Truman Capote, Hendrik Marsman, Willem G. van Maanen, Wilfried de Jong, Elie Wiesel, Henk Spaan

De Amerikaanse schrijver Truman Capote werd geboren op 30 september 1924 als Truman Streckfus Persons in New Orleans. Zie ook alle tags voor Truman Capote op dit blog.

Uit: Parting Of The Way (The Early Stories of Truman Capote)

“Yes, it does, I’ve got it all figured out. The train fare will cost me five bucks, and I want to get a new suit for about three bucks, then I want to git Ma somethin’ pretty for about a dollar or so; and I figure my food will cost a buck. I want to git lookin’ decent. Ma an’ them don’t know I been bummin’ around the country for the last two years; they think I’m a traveling salesman — that’s what I wrote them; they think I’m just coming home now to stay a while afore I start out on a little trip somewhere.”
“I ought to take that money off you — I’m mighty hungry — I might take that piece of change.”
Tim stood up, defiant. His weak, frail body was a joke compared to the bulging muscles of Jake. Jake looked at him and laughed. He leaned back against a tree and roared.
“Ain’t you a pretty somethin’? I’d jes’ twist that mess of bones you call yourself. Jes’ break every bone in your body, only you been pretty good for me — stealin’ stuff for me an’ the likes of that — so I’ll let you keep your pin money.” He laughed again. Tim looked at him suspiciously and sat back down on a rock.
Jake took two tin plates from a sack, put three strips of the rancid bacon on his plate and one on Tim’s. Tim looked at him.
“Where is my other piece? There were four strips. You’re supposed to get two an’ me two. Where is my other piece?” he demanded.
Jake looked at him. “I thought you said that you didn’t want any of this rancid meat.” Putting his hands on his hips he said the last eight words in a high, sarcastic, feminine voice.
Tim remembered, he had said that, but he was hungry, hungry and cold.
“I don’t care. I want my other piece. I’m hungry. I could eat just about anything. Come on, Jake, gimme my other piece.”
Jake laughed and stuck all the three pieces in his mouth.
Not another word was spoken. Tim went sulkily over in a corner, and, reaching out from where he was sitting, he gathered pine twigs, neatly laying them along the ground. Finally, when this job was finished, he could stand the strained silence no longer.”

 
Truman Capote (30 september 1924 – 25 augustus 1984)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Hendrik Marsman werd geboren op 30 september 1899 in Zeist. Zie ook alle tags voor Hendrik Marsman op dit blog.

Dies irae

Neergedwongen in de lage zeden
van een sombren godvergeten tijd
gaan wij schichtig om tussen de beesten
dien wij langzaam zijn ten prooi bereid.

Zie, ons leven in de zwarte kuilen
onder roet en regen van den nacht,
is nog slechts de echo van hun huilen
dat het uur van zijn voldoening wacht.

Éne horde, schijnbaar in twee kampen,
opgejaagd en weer belust op bloed,
hunkrend naar de pijn van sterke rampen,
en het leven van den geest verbloedt.

O, de woede, machtloos tot de tanden
bloot te staan aan dit grauw vagevuur!
Wanneer zal dit Babel dan verbranden
van de schachten tot het zwart azuur?

Wanneer zal de horizon weer lichten
met dien smallen gloorstreep onzer hoop?
Zij behoeft geen grootse vergezichten
om zich op te richten uit den dood;

laat één ster, een onaanzienlijk teken
flonkren boven de rampzaligheid
en opnieuw geloven wij in streken
voorbij ’t moeras van dezen lagen tijd.

 

De bruid

Ik dacht dat ik geboren was voor verdriet

en nu ben ik opeens een lied
aan ’t worden, fluisterend door het ijle morgenriet.
Nu smelt ik weg en voel mij openstromen
naar alle verten van den horizon,
maar ik weet niet
meer waar mijn loop begon.

De schaduwen van blinkend witte wolken
bespelen mij en overzeilen mij;
en scholen zilvren vissen bevolken
mijne diepte en bliksemend voel ik ze mij
doorschichten en mijne wateren alom doorkruisen
en in mijn lissen vluchten

zij zijn mijn kind’ren en mijn liefste dromen

ik ben nu volgegoten met geluk.
De tranen die ik schreide en de zuchten
zie ik vervluchtigen tot regenbogen
die van mijn ogen springen naar de zon.

Waar zijn de bergen van den horizon?

Ik zie ze niet

 

 
Hendrik Marsman (30 september 1899 – 21 juni 1940)
Cover van een bundel met Engelse vertalingen uit 2015

 

De Nederlandse schrijver Willem Gustaaf (Willem G.) van Maanen werd geboren in Kampen op 30 september 1920. Zie ook alle tags voor Willem G. van Maanen op dit blog.

Uit: Heb lief en zie niet om

“Buiten nam het geweld van de oorlog toe, ik verliet het bed waarin Sarah zich van me had afgewend en liep naar de voorkamer. In een portiek aan de overkant hadden zich twee soldaten van eigen bodem verscholen, het geweer op mijn voordeur gericht. Ze zagen er zo manhaftig uit dat ik niet twijfelde aan de executie van wie mijn huis door die deur zou verlaten. Ik zegende de herroeping van mijn besluit Sarah de verlangde vrijheid te geven. Mijn buurjongen stormde naar buiten, danste voor de soldaten heen en weer om zichzelf en hen te vermaken. Ze volstonden ermee met hun wapen te zwaaien, het maakte niet de vereiste indruk, hij lijfde hen in als deelnemers aan zijn spel. Ik opende het raam op een kier en hoorde hem roepen dat hij niet naar school hoefde omdat het oorlog was en de meester al doodgeschoten. Die kleine domme Sally, voor mijn ogen besloot hij zijn dans en zijn nauwelijks begonnen leven, en op een haar na het mijne. In zijn overmoed greep hij het geweer van een van de soldaten, het schot ging af, de kogel sloeg rakelings langs mijn hoofd door het raam, de andere held, gehoorzamend aan een bevel uit het onbewuste, een voorwaardelijke reflex, leegde een seconde later ook zijn wapen en maakte zijn eerste dode. Ik schreeuwde iets, ijlde de trap af, vloog tussen de met stomheid geslagen menigte naar de plek van het drama, die de daders met achterlating van hun slachtoffer waren ontvlucht. Was hij, stervend, op eigen kracht naar de portiek gekropen of hadden ze hem er nog heen gesleept? Bloed welde uit zijn keel, zijn ogen braken toen ik me over hem heenboog en hem opnam, ik kon geen woord uitbrengen toen ik hem in het buurhuis aan Judith, zijn moeder, overhandigde, en toneel was het niet. Ik wist nooit meer het beeld te zullen kwijtraken van de vrouw die mij aankeek alsof ik de moordenaar was, zwijgend haar kind aannam en haar lippen op zijn bebloede keel drukte, en dat ik nooit meer het geluid zou vergeten van haar kreet toen ze de deur met haar voet had dichtgetrapt en het huis was binnengegaan, een langgerekte, huiveringwekkende klacht die niet uit een menselijke mond kon zijn gekomen, maar rechtstreeks opsteeg uit het dodenrijk.”
Terug in eigen huis merkte ik, voelde ik, dat Sarah was verdwenen. Het bed was leeg, in de openstaande kast miste ik haar koffertje, vluchtkoffertje zoals ze het noemde, op welk noodlot ook voorbereid. Over de inhoud deed ze niet geheimzinnig: haar dierbaarste sieraden, wat kleren en ondergoed, en het manuscript van de vertaling waaraan ze werkte, de nieuwste roman van Hermann Kesten, Die Kinder von Gernika. Ik vond geen afscheidsbrief, ze was in stilte vertrokken, gebruikmakend van de verwarring op straat, of ontsnapt door de achtertuin, een huzarenstukje omdat er geen uitgang was en ze over een schutting met prikkeldraad had moeten klimmen. Nu ja, de liefde geeft vleugels.”

 


Willem G. van Maanen (30 september 1920 – 17 augustus 2012)

 

De Nederlandse theatermaker, tv-presentator, acteur en schrijver Wilfried de Jong werd geboren in Rotterdam op 30 september 1957. Zie ook alle tags voor Wilfried de Jong op dit blog.

Uit: Kop in de wind

“Als ik omkeerde en afdaalde naar mijn hotel, zou ik anderhalf uur later onder de douche staan en zat ik voor het diner nog met een biertje op het terras. Maar goed, ik had mezelf vandaag een doel gesteld: de top bereiken van l’Homme Mort. Ik liep om het huis heen en zocht naar een tappunt voor wa-ter. De azuurblauwe luiken voor de ramen waren dicht Tegen de buitenmuur stonden keurig bijgehouden bakken met bloeiende tijm en lavendeL Nergens een kraan. Ik deed mijn helm af en hing hem aan het stuur. Voor de deur hingen plastic slierten die moesten verhinderen dat er ongedierte naar binnen vloog. Langzaam duwde ik met mijn hoofd de slierten opzij. bonjour?’ Mijn ogen moesten wennen aan het donker. Het rook weeïg. Naar vochtig beddengoed. Ik deed een paar passen naar binnen. Het huis bestond uit één ruimte. In de hoek stond een eenpersoonsbed met een rom-melig laken erop. In het midden van de ruimte zag ik een ronde metalen terrastafel, met twee plastic stoelen. Tegen een muur was een formica keukenblok geplaatst. Met een kraan, gelukkig. Ik ontwaarde steeds meer details. Aan de linkermuur hing een oude schoolkaart van Frankrijk. Met potlood waren er rou-tes op getekend. Naast de kaart hingen eenvoudige schilderijen van bergtoppen, soms bedolven onder een laag sneeuw, soms in de zon. De muur achter het bed was van boven tot onder gevuld met foto’s van wielrenners. Terwijl mijn knieën op het matras steun-den, keek ik wie het waren. De foto’s waren haastig geknipt en gescheurd uit tijdschriften. Ik herkende het logo van Paris Match. Op de frames van de fietsen en de bezwete gezichten zag je de reflectie van de zon. Het blauw van de luchten was het blauw uit mijn jeugd: helder, stralend. De wand was een ode aan beroemde klimmers. Ik herkende de koppen op de meeste foto’s: Bahamontes, Indurain, Bartab, Pingeon, Hinault, Simpson, Coppi, Zoetemelk, Pantani, Arm-strong, Fuente, Heerera.”

 

 
Wilfried de Jong (Rotterdam, 30 september 1957)

 

De Joods-Roemeens-Frans-Amerikaanse schrijver Elie Wiesel werd geboren op 30 september 1928 in Sighet (nu Sighetu Marmaţiei), Roemenië. Zie ook alle tags voor Elie Wiesel op dit blog.

Uit: Night

“That is why everywhere in Russia, in the Ukraine, and in Lithuania, the Einsatzgruppen carried out the Final Solution by turning their machine guns on more than a million Jews, men, women, and children, and throwing them into huge mass graves, dug just moments before by the victims themselves. Special units would then disinter the corpses and burn them. Thus, for the first time in history, Jews were not only killed twice but denied burial in a cemetery.
It is obvious that the war which Hitler and his accomplices waged was a war not only against Jewish men, women, and children, but also against Jewish religion, Jewish culture, Jewish tradition, therefore Jewish memory.
CONVINCED THAT THIS PERIOD in history would be judged one day, I knew that I must bear witness. I also knew that, while I had many things to say, I did not have the words to say them.
Painfully aware of my limitations, I watched helplessly as language became an obstacle. It became clear that it would be necessary to invent a new language. But how was one to rehabilitate and transform words betrayed and perverted by the enemy?
Hunger—thirst—fear—transport—selection—fire—chimney: these words all have intrinsic meaning, but in those times, they meant something else. Writing in my mother tongue — at that point close to extinction — I would pause at every sentence, and start over and over again. I would conjure up other verbs, other images, other silent cries. It still was not right. But what exactly was “it”? “It” was something elusive, darkly shrouded for fear of being usurped, profaned. All the dictionary had to offer seemed meager, pale, lifeless. Was there a way to describe the last journey in sealed cattle cars, the last voyage toward the unknown? Or the discovery of a demented and glacial universe where to be inhuman was human, where disciplined, educated men in uniform came to kill, and innocent children and weary old men came to die? Or the countless separations on a single fiery night, the tearing apart of entire families, entire communities? Or, incredibly, the vanishing of a beautiful, well-behaved little Jewish girl with golden hair and a sad smile, murdered with her mother the very night of their arrival?
How was one to speak of them without trembling and a heart broken for all eternity?”

 

 
Elie Wiesel (30 september 1928 – 2 juli 2016)

 

De Nederlandse (gelegenheids-)dichter, schrijver, (sport)journalist, televisiepresentator en columnist Henk Spaan werd geboren in Heerhugowaard op 30 september 1948. Zie ook alle tags voor Henk Spaan op dit blog.

Uit: Alle dagen voetbal

“Iedereen weet alles van iedereen, het maakt niet uit op welke school ze zitten in het centrum van Amsterdam. Het moet tegelijkertijd geborgenheid bieden en benauwend zijn. Sophie zegt al heel lang dat ze vast en zeker in het buitenland gaat studeren. Dat is altijd een abstractie geweest, maar komt nu met het korter worden van de dagen steeds dichterbij. Behalve met de speeltijd bemoeien Pelle en ik ons drastisch met de tactiek. Het ouderwetse 4-3-3 zetten we om in 4-4-2, met onze beste speelster Maud ‘op tien’. Het werkt. Na rust krijgen we nog maar één goal tegen. Julia mist twee grote kansen. Door het vlaggen verlies ik liters zweet. Het wordt allengs stiller op het sportpark. Alle andere velden zijn al leeg. Boven het dak van het VU-ziekenhuis zakt de zon steeds verder, in tegenstelling tot de ene na de andere traumahelikopter die nijdig zoemend opstijgt, op zoek naar slachtoffers. Wander fluit op tijd af Ik bedank hem expliciet voor zijn komst. Eerder die dag was hij op de begrafenis van Ewouds 27-jarige broer, een manisch-depressieve jongen die zelfmoord heeft gepleegd.

17 september

Ik zie Arsenal in Manchester met 0-1 winnen van United en stuur een felicitatiemailtje naar Arsenal-fanaat Nick Hornby. Hij mailt terug dat telkens wanneer hij zijn vertrouwen in Wenger, Arsenals coach, dreigt te verliezen, deze er snel voor zorgt dat hij zich erg dom voelt. Arsenal speelde goed. Fábregas is met zijn achttien jaar veel beter dan Scholes die over de dertig en fysiek op zijn retour is.
’s Avonds zit ik tijdens een diner naast Henna Draaibaar, de correspondente van de NOS in Suriname. Ik vraag hoe het ervoor staat met het door Clarence Seedorf gebouwde stadion. `Er komt nooit iemand. Het ligt te ver buiten Paramaribo. Ik heb de vader van Clarence daar al twee jaar niet gezien. Kennelijk is de aandacht voor het speeltje alweer verflauwd,’ zegt ze. `Clarence maakte vandaag wel een mooi doelpunt tegen Parma, uit een vrije trap!’ zeg ik.”

 

 
Henk Spaan (Heerhugowaard, 30 september 1948)
Cover

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e september ook mijn vorige blog van vandaag.

Willem G. van Maanen, Truman Capote, Hendrik Marsman, Wilfried de Jong, Elie Wiesel, Henk Spaan

De Nederlandse schrijver Willem Gustaaf (Willem G.) van Maanen werd geboren in Kampen op 30 september 1920. Zie ook alle tags voor Willem G. van Maanen op dit blog.

Uit: Heb lief en zie niet om

“Een afscheid en voorgoed, zover waren we dan eindelijk gekomen, Sarah en ik, zo diep verdwaald, en toen brak de oorlog uit. Nu ja, eigenlijk was de oorlog al uitgebroken, met het Frans-Engelse antwoord op de Duitse inval in Polen, wij werden er pas het volgend voorjaar in betrokken, in de meinacht van 1940, toen ik aan Sarahs lang gekoesterde wens om mij voor haar minnaar in te wisselen toegaf. Ik kon wel huilen toen ze me omhelsde, maar ik gunde het haar niet, het was niet omdat ze me ging verlaten maar omdat ik vreesde nooit meer te kunnen liefhebben. Onzin, ik had nog mijn eigenliefde, die moeder van de jaloezie, ik stond nota bene in het stuk der stukken, Sarah had me daarin gezien en bewonderd, Othello dus, als Jago nog wel, maar misschien werkt zo’n rol buiten het toneel eerder verduisterend dan verhelderend, in elk geval, toen de oorlog gestalte kreeg, geratel van afweergeschut, gebrom van vliegtuigen, gillen en janken van sirenes, geschreeuw van mensen die de straat waren opgegaan, trok ik Sarah, die zich wilde aankleden, terug in bed om haar te zeggen, toe te bijten, dat ik wel gek zou zijn om haar in dat tumult te laten gaan, dat ik mijn toezegging introk en haar zou tegenhouden als ze haar zin zou doorzetten en mijn overwinnaar in de armen vliegen.
Deze Kasper, een Duitser, een goede helaas, schrijver van enige naam, had een hoge dunk van mij, dat maakte alles gecompliceerder dan nodig was. Had ik hem maar kunnen verdenken van een poging mij met zijn loftuitingen onschadelijk te maken, maar hij prees mij oprecht als de acteur die ik in zijn ogen was. Nog nooit had hij een Puck gezien als de mijne, Shakespeare zou mij hebben omhelsd, een ogenblik leek het erop dat hij het in zijn plaats zou doen, hij boog zich al naar me over, onopzettelijk misschien maar wel nadrukkelijk ons verschil in lengte aangevend, hij met zijn een meter negentig torenhoog boven mijn een meter zestig, de eik die zijn schaduw werpt over het sparretje, dat geen ander verweer heeft dan het uitzetten van zijn stekels. Ik was wel op de hoogte van de verhouding tussen die twee, maar verdrong iedere gedachte eraan, uit zelfbehoud misschien, gebrek aan interesse of aan verbeelding, ja, eigenlijk kon ik het me niet voorstellen, hij zo duits als zij joods, hoe konden ze elkaar buiten de literatuur liefhebben.
Sarah had in literaire en politieke kring naam gemaakt met haar vertalingen van in Hitlers Duitsland verboden schrijvers die in ons land onderdak hadden gevonden bij een daartoe opgerichte afdeling van een Amsterdamse uitgever. In vliegende vaart, alsof de vijand haar op de hielen zat, vertaalde ze Klaus Mann, Egon Kisch, de al dode Ernst Toller, Arnold Zweig, en haar geliefde, die ik om welke reden ook, een menselijke hopelijk, alleen met zijn voornaam aanduid. Ingewijden zullen hem herkennen als de auteur die zich van het pseudoniem Heim bedient, om aan te geven waarschijnlijk dat hij zich overal thuis voelt of, pretentieuzer nog, dat iedereen zich bij hem thuis moet voelen. Er was voor de tortels gelegenheid genoeg elkaar binnen de grenzen te ontmoeten, Kasper verbleef meer dan eens in Amsterdam, als redacteur bij de Duitse afdeling van die genereuze Nederlandse uitgever.

 
Willem G. van Maanen (30 september 1920 – 17 augustus 2012)
Cover

Lees verder “Willem G. van Maanen, Truman Capote, Hendrik Marsman, Wilfried de Jong, Elie Wiesel, Henk Spaan”

Wilfried de Jong, Mohsin Hamid, Lauren Groff, Frans Erens, Kai Meyer, Thea Dorn, Irina Liebmann

Bij (het slot van) de Tour de France

 

 
 Wout Poels en Chris Froome op de Alpe d’Huez in 2015

 

Uit: Froome en Poels (Column)

Ze reden ze samen het Critérium du Dauphiné, Froome en Poels. De Sky-kopman met zijn Hollandse meesterknecht. Dit was een meerdaagse wedstrijd over een parcours dat al een beetje rook naar de Tour de France.
Wout Poels is de lange lerp voor wie het geluk in de bergen ligt. Geef de Noord-Limburgse klimmer een paar meter stijgend asfalt en zie hoe sierlijk en rustig hij op zijn fiets blijft zitten.
In het voorjaar had hij pech. Wout brak een stuk van zijn schouder. En in 2012 was hij betrokken bij een ernstige valpartij in de Tour. Hij brak drie ribben, scheurde nier en milt en kneusde zijn longen. Poels lag achterover in het gras te kermen maar besloot toch op de fiets te stappen.
Ik wil er niet aan denken hoe dat voelde.
In deze Dauphiné zag ik een herboren Poels. Hij reed tijdens de bergetappes in dienst van Froome. Onverstoorbaar trappen op tempo. Stille rug, malende benen. Alleen de wijd opengesperde mond van Wout verraadde de pijn.
Wout reed zich leeg op de laatste helling, keek om, ten teken dat zijn kopman ten aanval kon.
Na de klassieke fietsbewegingen van Poels, zag ik Froome vol in beeld. De in Kenia geboren Brit trapte als een wezenloze. Hij hield zijn hoofd naar beneden, zijn ellebogen staken lelijk naar buiten.
Zijn gezicht werd steeds bleker; alsof de rode bloedlichaampjes in nood hadden geroepen: “Baas, wij blijven hier even beneden, in je kuiten.”
Pierlala op een zadel.
Zijn stijl is geen lelijke stijl te noemen. Nee, het is erger; het ís geen stijl. Het gaat alleen verschrikkelijk hard.

 
Wilfried de Jong (Rotterdam, 30 september 1957)
De Tour de France in Rotterdam, 2015

Lees verder “Wilfried de Jong, Mohsin Hamid, Lauren Groff, Frans Erens, Kai Meyer, Thea Dorn, Irina Liebmann”

Wilfried de Jong

De Nederlandse theatermaker, tv-presentator, acteur en schrijver Wilfried de Jong werd geboren in Rotterdam op 30 september 1957. Na het atheneum bracht hij een jaar door in een kibboets. Hij volgde daarna een opleiding aan de Sociale Academie en belandde in het welzijnswerk. Dat was echter niets voor hem en na een blauwe maandag in de journalistiek begon hij met Martin van Waardenberg het theater duo Waardenberg en de Jong. Nadat deze samenwerking was beëindigd legde De Jong zich toe op het maken van televisieprogramma’s. Eerst maakte hij voor de VPRO Sportpaleis De Jong en later, samen met Matthijs van Nieuwkerk, Holland Sport, waarvan hij van 2008 tot en met 2011 de enige presentator is. Hij presenteerde ook 24 uur met…, dat vanaf begin 2008 op Nederland 3 werd uitgezonden. Zijn liefde voor sport in het algemeen kwam verder tot uiting in een serie documentaires over de fans, hobbyisten en organisatoren van diverse amateur-sportevenementen. In de in Rotterdam opgenomen serie “Pakhuis de Jong” speelde Wilfried de Jong met doorgewinterde TV-persoonlijkheden in op actualiteit. Daarnaast speelde De Jong soms rollen in films en televisieseries (Evelien) en schreef hij een boek, `De linkerbil van Bettini` en een verhalenbundel: `Aal`. In maart 2007 verscheen ter gelegenheid van de literaire boekenmaand van de Bijenkorf `De opheffing van Bob`, een speciale uitgave, met vier oude verhalen van De Jong. Verder levert Wilfried de Jong regelmatig een bijdrage aan het voetbaltijdschrift Hard gras. In 2009 verscheen `De man en zijn fiets`, een bundel wielerverhalen. Als aanvulling op deze verhalenbundel verscheen er ook een cd Man & Fiets met Ocobar. De Jong schrijft een wekelijkse sportcolumn in NRC Handelsblad. In de zomer van 2013 werd De Jong presentator van het televisieprogramma Zomergasten.] De Jong werd in oktober 2014 op de vrijdagavond presentator van Met het Oog op Morgen, een NOS-radioprogramma.

Uit:Kop in de wind

“De soldaat had een karabijn in de aanslag. Hij keek over me heen, naar de bergtop. De punt van de bajonet stond schuin naar voren gericht klaar om in de borst van een Duitser te prikken. Doorstoten tot je de ribben hoorde breken.
Mort pour la patrie.
Ik fietste in traag tempo en kon daardoor lang naar een stenen beeld kijken. Hoeveel oorlogsmonumenten waren er in Frankrijk? Overal zag je standbeelden van jongens met stoere gezichten onder hun helmen. Nooit eens een huiverige blik in de ogen of een urineplek in de vechtbroek. Het was laat in de middag. Anderhalf uur geleden had ik mijn hete hoofd ondergedompeld in een betonnen waterbak bij een openbare kraan. Alsof je een gloeiende pan onder een koude straal houdt, zo groot was het temperatuurverschil geweest. Proestend was Ik weer bovengekomen. Van dat sprankelende gevoel was niets meer over. Het was benauwd. Mijn hoge hartslag bonkte in mijn slapen. Pas toen ik op de pedalen ging staan, verdween de soldaat langzaam uit beeld. Ik vroeg me af of de remblokjes van het achterwiel aanliepen. Onzin. Het was gewoon steil. Ik keek naar rechts. De weg die ik gereden had slingerde door het dal als een zwarte slang in het groen. Een slok uit mijn bidon. Het ging hard met het vocht vandaag. In de berm schuurden krekels hun vleugels over elkaar. Het geluid dat ze maakten klonk als een noodsignaal; de berg stond op het punt oververhit te raken.. De Fransen in deze streek zochten in de zomer een paar weken verkoeling aan de Côte d’Azur, 150 kilometer verderop. Zelfs de waakhonden van de spaarzame woningen langs mijn route lagen versuft op het erf. Ik reed over gekalkte letters die deels waren weggewassen door regenwater. Ze stonden omgekeerd op het wegdek. Ik kon er geen naam van maken. Was de Tour de France hier gepasseerd? Ik kon het me niet herinneren. Een verkeerspaaltje gaf aan op welke hoogte ik inmiddels zat: 825 meter. Nog een flink stuk verwijderd Val Col de l’ Homme Mort, een berg van de eerste categorie. Ik slurpte het bodempje water uit mijn bidon. Leeg. Stom dat ik niet een tweede houder op mijn frame had gemonteerd. Voor me bleef het asfalt oplopen. Ik bid geen moment bijkomen. Doorfietsen. Twintig meter verder stond in de berm een houten bordje geplant. Het had de vorm van een pijl. Mona Lisa 500 m was erop geschilderd. Mona Lisa. Gekke naam in dit Provençaalse landschap. Marie verwachtte je. Christine. Of Jeanne-Marie. als je gewichtig wilde doen met je voornaam. Mona Lisa. Zo’n bordje hoorde in Parijs in het Louvre te staan, zodat je de snelste weg kon nemen naar het schilderij van Leonardo da Vinci. Ik reed het bordje voorbij. Waar kon ik me nu op richten? De laatste teug uit de bidon had niet geholpen tegen de dorst Mijn tong lag droog in mijn wijd opengesperde mond. In de verte stond eenzelfde pijl. Ik praatte op mezelf in. Als ik de pijl haalde, zou ik zonder afstappen bovenkomen.”

 
Wilfried de Jong (Rotterdam, 30 september 1957)