Maya Angelou, Hanneke Hendrix, E. L. James, Marko Klomp, Marguerite Duras, Robert Schindel, Michiel van Kempen, Bettina von Arnim, Edith Södergran

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Maya Angelou (eig. Margueritte Johnson) werd geboren in Saint Louis, Missouri, op 4 april 1928. Zie ook alle tags voor Maya Angelou op dit blog.

 

Woman Work

I’ve got the children to tend
The clothes to mend
The floor to mop
The food to shop
Then the chicken to fry
The baby to dry
I got company to feed
The garden to weed
I’ve got shirts to press
The tots to dress
The can to be cut
I gotta clean up this hut
Then see about the sick
And the cotton to pick.

Shine on me, sunshine
Rain on me, rain
Fall softly, dewdrops
And cool my brow again.

Storm, blow me from here
With your fiercest wind
Let me float across the sky
‘Til I can rest again.

Fall gently, snowflakes
Cover me with white
Cold icy kisses and
Let me rest tonight.

Sun, rain, curving sky
Mountain, oceans, leaf and stone
Star shine, moon glow
You’re all that I can call my own.

 

Harlem Hopscotch

One foot down, then hop! It’s hot.
Good things for the ones that’s got.
Another jump, now to the left.
Everybody for hisself.

In the air, now both feet down.
Since you black, don’t stick around.
Food is gone, the rent is due,
Curse and cry and then jump two.

All the people out of work,
Hold for three, then twist and jerk.
Cross the line, they count you out.
That’s what hopping’s all about.

Both feet flat, the game is done.
They think I lost. I think I won.

 

 
Maya Angelou (4 april 1928 – 28 mei 2014)

Lees verder “Maya Angelou, Hanneke Hendrix, E. L. James, Marko Klomp, Marguerite Duras, Robert Schindel, Michiel van Kempen, Bettina von Arnim, Edith Södergran”

Marcel Vaarmeijer

De Nederlandse schrijver Marcel Vaarmeijer werd geboren op 4 april 1963 in Amsterdam. In februari 1966 overleed zijn vader. Hij verbleef vier keer voor langere tijd in kindertehuizen, o.a. in Petten, Amsterdam en Egmond aan Zee. Met zijn moeder verhuisde hij in 1973 naar Enschede. Omdat zijn moeder ernstig ziek werd, logeerde hij geregeld bij buren, familieleden en pleeggezinnen. Hij doorliep de lagere school deels in Amsterdam en Enschede. Op school ging het moeizaam. Toch bleef hij nooit zitten en behaalde hij in 1979 zijn mavodiploma. Hij wilde graag studeren en cameraman worden, maar door de ziekte van zijn moeder besloot hij bij de marine te gaan. Van 1979 tot 1986 werkte hij als seiner-telexist bij de Koninklijke Marine. Omdat hij een vaste relatie kreeg en vaak van huis was, verliet hij in de 1986 de marine. Hij verhuisde naar Amsterdam en werkte o.a. als receptionist, bewaker, telefonist, winkelverkoper en baliemedewerker bij benzinestations. Geïnspireerd door Godfried Bomans, Gerard Reve en Simon Carmiggelt begon hij zelf te schrijven. Zijn eerste publicatie was een gedicht in Propria Cures (1989), waarvoor hij nog meerdere gedichten en korte verhalen schreef. In 1994 en 1995 schreef hij een reeks korte verhalen over de marine voor NRC Handelsblad, waarvan in 1996 een verzamelbundel verscheen. Zijn eerste roman “Dov” publiceerde hij in 2001.Om zijn stijl verder te ontwikkelen, schreef hij een detective, een kinderboek, twee jeugdboeken en een thriller. Uiteindelijk keerde hij terug naar de roman. In februari 2015 verscheen “De Gloriedagen van Walter Gom”.

Uit: Voor wie ik heb liefgehad

‘Een wonderschone morgen, mevrouw Veldman.’
Haar stem slaat als een kanonskogel mijn kamer binnen.
Twee klompen klossen luid over de vloer. Ze heeft een luchtje op, een penetrant goedkoop luchtje, waarschijnlijk van haar man gekregen. Mannen van vandaag weten niet meer hoe ze een vrouw moeten behagen. Goedkope luchtjes, verlepte chrysanten, sieraden die na drie dagen groen uitslaan, veel meer hebben ze niet te bieden en veel meer hebben die meiden ook niet nodig.
Als ze de gordijnen met een onbeheerste ruk heeft opengetrokken, buigt ze zich over mij heen. Hoofdzuster Melissa, alleen haar dwingende blik is al voldoende om uit bed te springen en de benen te nemen. Maar de jaren dat ik uit bedden sprong en de benen nam liggen ver achter mij.
‘Heb je goed geslapen, Louise?’ brult ze mij toe, alsof ik doof en seniel ben. Dat heeft de dokter ooit in mijn medisch dossier geschreven. Dokters schrijven veel in medisch dossiers: pertinente waarheden, veronderstelde waarheden, uit de lucht gegrepen waarheden. Die laatste categorie schijnt steeds vaker op te duiken, vooral in dossiers van dokters die beter violist of groenteboer hadden kunnen worden.
Ik kijk naar Melissa’s ogen, grijsblauw, als de hemel voor een daverende onweersbui. ‘In 1928 heb ik goed geslapen,’ antwoord ik. ‘Maurice Ravel componeerde zijn Bolero, de Graf Zeppelin maakte zijn eerste vlucht en ik sliep als een roos.’
Melissa grijnst. Haar tanden zijn geel en kort. Te veel snoep en te weinig zuivel, daar lopen er meer van rond hier. Met een venijnig kneepje in mijn wang bezegelt ze het einde van de nacht, het einde van de duisternis waarin we voor een paar uurtjes verlost zijn van het tumult van alledag.
Verdwijnen doet men het beste in kleine ruimtes: kleerkasten, berghokken, wijnkelders, boomhutten. Mijn verdwijnruimte is mijn kamer. Een schamele praktisch ingerichte woning van vierenhalf bij vijf meter, waar ik op mijn gemak kan werken aan mijn definitieve verdwijning.”

 
Marcel Vaarmeijer (Amsterdam,4 april 1963)