Charlotte Brontë, Gerrit Wustmann

De Britse schrijfster Charlotte Brontë werd geboren in Thornton op 21 april 1816. Zie ook alle tags voor Charlotte Brontë op dit blog.

Uit: Jane Eyre

” Good-night, then, sir,” said I, departing. He seemed surprised—very inconsistently so, as he had just told me to go. ” What!” he exclaimed, “are you quitting me already, and in that way?” ” You said I might go, sir.” ” But not without taking leave; not without a word or two of acknowledgment and good-will: not, in short, in that brief, dry fashion. Why, you have saved my life! —snatched me from a horrible and excruciating death! and you walk past me as if we were mutual strangers! At least shake hands.” He held out his hand; I gave him mine: he took it first in one, them in both his own. ” You have saved my life: I have a pleasure in owing you so immense a debt. I cannot say more. Nothing else that has being would have been tolerable to me in the character of creditor for such an obligation: but you: it is different;—I feel your benefits no burden, Jane.” He paused; gazed at me: words almost visible trembled on his lips,—but his voice was checked. ” Good-night again, sir. There is no debt, benefit, burden, obligation, in the case.” ” I knew,” he continued, “you would do me good in some way, at some time; —I saw it in your eyes when I first beheld you: their expression and smile did not”—(again he stopped)—”did not” (he proceeded hastily) “strike delight to my very inmost heart so for nothing. People talk of natural sympathies; I have heard of good genii: there are grains of truth in the wildest fable. My cherished preserver, goodnight!” Strange energy was in his voice, strange fire in his look. ” I am glad I happened to be awake,” I said: and then I was going. ” What! you will go?” ” I am cold, sir.” ” Cold? Yes,—and standing in a pool! Go, then, Jane; go!” But he still retained my hand, and I could not free it. I bethought myself of an expedient. ” I think I hear Mrs. Fairfax move, sir,” said I. ” Well, leave me:” he relaxed his fingers, and I was gone.”

 

Charlotte Brontë (21 april 1816 – 31 maart 1855)
Cover

 

Onafhankelijk van geboortedagen:

De Duitse dichter Gerrit Wustmann werd in 1982 in Keulen geboren. Zie ook alle tags voor Gerrit Wustmann op dit blog.

 

Berlijn II

de stoel waarop je zit
voor de spiegel waarin
de gordijnen zijn opgeruimd
het is een stille stoel
hij laat je huid
ritselen de rugleuningen strelen
je handen die
niet weten waar naartoe
aan je handen
ontglijden de woorden zetten zich vast
in de groeven en nissen
tot de een of ander
ze vindt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Gerrit Wustmann (Keulen, 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e april ook mijn blog van 21 april 2019 deel 2 en eveneens deel 3.

Martinus Nijhoff, Sarah Kirsch

De Nederlandse dichter, toneelschrijver en essayist Martinus Nijhoff werd geboren in Den Haag op 20 april 1894. Zie ook alle tags voor Martinus Nijhoff op dit blog.

 

Het uur U (Fragment)

O, die olie verspeeld
was geenszins verspild geweest!
Eén ogenblik had de geest
in vergezichten gedwaald
en was, door het oog van een naald,
als de kemel, binnengegaan.
In welk land kwam hij aan?
Op aarde. – In eigen land. –
Gelijk een maan was de hand
die over het voorhoofd gleed
en door een dauw van zweet
zich langzaam voortbewoog;
en ook het starend oog,
dat wijd open bleef staan,
het deed meer aan een maan
denken dan aan een zon.
Maar weldra, uit dooiende bron,
ontsprong, sprongsgewijs, het bloed,
en reeds spoelde op die vloed
– zoals na onweer een boom
de rivier afdrijft – de droom
met wat hij aanrichtte uit zicht.
Men ademde als verlicht
het amen na van een preek.
De geest, toen hij nederstreek
uit het ledige zwerk
en thuiskwam onder de zerk
van vast werk en dagelijks brood,
was dankbaar dat deze dood
hem bevrijdde van ruimtevrees.
Hij was, terug in het vlees,
moe, weliswaar, zeer moe,
maar was, platgezegd, blij toe
met dit vlees, zo zwak het was:
geen zo groot tekort in kas
dat niet geschoven kon
op die gebrekkige compagnon
die ’t lot hem beschoren had. –
Maar kijk, die metgezel zat
alweer aan het schrijfbureau
te zwoegen, en wel zo,
dat de geest, beschaamd neerziend
naar die trouwe, arbeidzame vriend,
niet dan een lastige traan
verdrijvend tot hem dorst gaan.

 

Martinus Nijhoff (20 april 1894 – 26 januari 1953)
Portret door Joop Sjollema, 1944

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Reis II

1
Maar het liefst reis ik met de trein
Door mijn kleine verwarmende land
In alle seizoenen: de winter
Werpt sporen van vergeten koolplantages
Door het raam, ik zie de contouren van de kale bomen
Fijne lijn rond de takken ze komen dichterbij
Keren om verlaten me weer

2
In ‘t voorjaar loopt de fazant voorbij
Zijn gouden paardebloemveren
Maken hem kostbaar, ik vrees voor hem
Dan is hij al weg, gebroken aarde
Ligt schaamteloos langs de spoorbaan maar
Bij het baanwachtershuis wordt zij geëgaliseerd
Door madeliefjes pioenrozenstruiken en viooltjes
Ik kan de zomer al zien dan
Wordt het gevleugelde wiel rood geverfd
De baanwachter legt uit stenen
Goede wensen aan de reizigers

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 20e april ook mijn blog van 20 april 2019 deel 2 en ook deel 3.

Marjoleine de Vos, Hanane Aad

De Nederlandse dichteres en schrijfster Marjoleine de Vos werd geboren in Oosterbeek op 19 april 1957. Zie ook alle tags voor Marjoleine de Vos op dit blog.

 

Op de foto

Is dat nu Despina, die vrouw
met sproetig masker op, te bleu
voor poederkwast of lippenstift
de man voorbij die naar haar lonkt
als zij in goedgevulde jas haar dromen
aanglijnd laat lopen in de straat.

Zij ziet zichzelf zo anders want
een heksenbezem en geheim godin
gehuld in rozerood en rinse charme
granaatappelgelijk – die je moet slaan
wil hij zich korrelig geven aan
wie naar hem dorst.

 

Mevrouw Despina is verdwaald

Middenin het leven zou ze in een donker –
maar was daar niet, waarschijnlijk ergens
op de fiets de stad door op de weg naar niets
geen wonderen wel roze ondergoed
en droeve junks, een vuilnisbak patat.
Ziet ze geen pad naar ooit of later
alleen het donker klopt, het grachtenwater
ruikt naar gracht de nacht is goed
maar hoe het leven moet, mijn God
zo laat al en geen weet van heg en steg.
Moet ze wellicht de wereld in om nieuw
haar ogen uit te spoelen, anders bestaan
op verre grond de oude maan zien
krimpen met haar mee of met pensioen
en uien kweken. Was ze maar oud
en liefst nog wijs, wou ze wel dood
had ze die zogenaamde levensreis
gewoon gemaakt. Zou ze bezweren:
niets aan het ging vanzelf het is gedaan.

 

Altijd die dingen

Ze staan afwezig zichzelf te verdragen
de zwijgende dingen waarbij je moet horen
die je gevoelig vol sporen moet slijten
zodat ze gaan spreken van wie je ooit was.
Ze kraken gelaten, ze scheuren of vallen
ze liegen geheimen het kan ze niet schelen
wiens handen ze strelen pakken of breken.

Ach rottige dingen ik wil jullie treffen
met striemende woorden of zinloos geweld
dat jullie voelen hoe ik hier moet leven.
Voor mij altijd rimpels rommel en herrie
voor jullie de glans van bescheiden mysterie.
Ik woon hier temidden van stille verraders
koelbloedig veranderen zij van bezitter
houden mij even – zolang het hun past.

 

Marjoleine de Vos (Oosterbeek, 19 april 1957)

 

De Libanese dichteres, journaliste en vertaalster Hanane Aad werd geboren op 18 april 1965 in Beiroet. Zie ook alle tags voor Hanane Aad op dit blog.

Wens

Het stof ruikt naar eeuwige rust.
Het lied geurt naar vrijheid.
Hopelijk ruik ik mijn vrijheid
voor de dood.
Hopelijk kan ik mijn lied zingen
voordat het stof me verslindt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hanane Aad (Beiroet, 18 april 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 19e april ook mijn blog van 19 april 2019 en ook mijn blog van 19 april 2018 en ook mijn blog van 19 april 2015 deel 2.

Roos van Rijswijk, Hanane Aad

De Nederlandse schrijfster Roos van Rijswijk werd geboren in Amsterdam op 18 april 1985. Zie ook alle tags voor Roos van Rijswijk op dit blog.

Uit: Onheilig

“Het is bijzonder dat alles nog lijkt te werken, behalve dat ik af en toe verschrikkelijk moe ben, of een beetje kortademig, soms zeurt er iets in mijn bekken. Ik kan nog klaarkomen. Ik schrijf dit op en voel me direct smerig, daarom zeg ik het niet als ik bij je ben. Je zult vreemdere dingen horen, daar niet van, maar ergens dringt het beeld van mijn oude tantes op familiedagen zich aan me op, dames met kant langs hun lellende halzen en lippenstift in de plooien rond hun mond, vlekken van de rode wijn op hun tanden, een adem die mikt naar douchegordijn en alcohol. Vieze grapjes die pas afschuwelijk worden bij gratie van de gore lach die erachteraan knarst. Jij hebt appelwangen en drie frisse kinderen. Je vraagt hoe het gaat met schrijven en ik zeg: dat gaat goed. Dan praten we over praktische zaken zoals: wanneer regel je je eigen crematie? Jij ziet eruit als een christen, maar ik wil je niet naar je God vragen.

De laatste keer dat ik seks heb gehad zal voorgoed de laatste keer zijn en het was net zo ongeïnspireerd als de eerste keer, maar dan in de wetenschap dat het beter kan. Mijn eerste en enige intemetdate, een tip van Leendert. Een site voor hoogopgeleiden. Ik loog: kunstgeschiedenis. Gebruikte een foto van mezelf en niet van een jonge blom, zoals Leendert suggereerde, ik was het met een mooie rode jurk aan en haar tot mijn borsten, die verdomde borsten. Die foto maakte mijn zus op een dag vol zon, we aten koude pannenkoeken aan de Amstel, maar dat zette ik er niet bij.

We dronken wijn en bier en aten op Gerards initiatief in een restaurant aan het Museumplein, vlak bij de kunst waar we allebei niet over spraken, leugenaars, we neukten bij mij. Ik veranderde mijn e-mailadres en mijn telefoonnummer en was als de dood dat hij op een dag onder mijn raam zou staan en ik was beledigd toen dat niet zo was.”

 

Roos van Rijswijk (Amsterdam, 18 april 1985)

 

De Libanese dichteres, journaliste en vertaalster Hanane Aad werd geboren op 18 april 1965 in Beiroet. Zie ook alle tags voor Hanane Aad op dit blog.

 

De instrumenten van geduld

Ik hang een ketting met poëzie
rond de nek van het moment,
en ontvlucht de beperkingen van de tijd.
Aan boord van de raadselachtige horizon
bekleed ik de geest met licht.
Ik werp de lava van achterdocht
in de brandende oven.
Gebruikmakend van de instrumenten van geduld
tem ik de hitte van de woestijnen,
gebruikmakend van de filosofie van vrijgevigheid
behaal ik lauweren van rijkdom.
En op het hoogtepunt van dood nihilisme
omarm ik het wonder van overleven.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Hanane Aad (Beiroet, 18 april 1965)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e april ook mijn blog van 18 april 2019 en ook mijn blog van 18 april 2017 en ook mijn blog van 18 april 2015 deel 2.

Antoon Coolen, Sarah Kirsch

De Nederlandse schrijver Antoon Coolen werd geboren in Wijlre in Zuid-Limburg op 17 april 1897. Zie ook alle tags voor Antoon Coolen op dit blog.

Uit: De goede moordenaar

“En die deur zette hij in het deurgebint zonder scharnieren. Hij zette ze er zoo maar tegenaan. Hij had in zijn huis geen vloeren gelegd. Hij liep op het geel zand. Hij had een bedstee. Hij had eenen breeden voet van eenen boom mee de dikke stompen van de afgebroken wortelen er nog aan. Dat was zijn tafel, dit stuk boomstam, aan den bovenkant glad afgezaagd. En hij had eenen stoel. Dit was alles wat hij had. Hij zat er in zijn huis verscholen. Op een uur in den morgen en een uur in den avond kwam hij hier of daar uit naar buiten gekropen en ging loopen rontelom zijn huis. Onder de wilgen en de canada’s bleef hij soms even staan, dan was het net krek precies of hij ergens naar luisterde. Misschien luisterde hij naar het geruisch van de bladeren. De zomers kwamen, de zomer wier oud. Het herfsttij en de winter kwamen en teekenden de boomen en het uitzicht. De kluizenaar kroop in en uit zijn huis. Het was, als ge hem ’s avonds zaagt loopen of pal stil zaagt staan, eenen gruwelijken mensch om te zien, ‘nen grauwen mensch, en zijn ringbaard groeide in den tijd. Hij liet zijn eigen zijn voedsel aanreiken door het gat in de deur. De planken in deur en raamgebinten waren grauw. Hij had de muren ook niet afgevoegd. Het huis had maar korten tijd zijnen staat van nieuwheid. Er zaten tusschen de roode nieuwe steenen ook heele plekken van grauwe en bruine stenen, die de kluizenaar hier of daar van afbraak had gekocht. Er kwam nooit iemand in zijn huis. Die hem wat brengen moest kwam nooit verder dan voor de deur, de deur daar was ter manshoogte dat gat in. Maar men gluurde wel eens door de reten der planken voor de ramen. In een lichtkier zaagde ge dan het geel zand van den grond en het stuk boomstam, en den stoel scheef tegen den muur.”

 

Antoon Coolen (17 april 1897 – 9 november 1961) Borstbeeld van Antoon Coolen in Deurne

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

’s Ochtends had ik wijn gedronken omdat de zon zo brandde

’s Ochtends had ik wijn gedronken omdat de zon zo brandde
Ik lag op koel parket las oude boeken waarin
Kleine dieren al jaren thuis waren, zij
Aten van de lijm soms een komma, de tekst
Kon ik evengoed volgen: het waren fata over
Zee-vaart en schip-breuk

“s Middags lag er een jongen op het strand hij was
Zeker aangespoeld ik was niet verrast
Populiervlokken vlogen omlaag de ekster
Zocht gretig naar zijn ogen die waren licht
Nodigden me uit om te gaan zwemmen – ik verdreef
Een witte spin van zijn teen, vocht tegen de mug
Een golf kletterde op de oever, hij begon
Mijn vingers te kussen ik was ontvankelijk
En noemde hem teder
toen ruiste het water
Het rees op sloeg over hem heen
Het meer kookte stond op strekte zich uit nam hem terug
Katten sprongen terzijde en lachten

’s Avonds zat ik in de appelboom en keek uit over het water.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 17e april ook  mijn blog van 17 april 2019 en ook mijn blog van 17 april 2017 deel 2.

Thomas Olde Heuvelt, Sarah Kirsch

De Nederlandse schrijver Thomas Baudelet Olde Heuvelt werd geboren in Nijmegen op 16 april 1983. Zie ook alle tags voor Thomas Olde Heuvelt op dit blog.

Uit: Echo

“Toen de Airbus de daling inzette naar Genève werd Nick, of wat er van hem over was, nog kunstmatig in coma gehouden. En hierboven in de bergen knalde het onweer. Hierboven, één grote turbulentienachtmerrie in onstabiele lucht. De Airbus cirkelde eindeloos en blind in de wolkenmassa en dook plotseling door een gat, waardoor ik zag dat we al geruime tijd lager zaten dan de omringende bergruggen. Het horror vacui bij het totale gebrek aan oriëntatie verruilde zich onmiddellijk voor een onverbloemde claustrofobie. Buiten de wolkenkrabbers van Manhattan was dit de eerste keer in zestien jaar dat ik met bergen werd geconfronteerd. Het liet geen ruimte voor illusies: ik háátte de bergen. Ik haatte ze nog steeds.
Ik haatte hoe ze ons insloten. Hoe ze zich over het vliegtuig heen leken te buigen. Hoe ze dwars door het noodweer rezen. Grillig als de tanden van een roofdier.
De bergen hadden Nicks gezicht eraf gebeten.
Al die tijd had ik me afgevraagd wat die vent aan de telefoon had bedoeld toen-ie het steeds over Nicks gezicht had gehad. Die vent die vertegenwoordiger was van de Police Cantonale. Dat er iets mis was met zijn gezicht, had-ie gezegd. Dat gezicht, ik kende het door en door. Mannelijke lijnen maar zachte trekken, een oersymmetrie die hem het voorkomen gaf van een wezen rechtstreeks afkomstig uit de natuur. Wat ik er het meest in aanbad was de volledige afwezigheid van schaamte. Ik was er nog altijd niet uit of de kalme zelfverzekerdheid waarmee Nick de wereld in keek voortkwam uit het feit dat hij andermans blikken eenvoudig niet gewaarwerd, of dat hij er juist zo aan was gewend dat ze hem koud lieten.”

 

Thomas Olde Heuvelt (Nijmegen, 16 april 1983)

 

De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

 

Vanuit mijn huis

Ik zeg: jij bent de grote wind
jij blaast verdriet in mijn gezicht
Jij zegt: het is geen storm
gewoon een klein warm briesje

Maar ik zie vanuit mijn huis
het dak zeilen als een kokend grijze rook
de boeken proberen hun vleugels uit
niets wordt gespaard, pianoconcerten
haasten zich op zwarte borden weg
vensters sluiten nooit meer. Waar
moet ik verder leven?

Ik zeg: alles is van me weggevlogen
Jij zegt: er is geen storm
Ik zeg: de wind is zo groot dat sigaretten
zijn opgebrand voordat ze de mond bereiken
En hou je een vulpen in je hand
dan boort die zich in de tafel.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e april ook mijn blog van 16 april 2019 en ook mijn blog van 16 april 2017 deel 2.

Tomas Tranströmer, Sarah Kirsch

De Zweedse dichter en schrijver Tomas Tranströmer werd geboren in Stockholm op 15 april 1931. Zie ook alle tags voor Tomas Tranströmer op dit blog.

 

Een winternacht

De storm zet zijn mond aan het huis
en blaast een toon te voorschijn.
Ik slaap onrustig en lees de tekst
van de storm met gesloten ogen.

Maar kinderogen zijn groot in het donker
en de storm die blaast voor het kind.
Ze houden beiden van zwaaiende lampen,
zijn beiden op weg naar de taal.

De storm heeft kinderhanden en -vleugels.
De karavaan slaat naar Lapland op hol.
En het huis voelt zijn sterrenbeeld van spijkers
die de muren samenhouden.

De nacht is zwijgzaam boven onze vloer
(waar verklonken stappen rusten
als gezonken blaren in een meer)
maar onstuimig de nacht daar buiten!

Een ernstiger storm trekt over de wereld.
Aan onze ziel zet hij zijn mond
en blaast een toon te voorschijn. Wij zijn bang
dat de storm ons leeg zal blazen.

 

Vertaald door Rita Verschuur

 

Mijnstreek

ik loop over rokende wonden
(in het ogenblik van de distel)
en aan mijn riem draag ik duizend sleutels

(dat wielen hierboven ook hebben gedraaid)

eenzaam de mijntoren
een duivelse vinger
en gruis zwart van verlangen naar water
en de spar zwart van verlangen naar storm

ik loop over rokende wonden
als verschrikte paarden snellen verbrande wolken
over de boomtoppen
de paden zoeken hun doel
en het bos draagt duizend sleutels aan zijn riem

 

Zwemmer

wil men kunnen zwemmen
dan moet het water levend zijn
moet het water op de vlucht zijn
met kiezelstenen in zijn mond

degene die zwemt
die het water het instrument van zijn huid laat bespelen
is een zacht anker
tussen stromen
een dobbelsteen
lichtend als een toorts
eenzaam als een verdronken soldaat

de zwemmer brandt langzaam

hij is een lokaas
voor de hongerige steiger
als er een steiger is
hij veroorzaakt onrust
als er een strand is
maar zelf trekt hij kalm over eindeloze bergen
met vuur in zijn longen

 

Vertaald door J. Bernlef

 

Tomas Tranströmer (15 april 1931 – 26 maart 2015)

 


De Duitse schrijfster en dichteres Sarah Kirsch (eig. Ingrid Hella Irmelinde Kirsch) werd geboren op 16 april 1935 in Limlingerode. Zie ook alle tags voor Sarah Kirsch op dit blog.

Bij de witte viooltjes

Bij de witte viooltjes
In het park zoals hij me opdroeg
Sta ik onder de wilg
Ongekamde oude vrouw bladerloos
Zie je, zegt zij, dat hij niet komt

Ach, zeg ik hij heeft zijn voet gebroken
Een graad ingeslikt, een straat
Werd plotseling verlegd of
Hij kan niet aan zijn vrouw ontsnappen
Veel dingen hinderen ons mensen

De wilg wiegt en kraakt
Kan ook zijn dat hij al dood is
Hij zag er bleek uit terwijl hij je kuste onder je jas
Kan wel zijn wilg kan wel zijn
Dus laten we hopen dat hij niet meer van me houdt

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Sarah Kirsch (16 april 1935 – 5 mei 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 15e april ook mijn blog van 15 april 2019 en ook mijn blog van 15 april 2018 deel 2.

Péter Esterházy, Tjitse Hofman

De Hongaarse schrijver Graaf Péter Esterházy van Galántha werd geboren in Boedapest op 14 april 1950. Zie ook alle tags voor Péter Esterházy op dit blog.

Uit: Die Markus-Version

„Die Großmutter lächelt selten. Aus ihrem Kopf kommen keine Strahlen. Im Gegenteil, es ist, als hätte sie das Licht verschluckt, ihre Falten, die haben es verschluckt. Sie kam und ging plötzlich. Auf einmal saß sie dort an meinem Bett und sprach von Gott. Als erzählte sie vom Nachbarn. Oder vom taubstummen Brief-träger, Onkel Gerzson. Ihr Sohn war im Krieg gestorben, der jüngere Bruder meines Vaters. Die Russen hatten ihn erschos-sen. Die Deutschen. Die Partisanen. Er war verschwunden. Lan-ge wollte sie das nicht glauben. Dass ihr Sohn früher gestorben war als sie, das Kind früher als seine Mutter, dass das überhaupt möglich ist. Sie war darauf gekommen, dass der Herrgott dann seinen Sohn getötet haben musste, anders konnte es nicht sein. Schließlich also glaubte sie es. Einen ganzen geschlagenen Tag lang jammerte und schluchzte sie. Keiner wagte etwas zu sagen. Es gab einen Moment, da meinte sie, wenn ihr Sohn tot war, nicht war, dann war auch Gott tot, war Gott nicht, dann jedoch ging dieser Moment vorüber. Als ihre Tränen versiegt waren, ver-ließen sie auch die Kräfte, und sie schlief zwei Tage am Stück. Als sie aufwachte, war Gott taubstumm geworden. So erzählte sie es und malte mir mit ihrem knorrigen Daumen ein Kreuz auf die Stirn. Sie kann auf eine Weise von Gott erzählen, dass es unbe-greiflich wird, dass er nicht sein soll. Noch dazu, dass er tot sein soll. So, dass dies keinen Sinn hat. Ich habe den Nachbarn und den Briefträger erwähnt, weil die immer sind, wir sie sehen. Die Geschichten der Großmutter von Gott – also sie enthielten die-se Sicherheit, dass Gott auch dann ist, wenn niemand mehr ist. Obwohl das, dass niemand ist, schwer vorstellbar ist. Das »nie-mand« und das »alles« sind schwer vorstellbar.“

 

Péter Esterházy (14 april 1950 – 14 juli 2016)

 

De Nederlandse dichter Tjitse Hofman werd geboren in Assen op 14 april 1974. Zie ook alle tags voor Tjitse Hofman op dit blog.

Tell Freedom

Krassen dansen wassen 
wassen dansen krassen

Autobanden
bedspiralen
krukken sponzen 
tranen 

Honden 
wachten tranen 
tranen
groene zeep

In rode klei 
gewassen
matrassen 
wassen dansen

Slaven rassen
wassen 
koloniale 
fratsen


Guilt is individual
sisterhood demands proof

We demand land
we demand equality

Love everyone
but trust nobody 


Krassen dansen wassen 
wassen dansen krassen

Zeg vrijheid
zonder monden
verlaten en vergeten
zonder monden spreken


Lik de wonden
gouden honden
gewassen klei
gedanste zeep 

Op moeder aarde passen
met moeder aarde wassen 
silhouetten dansen 
wassen dansen krassen

Herinnering
aan niemandsland
herinnering 
aan zeep


Guilt is individual
sisterhood demands proof

We demand land
we demand equality

Love everyone
but trust nobody 

 

Tjitse Hofman (Assen, 14 april 1974)

 

ook mijn blog van 13 april 2019 en ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.

Fröhliche Ostern! (Kurt Tucholsky)

 

Prettige Paasdagen!

 

Pasen stilleven door Max Rimböck, 1934

 

Fröhliche Ostern!

Da seht aufs Neue, dieses alte Wunder:
Der Osterhase kakelt wie ein Huhn
und fabriziert dort unter dem Holunder
ein Ei und noch ein Ei und hat zu tun.

Und auch der Mensch reckt frohbewegt die Glieder
er zählt die Kinderchens: eins, zwei und drei…
Ja, was errötet denn die Gattin wieder?

Ei, ei, ei
ei, ei
ei!

Der fleißige Kaufherr aber packt die Ware
ins pappne Ei zum besseren Konsum:
Ein seidnes Schupftuch; Nadeln für die Haare,
die Glitzerbrosche und das Riechparfum.

Das junge Volk, so Mädchen wie die Knaben,
sucht die voll Sinn versteckte Leckerei.
Man ruft beglückt, wenn sie´s gefunden haben:

Ei, ei, ei
ei, ei
ei!

Und Hans und Lene steckens in die Jacke,
das liebe Osterei – wen freut das nicht?
Glatt, wohlfeil, etwas süßlich im Geschmacke
und ohne jedes innre Gleichgewicht.

Die deutsche Politik… Was soll ich sagen?
Bei uns zu Lande ist das einerlei
und kurz und gut: Verderbt euch nicht den Magen!
Vergnügtes Fest! Vergnügtes Osterei!

 

Kurt Tucholsky (9 januari 1890 – 21 december 1935) St. Marienkirche in Berlijn, de geboorteplaats van Kurt Tucholsky

 

De Nederlandse dichter en schrijver Nachoem Mesoelam Wijnberg werd geboren in Amsterdam op 13 april 1961. Zie ook alle tags voor Nachoem Wijnberg op dit blog.

 

Zondagmiddag in de voorstad

Een goede blonde
een oudere man en huidige minnaar
een jongere man en vroegere minnaar
(allen gekomen in de auto van de huidige minnaar)
een slechte blonde
een vriend en zijn vrouw
een gastheer die vlees braadt op een open vuur
een tweeling met snorren langs de rand van het zwembad

de slechte blonde spreekt zacht met de gastheer
de vriend spreekt zacht met zijn vrouw
de minnaar schenkt de minnaar een glas wijn in
en schenkt zichzelf een glas wijn in
de goede blonde ligt in de zon
op haar buik

de oudere man en de blonde kleden zich om
de jongere man wacht in de woonkamer
de slechte blonde stelt drie vragen aan de jongere man
de slechte blonde probeert te telefoneren
de slechte blonde valt over een stoel
de vriend duikt in het zwembad

de goede blonde loopt door de woonkamer
zij geeft een spiegel terug aan de jongere man
zij zegt:
‘hij is ontevreden met mij
en ik ben niet zeker waarom
en hij legt het ook niet uit’.

 

Het einde van het wachten

Een licht in de nacht,
antwoord op
een ander licht,
antwoord op

een ander licht
dat zegt: iemand
komt terug naar een paleis
waarin een vrouw

naast iemand ligt
als vermoeid naast vermoeid;
in een ander paleis
ligt zachtheid die niet

voor vingers vlucht
maar vingers laat en zegt:
in mij als in lucht
en geen dood om dood.

 

Jezus

Meegesleept naar
leeg en stil,
klaar om terug te keren
als er iets gebeurt.

Alles wat gezegd wordt over Jezus
is waar over wie daar is

en groter laat worden wat hij is
alsof het plaats maakt
voor wat steeds groter is

en voorbij aan wat hij is
Jezus laat storen,
blij maken,
bij hem blijven.

 

Nachoem Wijnberg (Amsterdam, 13 april 1961)

 

De Ierse dichter Seamus Heaney werd op 13 april 1939 te County Derry, Noord-Ierland, geboren. Zie ook alle tags voor Seamus Heaney op dit blog.

 

Lied

Een lijsterbes als een meisje met lippenstift.
Tussen de zijweg en de hoofdweg
Elzen op een natte en druipende afstand
Houden zich afzijdig tussen de biezen.

Er zijn de modderbloemen van het dialect
En de immortellen van een perfecte toonhoogte
En dat moment waarop de vogel heel dichtbij zingt
Op de muziek van wat er gebeurt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Seamus Heaney
(13 april 1939 – 30 augustus 2013)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13e april ook mijn blog van 13 april 2019 en ook mijn blog van 13 april 2018 en ook mijn blog van 13 april 2014.

Seven Stanzas at Easter (John Updike), Antje Rávic Strubel

Prettige Paasdagen!

 

De opstanding van Christus door Pietro Novelli, ca. 1640

 

Seven Stanzas at Easter

Make no mistake: if he rose at all
It was as His body;
If the cell’s dissolution did not reverse, the molecule reknit,
The amino acids rekindle,
The Church will fall.

It was not as the flowers,
Each soft spring recurrent;
It was not as His Spirit in the mouths and fuddled eyes of the
Eleven apostles;
It was as His flesh; ours.

The same hinged thumbs and toes
The same valved heart
That—pierced—died, withered, paused, and then regathered
Out of enduring Might
New strength to enclose.

Let us not mock God with metaphor,
Analogy, sidestepping, transcendence,
Making of the event a parable, a sign painted in the faded
Credulity of earlier ages:
Let us walk through the door.

The stone is rolled back, not papier-mache,
Not a stone in a story,
But the vast rock of materiality that in the slow grinding of
Time will eclipse for each of us
The wide light of day.

And if we have an angel at the tomb,
Make it a real angel,
Weighty with Max Planck’s quanta, vivid with hair, opaque in
The dawn light, robed in real linen
Spun on a definite loom.

Let us not seek to make it less monstrous,
For our own convenience, our own sense of beauty,
Lest, awakened in one unthinkable hour, we are embarrassed
By the miracle,
And crushed by remonstrance.

 

Zeven strofen met Pasen

Vergis u niet: als hij überhaupt opstond
Was het als Zijn lichaam;
Als de ontbinding van de cel niet was omgekeerd, het molecuul herstelt,
De aminozuren herleven,
Zal de kerk vallen.

Het was niet zoals de bloemen,
Die elke zachte lente terugkomen;
Het was niet zoals Zijn Geest in de mond en verwarde ogen van de
Elf apostelen;
Het was als Zijn vlees; het onze.

Dezelfde beweegbare duimen en tenen
Hetzelfde hart met klep
Dat – doorboord – stierf, verdorde, pauzeerde en weer terugkwam
Vanuit de blijvende Macht
Nieuwe kracht in te sluiten.

Laten we God niet bespotten met een metafoor,
Analogie, zijwegen, transcendentie,
Van het evenement een gelijkenis maken, een teken, geschilderd in de verbleekte
Goedgelovigheid van eerdere tijdperken:
Laten we door de deur lopen.

De steen is teruggerold, geen papier-maché,
Geen steen in een verhaal,
Maar de enorme rots van materialiteit die bij het langzaam slijpen van
Tijd voor ieder van ons verduisteren zal
Het wijde daglicht.

En als we een engel bij het graf hebben,
Maak er een echte engel van,
Zwaar met de kwanta van Max Planck, levendig met haar, ondoorzichtig
In de ochtendschemer, bekleed met echt linnen
Gesponnen op een blijvend weefgetouw.

Laten we niet proberen het minder monsterlijk te maken,
Voor ons eigen gemak, ons eigen gevoel voor schoonheid,
Opdat we niet, ontwaakt in een ondenkbaar uur, ons schamen
Door het wonder,
En verpletterd door verwijten.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

John Updike (18 maart 1932 – 27 januari 2009) St Mary’s Church in Reading, Pennsylvania, de geboorteplaats van John Updike

 

De Duitse schrijfster Antje Rávic Strubel werd geboren op 12 april 1974 in Potsdam. Zie ook alle tags voor Antje Rávic Strubel op dit blog.

Uit: Sturz der Tage in die Nacht

„Hinterher würden sie mit ihren exotischen Abenteuern protzen und mich fragen, ob ich mich nicht zu Tode gelang­weilt hätte da oben im menschenleeren Norden. Ich benei­dete sie nicht.Ich war nach Gotland gefahren. Ich war durch die Land­schaft gestreift, und die Landschaft mit ihrem Kalkstein, ihrem struppigen Bewuchs, mit ihren verlassen daliegenden Plateaus, den versandeten Tümpeln und Klapperstein­feldern, auf denen es hunderte Millionen Jahre alte Fossi­lien gab, hatten mich in Trance versetzt. Ich ließ mich trei­ben.Es war die Zeit nach meinem Aushilfsjob in einem Jugendprojekt; verglichen mit dem Zivildienst im Altenheim war das eine leichte Arbeit gewesen, auch wenn es täglich neun Stunden Lärm bedeutete, Drogen bedeutete, Messer­stechereien und täglich entweder die Polizei oder das Jugend­amt, täglich Rap oder Techno, täglich die Frage, ob du ein Hopper oder ein Emo bist, denn Emos sind schwarzgeklei­dete Schwulis, schwule Chorkinder, du Arsch, auch das täglich, täglich ich hab deine Mutter gefickt, überhaupt deine Mudderund willste was aufs Maul, und erst hier, unter Kiefern und Ostseewind, ließ die Erinnerung daran nach. Die Einsam­keit, die langen Tage, die Stille in den kleinen Ortschaften entspannten mich.
Am Ende der Woche hatte ich in einem Touristenbüro einen Tagesausflug gebucht; eine geführte Tour auf eine Insel, die der Westküste Gotlands vorgelagert war. Ich hatte Lust, wieder mit jemandem zu reden. Wo es hinging, interessierte mich nicht.Im Hafen von Klintehamn stand ein Kiosk, in dem schon lange nichts mehr verkauft wurde. Die Fenster waren ver­nagelt, eine verwaschene Preisliste für Lachs und Heringe hing noch am Holz. Der Parkplatz war schattenlos und leer. Am Kai, an dem das Boot zur Insel ablegen sollte, warteten zwei Frauen mit Wanderstöcken und Knickerbocker, Finni­nen, wie sich herausstellte. Andere Fahrgäste waren nicht zu sehen. Die Finninen verstanden kein Englisch. Sie sprachen schwedisch mit mir. Vielleicht dachten sie, es würde die Ver­ständigung erleichtern, wenn beide Seiten eine ihnen fremde Sprache benutzten. Das war nicht der Fall.”

 

Antje Rávic Strubel (Potsdam, 12 april 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 12e april ook mijn blog van 12 april 2019.