De Duitse dichter, schrijver, acteur en regisseur Christian Filips werd geboren op 22 november 1981 in Osthofen. Na het bezoeken van een Europese school in België, studeerde hij van 2000 tot 2003 filosofie en Duitse literatuur aan de Universiteit van Wenen en werkte af en toe als danstheater dramaturge bij het Staatstheater Darmstadt. Voor zijn eerste dichtbundel” Schluck auf Stein” ontving hij in 2001 de Rimbaud Prijs van de Oostenrijkse omroep. In 2003 stapte Filips over naar de Vrije Universiteit van Berlijn, waar hij zijn studie in 2008 afrondde met een scriptie over de laatste gedichten van Hölderlin. Tegenwoordig is hij freelance schrijver, regisseur en dramaturg muziek in Berlijn. Zijn teksten en vertalingen verschijnen bij Urs Engeler Editor en in literaire tijdschriften, bloemlezingen en blogs. In 2010 verscheen het eerste deel van zijn vervolgproject “Heiße Fusionen”. Vanaf 2009 richt het poëtische werk van Christian Filips zich ook op performatieve vormen en nemen ze soms het karakter aan van sociale sculpturen. Er worden elementen van performance art, danstheater en oude en nieuwe muziek bij betrokken. Hij ensceneerde theater- en muziektheaterstukken (met grote amateurkoren, muzikanten, acteurs), die, onder meer bij de Berlijnse Volksbühne, het Haus der Berliner Festspiele en in het Maxim Gorki Theater waren te zien. Een nauwe samenwerking verbindt Filipsmet Kai-Uwe Jirka en de Sing-Akademie zu Berlin, waarvoor hij sinds 2006 verantwoordelijk is als programmadirecteur.
Tageszeiten
Merklich ist alles wieder
unbemerkt verstrichen:
der Tag ohne Sorge,
am Morgen mit der Rasierklinge
die Zähne geputzt.
Die zitternden Nackenhärchen
unmerklich entfernt
ohne Pinzette.
Die bewußten Finger.
Sie sind gekürzt.
Das achtsame Knie
genähert unbemerkt:
Die Nacht ohne Sorgfalt
danach mit dem Vorhang
die Spuren verwischt.
In bewußten Stunden:
Sie sind verstrichen, wieder
unbemerkt verstrichen
ohne Bemerkenswertes.
Instant Krise mit Pommery
O Pommery! O Pomerol!
Ich weiß nicht, wie ich weiterleben soll.
Seh ich Euch zwei hier vor mir stehn,
dann trink ich. Ihr vergeht. Ich trink
noch paarmal von dem Satz, la lie,
bis ebenso ich geh. Ins Bett
als Letzter. Immer wieder mich:
wie das Verstehen lerne ich?
Gefragt. Und wenn verstanden: wie
verkraften alles das? Vergehen
kann lustig auch am Morgen sein
und lieblich sein, am Abend ja
gewaltig winselnd wieder sein:
Das Echo der herzeignen Scherze
hinter der Bienenwachskerze
wäre nur ein Summen des Dekors,
ein summendes Dekor im Ohr
brennt alles hin, brennt ab, bevor.
O Pomerol. O Pommery.
Wie soll ich weiterleben? Wie?
Christian Filips (Osthofen 22 november 1981)