Dolce far niente, Theodor Storm, Kjell Westö, Diane DiPrima, Alfred Lord Tennyson, Paul Claudel

 

Dolce far niente

 

Blühende Heidelandschaft door Carl Coven Schirm, ca. 1925


Abseits

Es ist so still; die Heide liegt
Im warmen Mittagssonnenstrahle,
Ein rosenroter Schimmer fliegt
Um ihre alten Gräbermale;
Die Kräuter blühn; der Heideduft
Steigt in die blaue Sommerluft.

Laufkäfer hasten durch’s Gesträuch
In ihren goldnen Panzerröckchen,
Die Bienen hängen Zweig um Zweig
Sich an der Edelheide Glöckchen;
Die Vögel schwirren aus dem Kraut –
Die Luft ist voller Lerchenlaut.

Ein halbverfallen’ niedrig’ Haus
Steht einsam hier und sonnbeschienen
Der Kätner lehnt zur Tür hinaus,
Behaglich blinzelnd nach den Bienen;
Sein Junge auf dem Stein davor
Schnitzt Pfeifen sich aus Kälberrohr.

Kaum zittert durch die Mittagsruh
Ein Schlag der Dorfuhr, der entfernten
Dem Alten fällt die Wimper zu,
Er träumt von seinen Honigernten.
— Kein Klang der aufgeregten Zeit
Drang noch in diese Einsamkeit.

 

Theodor Storm (14 september 1817 – 4 juli 1888)
Husum, de geboorteplaats van Theodor Storm

 

De Finse schrijver Kjell Westö werd geboren op 6 augustus 1961 in Helsinki. Zie ook alle tags voor Kjell Westö op dit blog.

Uit: De zwavelgele hemel (Vertaald door Clementine Luijten)

“Op een voorjaarsmiddag begin jaren negentig was ik in mijn appartement aan de Vinkelgatan. Het was maandag en ik hoefde die dag geen les te geven, ik probeerde een boekrecensie te schrijven. Linda Vogt had me zondagavond gebeld en we hadden lang gepraat. Linda begon zich zorgen te maken om Klasu. Ze zei dat hij te hard werkte, hij was voortdurend op reis, kleine Tommi en zij zagen hem bijna nooit. Dat was op zich niet zo erg als Klasu de weinige vrije avonden en weekenden dat hij thuis was maar gelukkig was geweest. Dat was hij echter niet, volgens Linda, hij was neerslachtig en prikkelbaar en zelfs Tommi kon hem niet meer opvrolijken, hoewel hij de liefste jongen was die je je maar kon wensen. Ik troostte Linda zo goed mogelijk, ik zei dat ze het even aan moest kijken en zich niet onnodig zorgen moest maken, Klasu was een gevoelig mens maar hij was ook superslim en had een enorm arbeidsvermogen. Ik denk weleens dat Klasu en ik nooit hadden moeten trouwen, zei Linda. We passen niet bij elkaar want ik geef helemaal niet op dezelfde manier om geld als hij. Ik hou niet van business, dat komt vast door Henry. Je moet het niet vergelijken met wat je vader deed, zei ik. Alex en Klasu zijn fatsoenlijke zakenlui. Dat weet ik zo net nog niet, zei Linda. Het is niet alleen de werklast waardoor Klasu zich niet lekker voelt. Er is ook iets anders. Zoals? Heeft hij iets gezegd? Klasu zegt dat hij Alex niet meer herkent, dat hij de hele tijd onredelijk is en lullig doet. Ik wist dat Linda gelijk had: de laatste tijd had ik bij elke bestuursvergadering op de uitgeverij exact hetzelfde van Alex gevonden. Tegelijk ontbrak me het inzicht in waar Alex mee bezig was. Hij had een ingewikkeld web gesponnen van bedrijven met kruislings eigendom die transacties met elkaar deden, en alle grotere zaken speelden zich af in de diepte van de wereld van banken, investerings- en verzekeringsmaatschappijen. Tijdens een lange nacht bij Adlon had een montere Alex geprobeerd me uit te leggen dat het complete zakenleven geherstructureerd werd, maar behalve dat ik die nacht dronken was ben ik ook humanist en in wezen niet geïnteresseerd in eigendomsstructuren en geldbewegingen: ik had naar Alex geluisterd en geknikt en gehumd zonder te begrijpen waar hij het eigenlijk over had. Het enige wat ik volledig begreep was dat Hundstjknan, tegenwoordig Sirius, slechts een hobby voor hem was, ontsproten aan zijn belangstelling voor boeken en kunst. Zijn geld verdiende hij elders, en daarvan begreep ik zo goed als niets. Ik begreep zelfs het jaarverslag niet dat de accountants van Sirius ons voorlegden, ik keek alleen snel de kolommen met cijfers door, humde en knikte nog maar eens, en vervolgens ondertekende ik het rapport en hoopte maar dat alles in orde was. Maar toen Linda vertelde hoe slecht Klasu behandeld werd door Alex, hield ik me van de domme en zei alleen zo meelevend mogelijk: Dat vind ik spijtig om te horen. Kun jij niet met Alex praten? vroeg Linda. Niemand kent hem beter dan jij. Dat is helaas niet meer zo, zei ik. Al heel lang niet meer.”

 

Kjell Westö (Helsinki, 6 augustus 1961)
Cover


De Amerikaanse dichteres en schrijfster Diane DiPrima werd geboren op 6 augustus 1934 in New York. Zie ook alle tags voor Diane DiPrima op dit blog.

 

First Snow, Kerhonkson

for Alan

This, then, is the gift the world has given me
(you have given me)
softly the snow
cupped in hollows
lying on the surface of the pond
matching my long white candles
which stand at the window
which will burn at dusk while the snow
fills up our valley
this hollow
no friend will wander down
no one arriving brown from Mexico
from the sunfields of California, bearing pot
they are scattered now, dead or silent
or blasted to madness
by the howling brightness of our once common vision
and this gift of yours—
white silence filling the contours of my life.

 

“she is the wind…”

she is the wind you never leave behind
black cat you killed in empty lot, she is
smell of the summer weeds, the one who lurks
in open childhood closets, she coughs
in the next room, hoots, nests in your hair
she is incubus
face at the window
she is
harpy on your fire-escape, marble figurine
carved in the mantlepiece.
She is cornucopia
that wails in the night, deathgrip
you cannot cut away, black limpid eyes
of mad girls singing carols behind mesh, she is
the hiss in your goodbyes.
Black grain in green jade, sound
from the silent koto, she is
tapestry burned
in your brain, the fiery cloak
of feathers carries you
off hills
when you run flaming
down
to the black sea

 

Diane DiPrima (New York, 6 augustus 1934)


De Engelse dichter Alfred, Lord Tennyson werd geboren op 6 augustus 1809 in Somersby, Lincolnshire, England. Zie ook alle tags voor Alfred Tennyson op dit blog.

 

In Memoriam A. H. H.: 96. You Say, But With No Touch Of Sco

You say, but with no touch of scorn,
Sweet-hearted, you, whose light-blue eyes
Are tender over drowning flies,
You tell me, doubt is Devil-born.
I know not: one indeed I knew
In many a subtle question versed,
Who touch’d a jarring lyre at first,
But ever strove to make it true:
Perplext in faith, but pure in deeds,
At last he beat his music out.
There lives more faith in honest doubt,
Believe me, than in half the creeds.

He fought his doubts and gather’d strength,
He would not make his judgment blind,
He faced the spectres of the mind
And laid them: thus he came at length

To find a stronger faith his own;
And Power was with him in the night,
Which makes the darkness and the light,
And dwells not in the light alone,

But in the darkness and the cloud,
As over Sinaï’s peaks of old,
While Israel made their gods of gold,
Altho’ the trumpet blew so loud.

 

In Memoriam A. H. H.: 99. Risest Thou Thus, Dim Dawn, Again

Risest thou thus, dim dawn, again,
So loud with voices of the birds,
So thick with lowings of the herds,
Day, when I lost the flower of men;
Who tremblest thro’ thy darkling red
On yon swoll’n brook that bubbles fast
By meadows breathing of the past,
And woodlands holy to the dead;
Who murmurest in the foliaged eaves
A song that slights the coming care,
And Autumn laying here and there
A fiery finger on the leaves;

Who wakenest with thy balmy breath
To myriads on the genial earth,
Memories of bridal, or of birth,
And unto myriads more, of death.

O wheresoever those may be,
Betwixt the slumber of the poles,
To-day they count as kindred souls;
They know me not, but mourn with me.

 

Alfred Tennyson (6 augustus 1809 – 6 oktober 1892)


De Franse dichter, schrijver en diplomaat Paul Claudel werd geboren op 6 augustus 1868 in Villeneuve-sur-Fère. Zie ook alle tags voor Paul Claudel op dit blog.

Uit: L’Annonce faite à Marie

« VIOLAINE. — Tout beau, maître Pierre! Est-ce ainsi qu’on décampe de la maison comme un voleur sans saluer honnêtement les dames?
PIERRE DE CRAON. — Violaine, retirez-vous. Il fait nuit pleine encore et nous sommes seuls ici tous les deux. Et vous savez que je ne suis pas un homme telle-ment sûr.
VIOLAINE. — Je n’ai pas peur de vous, ma-çon! N’est pas un mauvais homme qui veut! On ne vient pas à bout de moi comme on veut! Pauvre Pierre! Vous n’avez même pas réussi à me tuer. Avec votre mauvais couteau! Rien qu’une pe-tite coupure au bras dont personne ne s’est aperçu.
PIERRE DE CRAON. — Violaine, il faut me pardonner.
VIOLAINE. — C’est pour cela que je suis ici.
PIERRE DE CRAON. — Vous êtes la première femme que j’aie touchée. Le diable m’a saisi tout d’un coup, qui profite de l’occasion.
VIOLAINE. — Mais vous m’avez trouvée plus forte que luil
PIERRE DE CRAON. — Violaine, je suis ici plus dangereux qu’alors.
VIOLAINE. — Allons-nous donc nous battre de nouveau?
PIERRE DE CRAON. — Ma seule présence par elle-même est funeste. (Silence)
VIOLAINE. — Je ne vous entends pas.
PIERRE DE CRAON. — N’avais-je pas assez de pierres à assembler et de bois à joindre et de métaux à réduire? Mon oeuvre à moi, pour que tout d’un coup, Je porte la main sur l’oeuvre d’un autre et con-voite une âme vivante avec impiété?
VIOLAINE. — Dans la maison de mon père et de votre hôte! Seigneur! qu’aurait-on dit si on l’avait su? Mais je vous ai bien caché. Et chacun comme auparavant vous prend pour -un homme sincère et irréprochable.
PIERRE DE CRAON. — Dieu juge le coeur sous l’apparence.
VIOLAINE. — Ceci restera donc à nous trois.
PIERRE DE CRAON. — Violaine!
VIOLAINE. Maître Pierre?
PIERRE DE CRAON. — Mettez-vous là près de ce cierge que je vous regarde bien. (Elle se place en souriant sous le cierge. Il la regarde longuement)
VIOLAINE. — Vous m’avez bien regardée?
PIERRE DE CRAON. — Qui êtes-vous, jeune fille, et quelle est donc cette part que Dieu en vous s’est réservée, Pour que la main qui vous touche avec désir et la chair même soit ainsi. Flétrie, comme si elle avait approché le mystère de sa résidence?
VIOLAINE. — Que vous est-il donc arrivé de-puis un an?
PIERRE DE CRAON. — Le lendemain même de ce jour que vous savez… “

 

Paul Claudel (6 augustus 1868 – 23 februari 1955)
Mon frère door Camille Claudel, 1893


Zie voor de schrijvers van de 6e augustus ook mijn blog van 6 augustus 2017 en ook mijn blog van 6 augustus 2015 en ook mijn blog van 6 augustus 2011 deel 1 en eveneens deel 2 en ook deel 3.