De Nederlandse dichter Lucebert werd in Amsterdam geboren op 15 september 1924 onder de naam Lubertus Swaanswijk. Zie ook mijn blog van 15 september 2010 en eveneens alle tags voor Lucebert op dit blog.
de rivier
uit al haar armen brandt de rivier onder de rotsen
en onder de kleine zon boven de bossen
spuwt naar tellurische wortels naar de staart van de wolk
en met gesperde muil dwars door deinende scherven zij zwermt
met grillige warmte over de wereld
de duisternis dicht bij haar buik buigen gulzige bloemen
en daar is een hol en een poel en het kraken en zoemen
van een paar draken in de avond niet veraf op een graf
staande een uil staart naar een glazen galg daar grof
gebouwde rotsen omringen de melodische afgrond
ach altijd en altijd hangen natte tongen aan de trieste bergen
gespleten tongen getande tongen en opgeblazen
ronkende tongen en in de dalen in de stenen en lemen cocons
academisch zingende mannen manmoedig wanhopig
zingende mannen en vrouwen vaag draperend de ruimte
maar een adder de lichtgeaderde rivier spartelt en
knaagt aan het wenende vlees van de wind
wat geeft dat klagen? sneeuw sneeuwt over vervaarlijke
en ook over bedaagde ogen en alles raakt los in de nacht
voort stromende argeloos tomeloos maar niet verlost
van de klagende nacht
lente-suite voor lilith
introductie:
als babies zijn de dichters niet genezen
van een eenzaam zoekend achterhoofd
velen hebben liefde uitgedoofd
om in duisternis haar licht te lezen
in duisternis is ieder even slecht
de buidel tederheid is spoedig leeg
alleen wat dichters brengen het te weeg
uit poelen worden lelies opgedregd
kappers slagers beterpraters
alles wat begraven is
godvergeten dovenetels laat es
aan uw zwarte vlekken merken dat het niet te laat is
wie wil stralen die moet branden
blijven branden als hij liefde meent
om in licht haar duisternis op handen
te dragen voor de hele goegemeent
1
o-o-oh
zo god van slanke lavendel te zien
en de beek koert naar de keel
en de keel is van de anemonen
is van de zee de monen zingende bovengekomen
kleine dokter jij drinkende huid van bezien
zie een mond met de torens luiden de tong
een wier van geluid de libbelen tillende klei
en jij
wassen jij klein en vingers in de la in de ven
lavendel in de lente love lied
laat zij geuren
pagodegeuren
lavendelgoden
geuren
Lucebert (15 september 1924 – 10 mei 1994)
Lucebert: Prinsenpaar, 1962