De Nederlandse schrijver Willem Gustaaf (Willem G.) van Maanen werd geboren in Kampen op 30 september 1920. Zie ook alle tags voor Willem G. van Maanen op dit blog.
Uit: Bagatellen
“Zo gaan die dingen blijkbaar: ik maak ouder gewoonte een wandeling door het bos, het is laat in de herfst, de grond ligt vol gevallen blad, ik schop erdoorheen, stuit na de zoveelste trap op iets wat niet meegeeft, niet zozeer hard als wel zwaar, een zak zand of zoiets, trap nog eens, geen beweging
in te krijgen, begin te graven, blad weg te schuiven althans, er komt een fietser aan op zo’n stoere terreinfiets met brede banden, vraagt of ik wat kwijt ben, nee, ik ben niks kwijt, ik zoek ook niks maar er ligt hier iets wat ik niet kan thuisbrengen, een volle zak of tas die iemand verloren moet hebben of vergeten, hij stapt af om me te helpen of alleen maar toe te kijken, gvd zegt hij, dat is niet iets maar iemand, kijk dan man, en nog eens die vloek, het is een dooie, en ja, zeg ik, je hebt gelijk, ik zie het, het is mijn buurvrouw.
Wacht even, dat zei ik niet, ik dacht het, wist het, alsof ik haar daar zelf had neergelegd. Als dat waar zou zijn was ik het vergeten zoals ik alles vergeet, alzheimer op zijn minst, vervroegde dementie, op den duur dodelijk, maar zover was het nog niet met me. Hoe vaak de dokter me al niet had gewaarschuwd, ga er niet meer alleen op uit, neem iemand mee, je buurvrouw voor mijn part, je kunt jezelf niet meer vertrouwen. Dat sloeg niet op iets met die buurvrouw, maar op Alois Alzheimer, honderd jaar dood al. Of ik een telefoon bij me had, vroeg de fietser, welnee man, hoe kom je erbij, de telefoon hangt bij me thuis aan de muur. Hij keek me aan of ik niet goed bij mijn hoofd was, sprong op zijn fiets om zelf ergens te gaan bellen misschien, beval me te blijven waar ik was. Een bevel, ja, alsof hij het voor het zeggen had. Ik dekte de buurvrouw weer toe, blad over haar gezicht, ik wilde het niet meer zien. Een krassende kraai vloog over, achternagezeten door een Vlaamse gaai of zoiets.
Moest ik daar een teken van het een of ander in zien soms? Even later de alarmkreet van een andere vogel, maar dat was de auto van de politie met daarachter een ambulance, allebei in volle vaart, alsof er nog iets of iemand te redden viel. Twee agenten sprongen naar buiten, dirigeerden de ambulance tot vlak bij de dode, op gevaar af haar voor de tweede keer om te brengen, wendden zich tamelijk dreigend tot mij, of ik maar eens wilde vertellen wat er aan de hand was. Van de fietser geen spoor, op mijn vraag waar hij was gebleven kreeg ik geen antwoord. De bemanning van de ziekenwagen, twee hagelwit geklede broeders, schoof een draagbaar uit de achterdeur, eerder rukken dan schuiven, gejaagd als om een kwestie van leven of dood.”
Willem G. van Maanen (30 september 1920 – 17 augustus 2012)