet meer zien.’ Ze duwde hem Waldemars trouwring, die ze in de verwarring van de vorige ochtend van de toilettafel gegrist had, in de hand. Waldy wist de ring aan zijn vader te geven, al leverde hem dat een snauw en een dreigende beweging van een bewaker op. Even later wenkte een van de agenten hem en begeleidde Waldy naar de uitgang. Daar werd hij naar buiten geduwd, terug de vrije wereld in.
Zijn oom Bob, de jongste broer van zijn moeder, stond hem met een bleek gezicht op te wachten.
Toen Rika de dag ervoor niet was komen opdagen op een familieverjaardag, had hij haar gebeld en een volslagen onbekende man aan de lijn gekregen. Ze hadden zich meteen gerealiseerd dat het foute boel was. Twee van Rika’s zussen waren de volgende ochtend naar de Pijnboomstraat gegaan en hadden de woning verzegeld aangetroffen. Via de buren hadden ze vernomen waar de Nodsen werden vastgehouden en telefonisch had Bob vervolgens toestemming gekregen om zijn neefje te komen ophalen. Hij bracht Waldy naar het huis van zijn opa en oma. Inmiddels was Bertha, die een halfjaar eerder naar Nijmegen was overgeplaatst, op de hoogte gebracht van de gebeurtenissen. Zij meldde het nieuws aan haar broer Henk en hun vader in Groningen. De volgende dag begroef Henk de dikke stapel brieven en kaarten die hij in de loop der jaren van zijn moeder had gekregen onder een tegel in het fietsenhok achter in de tuin. Je wist maar nooit – wie weet kwamen ze ook bij hem naar bewijzen zoeken.
Op vrijdag 21 januari kwam officieel het bericht dat Rika en Waldemar waren ingesloten in de Deutsches Polizeigefängnis oftewel het Oranjehotel. Besloten werd dat Waldy, die nog steeds bij zijn opa en oma logeerde, die maandag daarop maar weer gewoon naar school moest gaan.”

 
Annejet van der Zijl (Leeuwarden, 6 april 1962)

Easter Communion (Gerard Manley Hopkins)

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Vrolijk Pasen! 

 


De opstanding van Christus door Angolo Bronzino, 1548-1552

 

Easter Communion

Pure fasted faces draw unto this feast:
God comes all sweetness to your Lenten lips.
You striped in secret with breath-taking whips,
Those crooked rough-scored chequers may be pieced
To crosses meant for Jesu’s; you whom the East
With draught of thin and pursuant cold so nips
Breathe Easter now; you serged fellowships,
You vigil-keepers with low flames decreased,

God shall o’er-brim the measures you have spent
With oil of gladness, for sackcloth and frieze
And the ever-fretting shirt of punishment
Give myrrhy-threaded golden folds of ease.
Your scarce-sheathed bones are weary of being bent:
Lo, God shall strengthen all the feeble knees.

 

 
Gerard Manley Hopkins (28 juli 1844 – 8 juni 1889)
Stratford, St John’s Church. Hopkins werd geboren in Stratford.

 

Zie voor de schrijvers van de 5e april ook mijn vorige blog van vandaag.

Hugo Claus, Mieke van Zonneveld, Algernon Swinburne, Bora Ćosić, Werner J. Egli, Michael Georg Conrad, Arthur Hailey, Paolo Ferrari

De Vlaamse schrijver Hugo Claus werd in Brugge geboren op 5 april 1929. Zie ook alle tags voor Hugo Claus op dit blog.

Verdwaald liedje

De mens dat arme beest
hij is er en hij is er geweest
Hij rent door alle landen
tot hij geen asem heeft
En als hij neervalt is hij bang
en bidt en blaft en beeft

Daarom heeft hij de goden uitgevonden
daarom heeft hij torens opgericht
waar de goden mogen wonen
in een eeuwig licht

De mens dat arme beest
dat vraagt en vrijt en vreest
in de schaduw van de torens
En ik ben de kleine bruid
van het goede en het broze
Ik maai het onkuid
en ik maai de rozen

Ik hoor de mensen dromen
Amaai zijn dat seringen die ik ruik
of groeit het gras al op mijn buik?

En ik, godin van de nacht
omhels het jonge kind en de oude kraai
zeer zacht onder de torens
amaai amaai amaai.

 

Zomer

Ineens die drie maanden
met alleen maar droogte.

De cipressen met hun rosse borstels.
De witte schorpioen zonder venijn.

Een zomer van verbrand papier.
De natuur blijft snateren
terwijl ik rot.

Toen kwam jij
en sindsdien kom ik
handen en ogen tekort
met mijn mond vol tanden.

 

Een slakkenspoor

Een slakkenspoor. Meer is er niet om te vertellen
dan dat ik langs gekomen ben, een woensdag.
Je hoeft jezelf niet te vergeten,
men vergeet voor jou.

En toch: zo donker als het in mijn varens was,
zo wit als ik ooit de zee heb gezien,
zo laf als ik stierf en zo vaak
kan er niet een geweest zijn.
Zag je mij dan niet?

Wie hoest? Het is mijn keel, niets anders.
Echt niet. – Jou heb ik nooit gezien.

 
Hugo Claus (5 april 1929 – 19 maart 2008)

Lees verder “Hugo Claus, Mieke van Zonneveld, Algernon Swinburne, Bora Ćosić, Werner J. Egli, Michael Georg Conrad, Arthur Hailey, Paolo Ferrari”

Marente de Moor

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster en columniste Marente de Moor werd geboren in Den Haag in 1972. De Moor groeide op in Bussum en had in haar jeugd al een fascinatie voor Rusland. Op haar achttiende bezocht ze een communistisch jeugdkamp in de Sovjet-Unie. De Moor studeerde Slavische taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Tussen 1991 en 2001 woonde ze acht jaar in Rusland waar ze aan de de theaterschool studeerde en als verslaggever werkte voor een misdaadprogramma op de Peterburgse televisie. Ze schreef stukken voor de Sint-Petersburg Times en columns voor De Groene Amsterdammer. Deze columns werden in 1999 gebundeld uitgegeven als “Peterburgse vertellingen”. In 2007 verscheen haar debuutroman “De overtreder” die in 2010 in door Suhrkamp Verlag werd uitgegeven als “Amsterdam und zurück”. Haar tweede roman, het in 2010 verschenen “De Nederlandse maagd” (Die Niederländische Jungfrau, 2011) werd in 2011 bekroond met de AKO Literatuurprijs en in 2014 met de European Union Prize for Literature. Haar derde roman, “Roundhay, tuinscène” kwam in 2014 op de shortlist van de Libris Literatuurprijs. Zie ook alle tags voor Marente de Moor op dit blog.

Uit: Roundhay, tuinscène

“Op 16 september 1890 nam een man de trein van Dijon naar Parijs, daarna is er nooit meer iets van hem vernomen. Hij was niet van plan om te verdwijnen. Bovendien is een mens voor zijn verdwijning, net als voor zijn ontstaan, van anderen afhankelijk. Hij kan niet even bij zichzelf besluiten dat hij er niet meer is, eerst moet iemand hem missen. Hoe dan ook, toen Valéry Barre in de trein stapte was zijn doel nog een aankomst in Parijs. Onderweg kwam er iets langs dat hem uitwiste, waardoor de mensen die naar hem uitkeken dat nog lang en vergeefs bleven doen.
De ‘Keizerlijke slagader’, de ijzeren weg die Louis-Napoléon in zijn rijk had gekerfd, voerde door heel het mooie lijf van Frankrijk, maar de trein ging te snel. De passagiers staarden door het uitzicht heen naar hun herinneringen aan een land waar de tijdvereffening nog niet was doorgedrongen, waar ze op de zon vertrouwden, op eb, vloed, het vallen van bladeren en het vollopen van uiers in plaats van op de spoorwegtijd. Tunnels in, tunnels uit stormde de trein, door huizen, bomen, rivieren, bergen, de mensen verstomd achterlatend, terwijl over de telegraaflijnen langs de rails duizenden woorden werden gewisseld. Valéry Barre zag zijn vaderland aan met het halve oog van een passant. Na Parijs zou hij doorreizen naar Engeland om afscheid te nemen van vrienden en collega’s en vanuit daar, een paar weken later, de oversteek maken naar Amerika. Dat was het plan. Hij wilde, kón er niet aan denken. Zijn gedachten joegen door zijn hoofd als vleermuizen die een huis binnen vliegen: rechtsom, linksom cirkelend zonder iets te raken, met een snelheid die wel te horen, maar nauwelijks te zien is, tot ze met een onnavolgbaar rekensommetje het raam terugvinden. Een week geleden was hij wakker geworden met een gevaarlijk idee. Het kwam ongelegen en wilde niet meer weg. Alsof hij niet mocht vertrekken, maar in Europa moest blijven nadenken. Elke ochtend gunde het hem een paar lege seconden, een wazige blik op de dag in het raam, maar dan zat het daar weer met een flinke voet aan de grond. Vier jaar lang had hij voortgeploeterd met de hete adem van anderen in de nek, de tickets voor zijn triomfantelijke terugkeer lagen al klaar, en nu dit. Het provoceerde hem als een hoer, verdrong zijn werk dat juist gepatenteerd kon worden: laat die oude, afgewerkte boel toch liggen, blijf bij mij, ik ben spannender.”

 
Marente de Moor (Den Haag, 1972)

Am Karsamstag 1818 (Clemens Brentano)

Bij Stille Zaterdag

 

 
De graflegging van Christus door Rafaël, 1507

 

Am Karsamstag 1818

Warum er mich verlassen,
Musst’ ich zum Vater schrein,
Und du willst dich nicht fassen,
Willst niemals einsam sein.
Siehst du denn nicht die Kerzen
An meinem Grabe hier,
Was suchst du mich von Herzen,
Und weinest vor der Tür?

Tritt ein du wirst mich finden,
So weit dein Glaube reicht,
Bekenne deine Sünden,
So wird dein Hoffen leicht,
Und wollen deine Augen
Mich liebend dann nicht sehn,
Soll dir der Glaube taugen
Blind zu dem Tisch zu gehn.

Das ist die rechte Liebe,
Die alles Dunkels lacht,
Die die vorwitz’gen Triebe
Gehorsam glaubend macht
Dann werden alle Sinnen
In meinem Hiersein neu
Dann denkt man nicht von hinnen
Auf dass man heilig sei.

Will Glauben, Lieben, Loben
Und Hoffen noch verstehn
So wollen sie nach oben
Vorbei beim Heiland gehn.
Du brauchst nicht so zu schreien
Die Türe schliess’ ich nicht,
Wenn tausend Teufel dräuen,
Sie löschen mir kein Licht.

Wer will dich mir begraben,
Die Braut, der ich vermählt,
Mit der kannst du mich haben,
Hast du mich recht erwählt,
Die Kirche, die sie schmähen,
Sie ist die Mutter dein,
Sie lehrt dich auferstehen
Sie lehrt dich selig sein.

 

 
Clemens Brentano (8 september 1778 – 28 juli 1842)
Ehrenbreitstein. Clemens Brentano werd geboren in Ehrenbreitstein.

 

Zie voor de schrijvers van de 4e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Maya Angelou, Hanneke Hendrix, E. L. James, Marko Klomp, Marguerite Duras, Robert Schindel, Michiel van Kempen, Bettina von Arnim

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Maya Angelou (eig. Margueritte Johnson) werd geboren in Saint Louis, Missouri, op 4 april 1928. Zie ook alle tags voor Maya Angelou op dit blog.

Still I Rise

You may write me down in history
With your bitter, twisted lies,
You may tread me in the very dirt
But still, like dust, I’ll rise.

Does my sassiness upset you?
Why are you beset with gloom?
‘Cause I walk like I’ve got oil wells
Pumping in my living room.

Just like moons and like suns,
With the certainty of tides,
Just like hopes springing high,
Still I’ll rise.

Did you want to see me broken?
Bowed head and lowered eyes?
Shoulders falling down like teardrops.
Weakened by my soulful cries.

Does my haughtiness offend you?
Don’t you take it awful hard
‘Cause I laugh like I’ve got gold mines
Diggin’ in my own back yard.

You may shoot me with your words,
You may cut me with your eyes,
You may kill me with your hatefulness,
But still, like air, I’ll rise.

Does my sexiness upset you?
Does it come as a surprise
That I dance like I’ve got diamonds
At the meeting of my thighs?

Out of the huts of history’s shame
I rise
Up from a past that’s rooted in pain
I rise
I’m a black ocean, leaping and wide,
Welling and swelling I bear in the tide.
Leaving behind nights of terror and fear
I rise
Into a daybreak that’s wondrously clear
I rise
Bringing the gifts that my ancestors gave,
I am the dream and the hope of the slave.
I rise
I rise
I rise.

 
Maya Angelou (4 april 1928 – 28 mei 2014)

Lees verder “Maya Angelou, Hanneke Hendrix, E. L. James, Marko Klomp, Marguerite Duras, Robert Schindel, Michiel van Kempen, Bettina von Arnim”

Edith Södergran, Wolfgang Windhausen, Paul Gadenne, Michael Schneider, Comte de Lautréamont, Thomas Mayne Reid, Rémy de Gourmont

De Fins-Zweedse dichteres Edith Irene Södergran werd geboren in Sint-Petersburg op 4 april 1892. Zie ook alle tags voor Edith Södergran op dit blog.

Nordischer Frühling

Alle meine Luftschlösser sind geschmolzen wie Schnee,
alle meine Träume wie Wasser,
von allem, was ich geliebt, habe ich nur
einen blauen Himmel übrig und einige blasse Sterne.
Der Wind rührt sich sachte zwischen den Bäumen.
Die Leere ruht. Das Wasser ist still.
Die alte Tanne steht wach und denkt
an die weiße Wolke, die sie im Traum geküßt.

 

Triumph zu sein

Was fürchte ich? Ich bin ein Teil der Unendlichkeit.
Ich bin ein Teil der großen Kraft des Alls,
eine einsame Welt in Millionen Welten,
ein Stern des ersten Grades gleich dem, der zuletzt erlischt.
Triumph zu leben, Triumph zu atmen, Triumph zu sein!
Triumph die Zeit eiskalt durch die Adern rinnen zu fühlen
und die stumme Flut der Nacht zu hören,
und auf dem Berg unter der Sonne zu stehn.
Ich gehe auf der Sonne, ich stehe auf der Sonne,
ich weiß nichts anderes als Sonne.

Zeit-Verwandlerin, Zeit-Zerstörerin, Zeit-Verzauberin…
Zeit – du Mörderin – weiche von mir!

Vertaald door Karl R. Kern

 
Edith Södergran (4 april 1892 – 24 juni 1923)
In 1917 

Lees verder “Edith Södergran, Wolfgang Windhausen, Paul Gadenne, Michael Schneider, Comte de Lautréamont, Thomas Mayne Reid, Rémy de Gourmont”

Goede Vrijdag (Harry Prenen)

Bij Goede Vrijdag

 

 
De kruisiging door Pieter Lastman, 1616

 

Goede Vrijdag

Toen Judas Jezus had verraden,
vond hij geen uitweg dan de strop;
waar alle poorten der genade
gesloten zijn, – en hing zich op.
Toen Petrus driemaal had gelogen
tussen soldaten en een vrouw,
ging hij naar buiten, in zijn ogen
de hete tranen van berouw.

En ik? Ik zou hun rechter zijn?
Ik schonk de beker met venijn;
ik bood voor minder nog Uw leven,
maar heb het geld niet teruggegeven,
en mengde edik in de wijn.
Ik heb U honderdmaal bedrogen,
mijn gal in uw gelaat gespogen,
en duldde dat men U verried;
maar ging weer slapen, zonder zorgen,
de hanen kraaiden elke morgen:
en niettemin, ik weende niet.

 

 
Harry Prenen (24 maart 1915 – 20 oktober 1992)
Schoten, Kaatsbaan en torentje. Harry Prenen werd geboren in Schoten

 

Zie voor de schrijvers van de 3e april ook mijn vorige blog van vandaag.