Godfried Bomans, Multatuli, John Irving, Thom Wolfe, Michael Salinger, János Arany

De Nederlandse schrijver Godfried Bomans werd geboren in Den Haag op 2 maart 1913. Zie ook alle tags voor Godfried Bomans op dit blog.

Uit:Moeder de gans
     Over sprookjes in het algemeen en over Charles Perrault in het bijzonder

“Wie herinnert zich niet haar wonderlijke stem, murmelend in onze verre, verre kinderjaren? Wie heeft niet gezucht van opwinding als de arme vrouw van Blauwbaard (was het zijn tiende? was het zijn twaalfde?) daar hoog op de toren roept: ‘Zuster Anna! Zuster Anna! Ziet gij nog niets komen?’ Nu, zolang zuster Anna nog niets ziet mogen wij opblijven, dat is zeker. Want zelfs uw oudste broer, die geheimzinnige bezigheden heeft op een groot kantoor ergens in de wereld, heeft zijn pijp laten uitgaan en luistert met een vreemde glimlach. Doch als hij zich betrapt ziet, schrikt hij en duikt weg achter zijn krant, want sprookjes vindt hij onzin.
Dat zijn ze ook. Maar we zijn ermee groot geworden en er is iets van die onzin diep in ons zelf blijven zitten. Op sommige zomeravonden komt dat nog wel eens naar boven en dan weten we zelf niet goed hoe we het hebben. Het kan dan gebeuren, dat een ernstig makelaar in effecten plotseling achter het rozenboompje in zijn tuin een kabouter meent te zien; hij wrijft zijn ogen uit en de kabouter is weg. Wat was dat? Het was veel meer van Moeder Gans in ons gebleven dan wij zelf wel weten. […]
Hoe oud ze precies zijn weet geen sterveling, evenmin als men de plaats kent waar ze vandaan komen. Hierover zijn boeken geschreven, veel dikker dan de sprookjes zelf, maar ik moet mijn lezers waarschuwen: ze zijn niet zo spannend. Het eerst hielden Duitse vorsers zich met deze vraag bezig en zij kwamen na veel nadenken tot de natuurlijke slotsom, dat de sprookjes uit Duitsland stamden. Zo zegt bijvoorbeeld Franz Linnig in zijn Deutsche Mythenmärchen (1883), over Roodkapje sprekend: ‘Das Märchen von der kleinen süssen Dirne, die alle Leute so lieb haben, ist den deutschen Kinderherzen so innig verwachsen, das mann an einen fremden Ursprung kaum zu denken wagt’ Niet treffender kan worden aangetoond dat de wens de vader van gedachte is! Een andere Duits geleerde Theodor Pletscher, tekent tegen deze doorzichtige inbeslagneming dan ook protest aan [en merkt op dat de bekendste sprookjes, ook die in Duitsland het bekendst zijn, al lang in Frankrijk hun definitieve vorm hadden gevonden voor zij in Duitsland als volkssprookjes werden opgeschreven].”

 
Godfried Bomans (2 maart 1913 – 22 december 1971)

Lees verder “Godfried Bomans, Multatuli, John Irving, Thom Wolfe, Michael Salinger, János Arany”

Rinske Kegel

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse dichteres, schrijfster en illustratrice Rinske Kegel werd geboren in Haren in 1973. Zij werkt als trainingsactrice en op het gebied van communicatie en groepswerk. Daarnaast geeft zij schrijf- en voordrachtworkshops. Kegel publiceerde onder andere bij literair tijdschrift Op Ruwe Planken, De Gids, Extaze, Het Liegend Konijn en De Uitvreters. Ze won de derde prijs van de Oostende Poëzieprijs 2013/2014 en de eerste prijs van de VUMC Poëzieprijs 2015.  Ze trad op bij onder andere Onbderf’lijk Vers en Dichters in de Prinsentuin. Ze bracht onlangs zelf een bundel uit met tien gedichten: “Als ik win verlies ik mijn reputatie als verliezer”.

Toen je al weg was

Bij de flessen water kon je niet kiezen welke
ik wilde zo graag dat ik niet hoefde te kiezen
toen we in het park aankwamen jij bij mij
achterop en er van dronken zaten er bubbels in

we kochten aardbeien
ik kocht aardbeien
ik kocht alles
ik betaalde alles en mijn fiets viel om
en die raapte ik zelf op
er vielen nog meer fietsen om
ik raapte alle fietsen op

jij wilde liggen je wilde in de aarde
zakken en ik wilde je hier houden
maar de zwaartekracht had zijn
werk al gedaan en je lachte naar me
als een vader naar een kind dat knoeit

Je deelde aardbeien uit aan andere mensen
in het Vondelpark
je zei zo doen ze dat in Berlijn

 

Slaap je 

als ze niet meer brabbelt en lege dromen
inademt, onder handen wordt genomen,
weg genomen terwijl ze nog een luier draagt
trekt de navelstreng zich om mijn moederhart

als ze wakker wordt, niet klaagt maar speelt
met slangetjes en stethoscoop klopt alles weer
harder dan daarvoor, wat zijn de ramen groot

we tekenen met pen haar lijfje vol
met littekens, nu valt dat ene het niet meer op

slaap je, je lijkt wel dood.

 
Rinske Kegel (Haren, 1973)