Thomas (Nel Benschop)

Bij Beloken Pasen

 


De ongelovige Thomas door Gerrit van Honthorst, 1620

 

Thomas

Ik was er niet, toen Jezus bij hen kwam
en hun de tekens toonde in Zijn handen,
toen Hij hun uitgedoofde vuur deed branden
en ieder uit Zijn handen ’t brood aannam.

Ik wilde niet, zo volgzaam als een lam
mij bij de kudde trouwe schapen voegen
die van de herder alles maar verdroegen;
ik wilde zelf bepalen of ik kwam.

Ik wilde zien en voelen of ik niet
met dromen mij in slaap zou laten wiegen,
of mij door schone schijn laten bedriegen;
dat konden zij misschien doen, maar ik niet.

Toen zag ik Hem – en ik had geen verweer
maar kon slechts stamelen: “Mijn God, mijn Heer!”

 

 
Nel Benschop (16 januari 1918 – 31 januari 2005)
De Nieuwe Kerk in Den Haag. Nel Benschop werd in Den Haag geboren.

 

Zie voor de schrijvers van de 23e april ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

William Shakespeare, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Andrey Kurkov, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel

De Engelse dichter en schrijver William Shakespeare werd geboren in Stradford-upon-Avon op, vermoedelijk, 23 april 1564. Zie ook alle tags voor William Shakespeare op dit blog.

Uit:Macbeth

“Enter MACBETH
MACBETH
How now, you secret, black, and midnight hags!
What is’t you do?
ALL
A deed without a name.
MACBETH
I conjure you, by that which you profess,
Howe’er you come to know it, answer me:
Though you untie the winds and let them fight
Against the churches though the yesty waves
Confound and swallow navigation up
Though bladed corn be lodged and trees blown down
Though castles topple on their warders’ heads
Though palaces and pyramids do slope
Their heads to their foundations though the treasure
Of nature’s germens tumble all together,
Even till destruction sicken answer me
To what I ask you.
FIRST WITCH
Speak.
SECOND WITCH
Demand.
THIRD WITCH
We’ll answer.
FIRST WITCH
Say, if thou’dst rather hear it from our mouths,
Or from our masters?
MACBETH
Call ‘em let me see ‘em.
FIRST WITCH
Pour in sow’s blood, that hath eaten
Her nine farrow grease that’s sweaten
From the murderer’s gibbet throw
Into the flame.
ALL
Come, high or low
Thyself and office deftly show!
Thunder. First Apparition: an armed Head
MACBETH
Tell me, thou unknown power,–
FIRST WITCH
He knows thy thought:
Hear his speech, but say thou nought.
First Apparition
Macbeth! Macbeth! Macbeth! beware Macduff
Beware the thane of Fife. Dismiss me. Enough.
Descends
MACBETH
Whate’er thou art, for thy good caution, thanks
Thou hast harp’d my fear aright: but one
word more,–

 
William Shakespeare (23 april 1564 – 23 april 1616)
“Macbeth en Banquo ontmoeten de drie heksen” door Théodore Chassériau, 1855

Lees verder “William Shakespeare, Pascal Quignard, Peter Horst Neumann, Andrey Kurkov, Halldór Laxness, Christine Busta, Adelheid Duvanel”

Maurice Druon, Egon Hostovský, Richard Huelsenbeck, Marion Titze, Friedrich von Hagedorn, Max Bolliger, J. P. Donleavy

De Franse schrijver en politicus Maurice Druon werd geboren op 23 april 1918 in Parijs. Zie ook alle tags voor Maurice Druon op dit blog.

Uit: Les Rois Maudits

« — Il arrive de France ? Alors vous allez être contente, Madame. — Je souhaite l’être… si les nouvelles qu’il me porte sont bonnes. Une autre dame de parage entra vivement, le visage animé d’un grand air de joie. Elle s’appelait de naissance Jeanne de Joinville et était l’épouse de sir Roger Mortimer, l’un des premiers barons d’Angleterre. — Madame, Madame ! s’écria-t-elle, il a parlé. — Vraiment, Madame ? répondit la reine. Et qu’a-t-il dit ? — Il a frappé la table, Madame, et il a dit : « Veux ! » Une expression d’orgueil passa sur le beau visage d’Isabelle. — Conduisez-le devers moi, dit-elle. Lady Mortimer sortit, toujours courant, et revint un instant après, portant un enfant de quinze mois, rond, rose et gras, qu’elle déposa aux pieds de la reine. Il était vêtu d’une robe grenat, brodée d’or, et fort lourde pour un si petit être. — Alors, messire mon fils, vous avez dit : « Je veux », dit Isabelle en se penchant pour lui caresser la joue. J’aime que cela ait été votre premier mot : c’est parole de roi. L’enfant lui souriait, en dodelinant la tête. — Et pourquoi l’a-t-il dit ? reprit la reine. — Parce que je lui refusais un morceau de galette, répondit lady Mortimer. Isabelle eut un sourire vite effacé.
— Puisqu’il commence à parler, dit-elle, je demande qu’on ne l’encourage point à bégayer et prononcer des niaiseries, comme on fait d’ordinaire avec les enfants. Peu importe qu’il dise « papa » ou « maman », je préfère qu’il connaisse les mots de « roi » et de « reine ». Elle avait dans la voix une grande autorité naturelle. — Vous savez, ma mie, continua-t-elle, quelles raisons m’ont fait vous choisir pour gouverner mon fils. Vous êtes petite-nièce de messire Joinville le grand, qui fut à la croisade auprès de mon aïeul Monseigneur Saint Louis. Vous saurez enseigner à cet enfant qu’il est de France autant que d’Angleterre. Lady Mortimer s’inclina. À ce moment, la première dame française revint, annonçant Monseigneur le comte Robert d’Artois. La reine s’adossa, bien droite, à son siège et croisa les mains sur la poitrine, dans une attitude d’idole. Le souci d’être toujours royale ne parvenait pas à la vieillir. Un pas de deux cents livres ébranla le plancher. L’homme qui entra avait six pieds de haut, des cuisses comme des troncs de chêne, des poings comme des masses d’armes. Ses bottes rouges, de cuir cordouan, étaient soufflées d’une boue mal brossée ; le manteau qui lui pendait aux épaules était assez vaste pour couvrir un lit. Il suffisait qu’il eût une dague au côté pour avoir la mine de s’en aller en guerre.”
          

 
Maurice Druon (23 april 1918 – 14 april 2009)

Lees verder “Maurice Druon, Egon Hostovský, Richard Huelsenbeck, Marion Titze, Friedrich von Hagedorn, Max Bolliger, J. P. Donleavy”

Roman Helinski

De Nederlandse schrijver en journalist Roman Helinski werd geboren in Nuth op 23 april 1983. Helinski verwierf enige bekendheid met publicaties in literaire tijdschriften als Bunker Hill (tijdschrift), Deus ex machina en De Brakke Hond. De laatste jaren publiceert hij regelmatig korte verhalen in het Hollands Maandblad. Ook schrijft hij columns en verhalen voor het literaire voetbaltijdschrift Hard gras. Helinski debuteerde in de lente van 2014 met de roman “Bloemkool uit Tsjernobyl”, ondertitel: een vadergeschiedenis. De roman werd veel en goed besproken in Nederlandse kranten. In het NRC Handelsblad kende Arjan Fortuin er vier van de vijf ballen aan toe. Trouw sprak van ‘een ode aan de vertelkunst.’ Ook waren er positieve besprekingen in de Volkskrant, Het Financieele Dagblad en de De Groene Amsterdammer.

Uit: Bloemkool uit Tsjernobyl

“Oma Mossel was dood. Ze was hard op haar gezicht gevallen en dat was het dan. Ik moest huilen, ook al kende ik de oude vrouw amper.
Mijn vader nam de telefoon mee naar de slaapkamer en kwam daar een paar uur niet meer uit. Tijdens het avondeten vroeg mijn moeder hem: ‘Waar was je de hele dag toch zo druk mee?’
‘De begrafenis van die arme vrouw regelen.’
‘Doet haar familie dat niet?’
‘Het was een eenzame vrouw,’ antwoordde hij zachtjes. Ook de dagen die volgden was hij druk met regelen.
‘Ga je mee kransen uitzoeken?’ vroeg hij mijn moeder daags voor de begrafenis.
‘Ik ken die vrouw helemaal niet.’
‘Goed,’ zei mijn vader. ‘Dan gaat Victor mee.’
Ook dat vond mijn moeder geen goed idee, maar hij deed het toch. ‘Neem dit van mij aan,’ zei hij daarover, ‘luister niet altijd naar je vrouw later. Ze hebben vaak gelijk, maar niet altijd.’
Voor de dienst had mijn vader een zwart pak voor me gekocht. Er zat een dunne, zwarte das bij, die we maar niet netjes omgeknoopt kregen. Als mijn vader niet keek, trok ik er steeds aan, zodat we er een hele tijd over deden.
In de kerk was het niet druk, er zaten ongeveer twintig oude mensen die alle liederen konden meezingen. Ze hingen aan mijn vaders lippen toen hij vertelde over zijn eerste ontmoeting met oma Mossel in het ziekenhuis, hoe charmant en lief ze was geweest, maar ook hoe ontzettend eenzaam ze al jaren was. Haar man, die in de olie had gezeten, was lang geleden overleden en haar twee zonen kwamen nooit op bezoek. Ze waren zelfs niet op de begrafenis. Dat vertelde hij in de auto na afloop.
De pastoor had zijn tekst niet goed voorbereid, want hij liet lange stiltes vallen, waarin mijn gedachten afdwaalden naar mijn laatste wedstrijd. Drie doelpunten had ik daarin gemaakt.
In een korte, trage stoet liepen we naar de begraafplaats. Ik hield mijn vaders hand vast, af en toe kneep hij in de mijne. Het was leuk dat de kransen bij de kist inderdaad dezelfde waren als die we de dag ervoor hadden uitgekozen. Na thuiskomst bracht mijn vader de hele avond door in de tuin, mijn moeder moest werken. Op het aanrecht stond zoals bijna elke avond wanneer mijn moeder weg was een bakje met paprikachips dat ik om halfacht mocht pakken. Niet één keer pakte ik het eerder dan dat tijdstip, meestal deed ik dat zelfs later.”

 
Roman Helinski (Nuth, 23 april 1983)

Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël

De Italiaanse schrijver Giorgio Fontana werd geboren op 22 april 1981 in Saronno. Zie ook alle tags voor Giorgio Fontana op dit blog.

Uit: Het geweten van Roberto Doni (Vertaald door Philip Supèr)

‘Dat heb ik altijd wel gedaan, ja, hard werken.’
‘Ja, maar je gaat nog steeds door, je zakt niet in. Begrijp je wat ik bedoel?’
Doni schudde heel kort zijn hoofd.
‘Binnenkort geven ze je natuurlijk een mooi parketje ergens in de provincie, en dan kun je je gemak ervan nemen,’
ging Salvatori verder. ‘Ja toch?’
‘Dat hoop ik wel, inderdaad. Ik zou naar Varese gaan, maar uiteindelijk hebben ze de voorkeur gegeven aan Riccardi.’ Doni sneed het laatste stukje tong in twee gelijke delen. ‘Die is jonger en slimmer dan ik, schijnt het.’
‘En hij ligt wat beter bij bepaalde mensen.’
‘En hij ligt wat beter bij bepaalde mensen.’
‘Maar dat ga je nu dan toch goedmaken? Pavia, Piacenza… Of misschien meer naar het noorden, Como… Jezus, hoe heten al die plaatsen daar ook allemaal weer?’
‘Geen idee. Como? Lecco?’
‘Ja, precies, zo’n soort stad.’
‘We zullen zien.’
‘Je hebt het hier wel gehad, toch?’
Doni haalde zijn schouders op en nam een slokje water.
Het meisje van de bediening bracht de rekening.
‘Ikzelf heb er anders méér dan genoeg van,’ zei Salvatori.
‘Ik walg van Milaan. Ik werk hier vier jaar en ik kan er nu al niet meer tegen. Het is toch ook niet te doen? Ja, ik weet het, je moet proberen je erdoorheen te slaan. Maar dat is nou juist het probleem. Milaan is een stad die je alleen maar doorkruist. Ik begrijp er nog steeds niks van hier, en ik kén hier vooral ook niks. Ik zie alleen maar de onderkant van deze helse stad. Ik woon in Piola, daar neem ik de groene metrolijn, ik stap over op de rode en stap uit op San Babila.”

 

 
Giorgio Fontana (Saronno, 22 april 1981)

Lees verder “Giorgio Fontana, Jan de Hartog, Björn Kern, Vladimir Nabokov, Chetan Bhagat, Peter Weber, Jos de Haes, Thommie Bayer, Madame de Staël”

Ana María Shua, Louise Glück, Robert Choquette, James Philip Bailey, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn

De Argentijnse dichteres en schrijfster Ana María Shua werd geboren op 22 april 1951 in Buenos Aires. Zie ook alle tags voor Ana Maria Shua op dit blog.

Uit: Microfictions (Vertaald door Steven Stewart)

A Bearded Woman

Some stories don’t even give your imagination a chance.
On a trip through Mexico in 1854, a circus promoter noticed the servant girl of one of his hosts. She was a shockingly hairy girl of twenty or so years. She looked like a bearded orangutan. She had protruding jaws, a double row of teeth (like a dogfish), a slim waist, and natural feminine grace. We don’t know if she followed him for love, money, or adventure, or to escape the tragic tedium of her life. The promoter exhibited Julia Pastrana all over the world; he made her famous and possibly happy.
She was already a pro when Theodore Lent met her. To swipe her from her agent, he married her. That way, in addition to getting what she made at the circus, he could sell much more expensive tickets to their own house, where the monkey woman would serve tea to the astonished guests. Lent got his wife pregnant and sold tickets to the birth, which took place in Moscow in 1860. The baby was born with the same characteristics as its mother and died two days later. Julia died three days later, always surrounded by spectators. Lent had the corpses embalmed and sold them to the University of Moscow. Nevertheless, when he learned that the university was exhibiting the mummies for “scientific” reasons, he reclaimed the bodies of his wife and child and took them with him to exhibit throughout the world. Some time later on, in Sweden, Theodore Lent married another bearded woman. He died insane in 1880.
Some stories don’t even give your imagination a chance.

 

 
Ana María Shua (Buenos Aires, 22 april 1951)

Lees verder “Ana María Shua, Louise Glück, Robert Choquette, James Philip Bailey, Henry Fielding, Michael Schulte, Cabrera Infante, Ludwig Renn”

Charlotte Brontë, Patrick Rambaud, John Mortimer, Charles den Tex, Michael Mann, Peter Schneider, Meira Delmar, Alistair MacLean, Gerrit Wustmann

 De Britse schrijfster Charlotte Brontë werd geboren in Thornton op 21 april 1816. Zie ook alle tags voor Charlotte Brontë op dit blog.

Uit: Villette

“In the autumn of the year  —  —  I was staying at Bretton; my godmother having come in person to claim me of the kinsfolk with whom was at that time fixed my permanent residence. I believe she then plainly saw events coming, whose very shadow I scarce guessed; yet of which the faint suspicion sufficed to impart unsettled sadness, and made me glad to change scene and society.
Time always flowed smoothly for me at my godmother’s side; not with tumultuous swiftness, but blandly, like the gliding of a full river through a plain. My visits to her resembled the sojourn of Christian and Hopeful beside a certain pleasant stream, with “green trees on each bank, and meadows beautified with lilies all the year round.” The charm of variety there was not, nor the excitement of incident; but I liked peace so well, and sought stimulus so little, that when the latter came I almost felt it a disturbance, and wished rather it had still held aloof.
One day a letter was received of which the contents evidently caused Mrs. Bretton surprise and some concern. I thought at first it was from home, and trembled, expecting I know not what disastrous communication: to me, however, no reference was made, and the cloud seemed to pass.
The next day, on my return from a long walk, I found, as I entered my bedroom, an unexpected change. In, addition to my own French bed in its shady recess, appeared in a corner a small crib, draped with white; and in addition to my mahogany chest of drawers, I saw a tiny rosewood chest. I stood still, gazed, and considered.
“Of what are these things the signs and tokens?” I asked. The answer was obvious. “A second guest is coming: Mrs. Bretton expects other visitors.”
On descending to dinner, explanations ensued. A little girl, I was told, would shortly be my companion: the daughter of a friend and distant relation of the late Dr. Bretton’s. This little girl, it was added, had recently lost her mother; though, indeed, Mrs. Bretton ere long subjoined, the loss was not so great as might at first appear.

 

 
Charlotte Brontë (21 april 1816 – 31 maart 1855)
Cover

Lees verder “Charlotte Brontë, Patrick Rambaud, John Mortimer, Charles den Tex, Michael Mann, Peter Schneider, Meira Delmar, Alistair MacLean, Gerrit Wustmann”

Ahmed Arif

De Turkse dichter van Koerdische afkomst Ahmed Arif werd geboren op 21 april 1927 in Diyarbakır, Zijn echte naam was Ahmed Önal, Hij veranderde zijn achternaam naar die van zijn vader Arif Hikmet Zijn moeder stierf al vroeg. Arif groeide op in Diyarbakir en Siverek in een multiculturele omgeving en naast het Turkse beheerste hij ook Dimilkî (Zazaki), Kurmancien en Arabisch. Hij ging naar de middelbare school in Urfa en Afyon. Later ging hij naar Ankara om aan de universiteit filosofie te studeren. Tussen 1944 en 1955 publiceerde hij veel gedichten in verschillende tijdschriften. Om politieke redenen zat hij van 1950 tot 1952 in de gevangenis. Ahmed Arif werd een van de populairste dichters in Turkije. Met zijn dichtkunst bereikte hij vanwege zijn uitbeelding van Anatolische folklore en door zijn originaliteit een groot publiek. Tot op heden zijn er 49 nieuwe uitgaven van zijn boek verschenen, en er zijn talloze illegale exemplaren gedrukt. Daarnaast gebruikten veel linkse muziekgroepen en zangers delen uit zijn gedichten in hun teksten. Tijdens zijn leven publiceerde Arif slechts een verzameling gedichten, in 1968, getiteld “Hasretinden Prangalar Eskittim”. (“Door mijn verlangen naar jouw heb ik ketenen versleten”). Zijn zoon publiceerde in 2003 een andere collectie getiteld “Yurdum Benim Şahdamarım”.

Through my longing for you I have worn out fetters

Being able to tell about you,
To good guys and heroes.
Being able to tell about you,
To the disgraceful, rude
Filthy lie.

How many ice cold winters have passed?
The wolves sleep, the birds sleep, the dungeons sleep.
Outside life keeps going on, roaring…
Only I don’t sleep,
Damn, how many springtimes,
Have I, through my longing for you, worn out fetters?
Let me put bloodroses in your hairs,
Once on this side,
Then on that side…

Being able to scream you out,
Into bottomless pits,
To a falling star,
To somebody that reaches a matchstick
A matchstick that is fallen
On the most barren wave of an ocean.

To him who has lost the passion of first loves,
Who has lost the kisses,
Who shows no interest in the sudden dusk
Who dreams away over a cigarette and a drink
Being able to tell about you, to him…
Your absence is another word for hell
I’m cold, don’t close your eyes…

 

So early falls the night over our prison

It does not help
even if you were a dragon
even if you are fight competent
even if you are a handsome smart-hearted
nothing of use to you
it is Sneaking sharply
to bring you the sorrow and longing
so early falls the night over our prison
with its seven iron arms
with his seven gates
beyond one of it .. Your crying garden
against and below the wall
three branched night prime rose
three wet-rooted violet flowers
the same fears are there with the beloved
same clouds and same strikes of the waves
prison is putting the darkness
suffering of the soul
one maltian sings the song ” a pride fro kurdistan ”
I am residing in the floor bed
I do everything
clown .. Butler … or a fresh one
sometimes I say .. I am to be shot or fade away
get naked in the fight
I pretend being a hero
sometimes a friend and others as an enemy
I am neither this nor that
passing by barrels with peaks
and barrels full of sharp peaks
and police patrol

watching my weapon
finished the half of my cigarette with one breath
filling my chest with the smoke
or killing my self
you may say ” what you are doing “
but early the night will fall
outside the spring with its youth
I love you
crazily

 
Ahmed Arif (21 april 1927 – 2 juni 1991)

Martinus Nijhoff, Jan Cremer, Jean Pierre Rawie, Sebastian Faulks, Jozef Deleu, Steve Erickson, Arto Paasilinna, Michel Leiris

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

Want wat dood is is dood,
maar wat vermoord is leeft voort,
leeft voortaan minder gestoord
dan wat onbestorven leeft.
De daad die men naliet heeft
meer kwaad dan de daad gedaan.
Om gestorven dood te gaan
is genade, maar wee hem die
als in dubbele agonie
levens- en stervenspijn
tegelijk voelt: hij moet het ravijn
des doods over zonder brug.

Hij liep betrekkelijk vlug,
de man, maar niet vlug genoeg
of ieder raam besloeg
door de adem uit de mond
die zich sperde, maar woorden niet vond
al sperde hij zich nog zo wijd.
En tegelijkertijd
met dit onnoemlijk wee
bracht de muziek met zich mee,
– let wel, in een straat die liefst niet
rept, als het kan, van verdriet,
die, integendeel, opgewekt,
zich slechts het leed aantrekt
dat een ander ondergaat, –
let wel, in zulk een straat,
toen daar achter raam aan raam
de stamelingen tezaam
een infernale taal
aanhieven, – nog eenmaal,
geen kreet brak uit dan gesmoord, –

 

Twee reddeloozen

Zij gaat ’s nachts vaak naar de haven
Waarheen ze vroeger met mij ging,
Aan de eeuwige zee, aan de sterren,
Vraagt ze waarom het voorbij ging –

En de wind en de lichten der schepen
Zeggen dat al wat voorbijgaat
Op een reis is zonder thuisreis
Naar een einde waar niemand ons bijstaat –

In mijn hooge verlichte venster
Tusschen schoorsteene’ en torenklokken
Heb ik tegenover den hemel
Een eenzame voorpost betrokken.

In alles te kort geschoten,
Staar ik bij het raam op de stad
En vraag: was ik grooter geworden
Wanneer ik had liefgehad?

 

 
Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
Hier met Adriaan Roland Holst (links)

Lees verder “Martinus Nijhoff, Jan Cremer, Jean Pierre Rawie, Sebastian Faulks, Jozef Deleu, Steve Erickson, Arto Paasilinna, Michel Leiris”

Marieke Lucas Rijneveld

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marieke Lucas Rijneveld werd geboren in Nieuwendijk op 20 april 1991. Zie ook alle tags voor Marieke Lucas Rijneveld op dit blog.

Aanwezigheid

Zoals stemmen geheimen begonnen te fluisteren in het trappenhuis
het haalde de zomer uit ons en ik weet nog dat je lucht liet ontsnappen

dat ik even dacht aan de opblaasbare vluchtauto, dat ik je zou kunnen
opvouwen als je zo plat was geworden om in een strandtas te passen maar je
lichaam bleef zijn vormen houden, de traptreden kraakten, nee, het was iemands
lach die af en toe brak als een plastic koffielepeltje dat een wachtruimte beroert.

Een meisjesstem fluisterde in het Frans steeds opnieuw varkenskop, varkenskop
hoe ze ontdekt had dat geen enkel potlood die kleur goed kon nabootsen
net als mensenhuid, dat dit door de slager kwam, mooi roze zou beter verkopen.

Alsof iemand zijn vingers op haar adamsappel drukte, veranderde
het meisje in een oude dame die alleen nog maar in herinneringen kon leven
zoals er mensen zijn die zich eeuwig laten vastleggen op een ansichtkaart
met een wit strand op de achtergrond dat ooit vergeelt, de groetjes blijven doen.

Dat ze met de architect trouwde van de brug waar haar zus iedere ochtend
voordat het gras drooggeföhnd werd door de wind, langs de reling liep, probeerde
in te schatten hoe lef eruit zou zien, of het haar zou staan, haar armen klapwiekte

désolé: spijt is dat wat als water op de wegen in het vooruitzicht blijft liggen
steeds als we het willen inhalen, verschuift het zich, het zal er altijd blijven.

Er klinkt zenuwachtig gegiechel als de vrouw weer jonger wordt, kinderen leven
binnenstebuiten als truien met een waslabel waar alles te zien is wat ze nodig hebben
wat hen stuk maakt, na het twaalfde jaar keer je naar binnen, krijg je een dikkere huid
komt er nog maar weinig zonlicht in een lichaam.

Waar zou het ons brengen als we al onze geheimen op deze trap loslaten
zouden we plat worden en de vraag overblijven wie ons opbergt en met
warme adem een dagje strand of een verjaardag in zal blazen

of lachen we tot onze ribben in tentharingen veranderen, steken, daarna
godzijdank niet iedere keer meer onze jeugd erbij hoeven te halen als er in ons
het fluisteren klinkt: hoe spijt een lek gestoken vluchtauto is
hij brengt je niet verder maar ook niet meer terug.

 

 
Marieke Lucas Rijneveld  (Nieuwendijk, 20 april 1991)