Michaël Zeeman, Armando, Ton Anbeek, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey, Michael Deak, Einar Már Gudmundsson, Gerrit Borgers

De Nederlandse dichter, schrijver, journalist en literair criticus Michaël Zeeman werd geboren op Marken op 18 september 1958. Zie ook mijn blog van 18 september 2010 en eveneens alle tags voor Michaël Zeeman op dit blog.

 

Marken

I
Het knekelveld: hier zag ik hen
toen ik niet beter wist of
aanstonds gingen graven open.
Engelen in blauwe overalls en
plompe modderlaarzen zij spatten
met water alsof het licht was.

Jeu de boules met het hoofd van
een man van honderdtachtig jaar
zij braken de kaak van zijn schedel
een tandeloze kinnebak en er droop
een lijntje van rulle aarde uit.

Rommelend zag ik later op die dag
de trage vuilniswagen naar dit
weiland gaan, de molens kraakten.
Zij gingen als mortel in een vloer
beensplinters, kiezen en weer
die draderige aarde.

De onbereikbaarheid: een brede wetering
om de heuvel vol graven, vol doden
samen met Angelica weet ik de angst
(mijn zusje, mijn zusje – al die verhalen)
wij stellen vast hoe smal de greppel werd.

Is dit te weten dat men ouder werd
het brede water werd een hinkestap
droogt na een jeugd de Lethe uit?

II.
Ons sjibbolet is mij reeds lang ontschoten
ik ken de taal niet die men nodig heeft noch
ken ik het gebaar dat vrede sticht en orde
en voor een antwoord zorgt of een gesprek;
er lopen mensen om mij heen aan wie ik ooit
gevraagd heb om een brood, een liter melk.

Nu ik mij witte hemden een lijntje stropdassen
verwierf trek ik mij spoedig terug in een café
de argwaan van een lompe jongen schimmen aan
een tap het werend vocht aan al het meubilair
stellen de engte vast van mijn verblijf.

 

 
Michaël Zeeman (18 september 1958 – 27 juli 2009) 
Marken

Lees verder “Michaël Zeeman, Armando, Ton Anbeek, Stephan Sarek, Omer Karel De Laey, Michael Deak, Einar Már Gudmundsson, Gerrit Borgers”

Nicolien Mizee

Onafhankelijk van geboortedata

De Nederlandse schrijfster Nicolien Mizee werd in 1965 in Haarlem geboren. Toen ze 28 was ging ze naar de Schrijversvakschool, die in 1984 werd opgericht. In 2000, op 35-jarige leeftijd, publiceerde zij haar eerste roman ”Voor God en de Sociale Dienst”,over leven van een bijstandsuitkering, over haar werk als schildersmodel en haar opleiding aan de Schrijversvakschool. Drie jaar later volgde de roman “Toen kwam moeder met een mes”. Dat boek werd een groot succes. Het werd in 2004 genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. In 2006 kwam haar derde roman uit: “En knielde voor hem neer”. Intussen had de directeur van de Schrijversvakschool aan Nicolien gevraagd of ze les wilde geven in romans en verhalen schrijven. Daarnaast schreef zij voor het NRC Handelsblad. Later werden die stukjes gebundeld in het boekje “Schrijfles”. In 2015 verscheen “De Halfbroer”. Op 1 september van dit jaar verscheen “De kennismaking. Faxen aan Ger”

Uit: De halfbroer

“Met je moeder: zei ze op harde fluistertoon en alles was direct weer bij het oude. ‘Er is iets vreselijks gebeurd. Oom Jan belde om te vragen hoe het met papa ging Ik vertelde natuurlijk dat het verschrikkelijk is, dat papa steeds het parlement toespreekt en de tafel dekt voor zijn dode broer. Dat ik niet weet hoe lang ik dit nog volhoud. En toen kwam ik boven en daar zat papa, met de hoorn in de hand. Hij had alles gehoord. Je moet direct komen? ‘Goed,’ Zei ik Ik trok het briefje van de muur en kneep het tot een prop, wat lastig was, met één hand. ‘Kun je dan een pond tomaten voor me meenemen? Dat is nauwelijks een omweg voorjou, en het is misschien juist wel even prettig voor», een klein onnveggeije. Als ze wagen wat voor tomaten» wilt, dan zegje maar gewoon: ‘gewone tomaten’. En als je tóch bij de groenteman bent, kun je dan ook wat selderij meenemen? 0, daar is de dominee. Hallo Johannes! Ja, ik laatje erin_ ik heb mijn dochter aan de telefoon, Nicolien, die ken je nog wel van vroeger, die komt zo om mij met Lex te helpen-.’ Toen ik een kwartier later het tuinpad opkwam, zat mijn moeder achter de vleugel met haardominee, een kale man die van adel is en nog met de koningin heeft gecorrespondeerd. Ik haastte me naar boven en vond mijn vader aangekleed op bed, roerloos, de ogen open. ‘Ben» echt? vroeg hij. ‘Voel maar, zei ik en pakte zijn hand. ‘Godzijdank,’ zei hij zachijes.’Het werd ook tijd. Ik weet eindelijk waar ik aan zal doodgaan? Waaraan dan? vroeg ik. Aan uitputting. Ik ben gewoon steeds vermoeider. Ik vind het goed zo. Die dokters geven steeds geen antwoord. Ze noemen allerlei ziektes die ik heb, en voegen eraan toe dat ik daar niet aan zal doodgaan. Als ik dan vraag waar ik wél aan zal doodgaan, weten ze geen antwoord. Hij grinnikte:Ik heb een droge mond.’ ‘Ik zal een glas water voor» halen,’ zei ik ‘Ik heb een heel goed gesprek met Hans gehad, zei mijn vader.’Hij was
helemaal naakt maar hij zag er heel goed uit. Vannacht stond hij ineens naast mijn bed. Ik heb tegen hem gezegd dat ik zwaar in gebreke ben gebleven indertijd. Hij zei dat het niet gaf. Ik was ontzaggelijk opgelucht.’ ‘Dat kan ik me voorstellen, zei ik Ja._ Ik zei “Hans, we hebben nooit echt gepráát En ik wil dit gesprek graag voortzetten, maar ik ben nu te moe.” Toen zei hij: °Dan doen we het op een ander moment” Ik 7ki: °Dat zou geweldig zijn.” Toen was hij weer weg’ Wat is er roetje pink? vroeg ik ‘Ik ben tegen het hek aangevallen. Eens per week maak Ik een reuzensmak’ Hij grinnikte. ‘Dat geeft ook niets. Dat is eigenlijk wel aardig. We moesten naar het ziekenhuis. Er zit een scheur in het bot.”

 
Nicolien Mizee (Haarlem, 1965)

Koen Stassijns

De Vlaamse dichter, schrijver en vertaller Koen Stassijns werd geboren op 18 september 1953 in Ninove. Eigenlijk wilde Stassijns naar de toneelschool, maar zijn ouders verboden dat. Hij begon tegen zijn zin aan een rechtenstudie en gaf die na enkele geslaagde semestriële examens op omdat het niet bij zijn ambitie paste. Stassijns kwam terecht in het bedrijfsleven: in de wegsignalisatie. Hij startte een eigen bedrijf op en was redelijk succesvol, maar niet gelukkig. Na een decennium literaire inactiviteit begon Stassijns opnieuw met schrijven. In 1988 verscheen “Aanmaaktwijgen van een vuur” en dat werd meteen een succes.Zijn dichtbundels ‘Paard van glas’ (1993, 2001) en ‘Zwijghout’ (2000) verschenen bij uitgeverij Atlas in Amsterdam en kenden verschillende herdrukken. Samen met zijn vriend en collega Ivo van Strijtem bouwt hij als bloemlezer verder aan de gereputeerde reeks ‘De mooiste van…’ (Lannoo, Atlas) met vertaalde poëzie van Goethe, Tagore, Neruda, Heine, Brecht, Petrarca, Dickinson, Ungaretti, Hesse, Yeats, Stevens, Quasimodo… Met Geert van Istendael vormt hij een vertaalduo en vertaalde hij vele Waalse dichters, poëzie van W.B. Yeats en van Bertolt Brecht en diens leerling Heinz Kahlau, evenals chansons van Jacques Brel.

Dit dorp…

Dit dorp, ik laat het en verlaat
het, als viel ik na het vrijen uit
de klamme handdruk van de slaap.
Niet het gefluit van vogels die

loslippig vaak hun namen slaan
in de bewaarstam van een boom,
niet het gehuichel van de wind
die uit vier monden spreekt en aan

de leugens kleine vleugels bindt.
Maar om de vader en de vrouw
die hij bekroop en bloeden liet,
zo danig onverschillig sliep

dat ijs hem op de schenen stond.
Dat ik zijn kind was, deert mij nu
ik op de valreep merk: dit dorp,
de rode draad van het verdriet.

 

Voorlopig afscheid

1
Nu je weggaat geef ik je weer wat ik nog
nooit uit handen gaf: het oog dat weigerde
te zien zoals een ander voor hem deed,
het oor dat juichte, mond die steigerde

toen iemand afgemeten langs me gleed
of tastte met de vingers van elke dag.
Ja, ik herinner me de kroeg, als sneed
het mes nog door me heen, waar wij de macht

verdeelden, je buik die op en neer ging
toen je lach een frisdrank openspatte,
en hoe ik als een kruimel aan je hing.

Kom nog eens langs dat ik je trapsgewijze
leer verliezen, nu ik amper aan je raak.
Verlaat me niet, ik ben het al te vaak.         

2
De laatste dagen, en nog zoveel moet
aan kant gedaan, om nooit meer te vergeten.
Gooi overboord, scheep in, het ga je goed,
wij moeten maar eens willen wat we weten

dat wat wij willen er niet echt toe doet.
Ontroering heet nu: kast waarin mijn kleren
aandoenlijk toen ik er voor je uit ging, zoet
bed dat die herinnering licht op doet veren,

en een boek waarin ik je meenam op reis.
Naar het noorden, hoe ik je daar ontkleedde
en verboden bloemen sneed uit het ijs.

Neem al die beelden mee, begraaf ze niet in
nieuwe aarde, in een taal die ik nooit sprak.
En denk aan mij als aan een lekkend dak.

 

 
Koen Stassijns (Ninove, 18 september 1953)