Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko

De Turkse schrijver Orhan Pamuk werd geboren op 7 juni 1952 in Istanbul. Zie ook alle tags voor Orhan Pamuk op dit blog.

Uit: Istanbul. Herinneringen en de stad

“Ik woonde met mijn vader, moeder en broer, en de familie van mijn vader, zijn moeder, boers, zussen en schoonzussen, op de verschillende etages van een flat van vijf verdiepingen. De riante stenen villa waar ze met z’n allen als een Osmaanse grootfamilie hadden gewoond, werd in 1951, een jaar voor mijn geboorte, verlaten en aan een particuliere lagere school verhuurd, en op het aanpalende perceel werd een ‘moderne’ flat gebouwd, waar ik nu de vierde verdieping bewoon, en waar op de buitendeur, geheel volgens de toen heersende mode, trots de naam Pamuk werd geschilderd. Op iedere verdieping, waar ik de eerste jaren op de arm van m’n moeder kwam, stonden een of twee piano’s. Mijn oom, die in mijn herinnering altijd de krant zit te lezen, was als laatste getrouwd en had zich met zijn vrouw en zijn piano op de eerste verdieping gevestigd, waar hij vervolgens een halve eeuw door zou brengen, kijkend naar de voorbijgangers op straat. Al die piano’s, die geen van alle bespeeld werden, gaven me een gevoel van weemoed en zwaarmoedigheid.
Het was niet alleen dat die piano’s niet bespeeld werden, de buffetkasten, waar het achter de ruitjes propvol stond met Chinees porselein, kopjes, tafelzilver, suikerpotten, snuifdozen, kristallen glazen, flacons voor rozenwater, borden, wierookvaatjes (en een speelgoedautootje dat zich op een dag daartussen had verstopt), zaten ook altijd op slot, de met parelmoer ingelegde koranlessenaars, de standaards voor tulbanden aan de muur werden nooit gebruikt, er was niets wat aan het zicht onttrokken werd door de kamerschermen met art nouveau en Japanse invloeden, de deurtjes van de boekenkasten van mijn oom die naar Amerika was geëmigreerd en dokter was, gingen nooit open en zijn ingebonden medicijnenstudies stonden al twintig jaar achter het glas te verstoffen, en dat alles gaf mij het gevoel dat al die spullen waarmee de woonkamers op iedere verdieping waren volgestouwd, niet waren uitgestald om ermee te leven, maar voor de dood.”

Orhan Pamuk (Istanbul, 7 juni 1952)
Cover

 

Lees verder “Orhan Pamuk, Monika Mann, Nikki Giovanni, Harry Crews, Louise Erdrich, Mascha Kaléko”

Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen, Fred Endrikat, Amelia Edwards, Charlotte Niese, Geno Hartlaub, Jan Theuninck, Gábor von Vaszary

De Amerikaanse dichteres Gwendolyn Brooks werd geboren op 7 juni 1917 in Topeka, Kansas. Zie ook alle tags voor Gwendolyn Brooks op dit blog.

To Be In Love

To be in love
Is to touch with a lighter hand.
In yourself you stretch, you are well.
You look at things
Through his eyes.
A cardinal is red.
A sky is blue.
Suddenly you know he knows too.
He is not there but
You know you are tasting together
The winter, or a light spring weather.
His hand to take your hand is overmuch.
Too much to bear.
You cannot look in his eyes
Because your pulse must not say
What must not be said.
When he
Shuts a door-
Is not there_
Your arms are water.
And you are free
With a ghastly freedom.
You are the beautiful half
Of a golden hurt.
You remember and covet his mouth
To touch, to whisper on.
Oh when to declare
Is certain Death!
Oh when to apprize
Is to mesmerize,
To see fall down, the Column of Gold,
Into the commonest ash.

Gwendolyn Brooks (7 juni 1917 – 3 december 2000)
Borstbeeld door Sara S. Miller, 1994

 

Lees verder “Gwendolyn Brooks, Elizabeth Bowen, Fred Endrikat, Amelia Edwards, Charlotte Niese, Geno Hartlaub, Jan Theuninck, Gábor von Vaszary”

Jan Engelman

De Nederlandse dichter Johannes Aloysius Antonius Engelman werd geboren in Utrecht op 7 juni 1900. Engelman begon als journalist bij het Utrechtse dagblad Het Centrum en werd vervolgens in 1932 redacteur van het dagblad De Tijd, waar hij samen met A. van Domburg en A. van Duinkerken vanaf 1933 de kunstredactie vormde. Samen met Pieter van der Meer de Walcheren verzorgde hij van 1926 tot 1941 de rubriek Kunst en Letteren in het weekblad De Nieuwe Eeuw. In 1953 werd hij docent esthetiek en moderne kunst aan de Jan van Eyckacademie in Maastricht, een functie die hij slechts korte tijd vervulde. Na enkele gedichten te hebben gepubliceerd in tijdschriften, bundelde hij op aandringen van zijn vriend H. Marsman zijn poëzie in Het roosvenster” (1927), in 1930 gevolgd door de bundel “Sine nomine”. Gedichten hieruit werden opnieuw opgenomen in wat zijn meest belangrijke en meest herdrukte bundel zou worden: ”Tuin van Eros” (1932). Deze bundel werd bekroond met de poëzieprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Anders dan veel van zijn rooms-katholieke geloofsgenoten heeft Engelman meegewerkt aan tijdschriften als De Vrije Bladen en Forum. Engelman schreef aanvankelijk voor Roeping en hij was mede-oprichter van De Gemeenschap. Dat laatste blad verliet hij in 1930 vanwege een conflict met de gebroeders Kuitenbrouwer die het blad in zijn ogen in fascistisch vaarwater brachten. Toen die een eigen tijdschrift oprichtten onder de naam De Nieuwe Gemeenschap, keerde Engelman terug in de redactie van De Gemeenschap op aandringen van Anton van Duinkerken. Tijdens WO II verwierf Engelman voldoende kennis van het Grieks om hem in staat te stellen Sophocles’ “Oedipus” te vertalen. Hij maakte ook een vertaling van de tekst van Bachs Mattheuspassion (1950). Zijn muzikaliteit maakte hem een ideale partner voor veel musici met wie hij samenwerkte voor opera’s en gelegenheidsspelen. Zo schreef hij het libretto voor de opera “Philomela” (1950) van Hendrik Andriessen. Zijn belangstelling voor het oude Griekenland en zijn reizen naar dat land leidde tot de reisbrieven in “Tweemaal Apollo” (1955). In 1960 werd zijn poëzie verzameld in “Verzamelde gedichten”, waarvan in 1972 een heruitgave volgde die werd uitgebreid met “Het Bittermeer”. In 1955 werd aan Jan Engelman de Constantijn Huygensprijs toegekend voor zijn gehele oeuvre.

VERA JANACOPOULOS

Cantilene

Ambrosia, wat vloeit mij aan?
uw schedelveld is koeler maan
en alle appels blozen

de klankgazelle die ik vond
hoe zoete zoele kindermond
van zeeschuim en van rozen

o muze in het morgenlicht
o minnares en slank gedicht
er is een god verscholen

violen vlagen op het mos
elysium, de vlinders los
en duizendjarig dolen

 

Doorreis

God heeft ons spelende beschreven,
als kindren hulploos gaan wij heen.
Geen heul is ons in ’t lest gebleven,
zijn diepe vaderlach alleen.

O bloed, bestijg de broze zomen
van dit gevonnist, schuldig lijf:
gij hebt een koninkrijk ontnomen
en gij alleen rekt ons verblijf.

Maar hoor, wanneer de blauwe velden
der nacht begroeid van sterren staan,
wat aarde, zee en wind niet telden
en laat geen fluist’ring u ontgaan.

Jan Engelman (Utrecht 7 juni 1900—Amsterdam 20 maart 1972)
Portret door Piet Vermeulen, 1961