Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris

Dolce far niente

 

 
Gezicht op het Centraal Station en het IJ door Jan Korthals, 1966

 

MONUMENT

‘Deze metro gaat richting Centraal Station’
Het galmt. Mijn kleinzoon straalt. ‘Oma,
ze zeggen het!’ Het brandpunt van zijn wereld
ligt aan ’t IJ. Roltrap. We stijgen op.

Hoofd in zijn korte nek, hand in mijn hand.
De treinen, trams, de bussen. Kleurige stenen,
torens met hun klokken, beelden en gouden slingers
aan de wand. Zo wordt de glorie van de stad

zijn hersens in geprent. Ik zie een pronkend
bouwsel dat de vluchtweg naar het water bruut
blokkeert. Sloopkogel, bomkanon? Kijk naar
zijn glad gezicht, aanvaard dit monument.

 

 
Anna Enquist (Amsterdam, 19 juli 1945)
Het IJ bij het centraal station Amsterdam door Cornelis de Bruin (1870 – 1940)
Anna Enquist is momenteel stadsdichter van Amsterdam

Bewaren

Lees verder “Dolce far niente, Anna Enquist, Rupert Brooke, Radek Knapp, P. D. James, Marica Bodrozic, Leon Uris”

Leo J. Kryn

 

De Vlaamse schrijver, uitgever en boekhandelaar Leo Jan-Baptist Kryn werd geboren in Antwerpen op 3 augustus 1878. Na de humaniora te hebben doorlopen aan het Koninklijk Atheneum in Antwerpen, waar hij onder meer Pol De Mont als leraar had, werd hij bediende bij De Nederlandsche Boekhandel. Hij werd bevriend met heel wat jonge schrijvers en kunstenaars, onder meer met Willem Elsschot. In 1901 verhuisde hij naar Brussel en opende er in 1904 de eerste volledig Nederlandstalige boekhandel onder de naam De Vlaamsche Boekhandel. Hij werd ook uitgever en publiceerde werk van onder meer Lodewijk De Raet, Lodewijk Dosfel en Frank Baur. In 1914 vluchtte hij naar Engeland met zijn Engelse vrouw Katie Dickinson (1874-1954). Na zijn terugkeer stichtte hij de uitgeverij Onze Tijd. Hij gaf onder meer de eerste Nederlandse uitgave uit van de Belgische Grondwet. Hij publiceerde ook enkele fantastische verhalen waarvan hij de auteur was. In 1929 was hij medeoprichter van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen. Hij was er van 1931 tot aan zijn dood de voorzitter van. Hij was van 1929 tot 1940 ook redacteur bij het Beknopt Verslag van de Belgische Senaat. Na zijn dood werd zijn uitgeverij overgenomen door Angèle Manteau. Zij stichtte, samen met Katie Dickinson, in 1942 de Leo J. Krynprijs voor literatuur.

 Uit: De man met den baard

“Zoowat dertig, veertig jaar geleden, woonde er te Antwerpen een man, en die had een baard. Maar
’t was geen gewone baard zoo-als men er dagelijks zag: het was een heele fijne, een heel bijzondere, een hoogst fatsoenlijke baard.
Het is dus zeer natuurlijk dat iedereen dien man bewonderde, hem en zijn baard, dat de vrouwen verliefd naar hem keken en de mannen hem benijdden. Velen dezer laatsten hadden dan ook hun onbenullige baardjes laten afscheren bij het zien van dien glorierijken baard; en vele vrouwen hadden den lust gevoeld den Man om den hals to vliegen, zoo midden op straat, zijn baard te kussen en met volle handen te woelen~ in het gouden haar.
Het was den Man aan te zien dat hij volkomen bewust was van de gevoelens die hij in de harten van anderen deed ontvlammen, want hij wandelde altijd fier en erg voornaam, zijn baard wuivend voor zich uitdrijvend. Grootmoedig, ietwat beschermend en aanmoedigend, zag hij veer op de vele vrouwen en meisjes die hem lonkend voorbij gingen; maar zijn glimlach bleef altijd statig, zoo-als dat paste aan een man met zoo’n baard.
Toentertijd woonden er ook twee tooverheksen in Antwerpen. De eerste van die twee woonde in een groot huis met dubbele koetspoort in de Huidevettersstraat, en daar ontving zij haar talrijke aanbidders. Zij was niet mooi, maar door haar helsche middelen gelukte zij erin zich te doen liefhebben door al wie in haar behagen stond. En nu had zij besloten het hart van den Man met den Baard te winnen, en het spreekt vanzelf dat dit haar moest gelukken, vermits zij een tooverheks was.
Maar onder al de meisjes die op den Man met den Baard verliefd geraakten, was er een dat al gedaan had wat welvoeglijklaeidshalve kon gedaan worden om de aandacht van den grooten Man te trekken. Maar zij slaagde niet. Hij was toch zoo gewoon dat alle vrouwen naar hem opkeken als naar een god, dat er waarlijk geen reden was waarom hij meer zou gelet hebben op de smachtende, doch eerbiedige blikken van deze juffrouw.”

 

 
Leo J. Kryn (3 augustus 1878 – 4 april 1940)