De Nederlandse schrijver en televisiemaker Adriaan van Dis werd op 16 december 1946 geboren in het Noord-Hollandse Bergen aan Zee. Zie ook alle tags voor Adriaan van Dis op dit blog.
Uit: Zilver, of het verlies van de onschuld
“Zilver bladert in het Boek met Duizend Platen. Hij kijkt naar een man die niet kan lachen. Zweren op zijn mond, zijn neus weggerot, wat tussen zijn benen hangt is rood en ziek. Hij is kaal. Syfilis in het laatste stadium, staat eronder. Met zijn lippen heeft deze man vrouwen gezoend, met zijn neus hun geuren opgesnoven. Zij streelden zijn schouders. Hun vingers trokken door zijn haar. Misschien had hij zwarte krullen, weerbarstig, door geen kam of vet te bedwingen. Zijn ogen zijn aangetast. Zo komen zoeners te pas.
Zilver voelt aan zijn krullen en likt zijn lippen. Hij is nog heel. Welke lippen hebben hem gezoend? De Juffrouw, vluchtig, als hij naar school gaat, en filmsterren op foto’s die hij tegen zijn wang drukt.
Hij droomt van zoenen. Lippen die zachtjes over zijn rug gaan als een grashalm van nek tot onder. Warme adem achter zijn oren. Hij is naakt. De adem wordt wind. Een wind die hem opneemt en hem als een vlieger over het land stuwt. Hij spant zijn spieren, zijn huis wordt een stip, de stad een vlek. Daar gaat hij, Zilver, de jongen die vliegt, de jongen die zijn ogen maar hoeft te sluiten en dan alles dromen kan. Schateiland?… daar ligt het, geel zand in de branding. Een oerwoud?… daar groeit het, apen slingeren aan takken, papegaaien vliegen met hem mee. Zilver bukt voor zwiepende lianen, een kruk schuurt onder zijn oksel. Hij heeft een houten been, een snor. Hemd open tot zijn buik, zijn gouden oorbel kietelt als een tergende kus. Een papegaai strijkt neer op zijn schouder, snoept het smeer uit zijn oor en scherpt zijn klauwen aan zijn sleutelbeen. Zilver voelt geen pijn. Bloed sijpelt langs zijn borst, over zijn buik, stolt tussen zijn benen.
Hij vliegt weer verder. Nu is hij een zwaan, door golven schoongewassen. Hij hoeft geen vleugels uit te slaan, hij zweeft… boven straten waar meisjes hem wenken. Hij nijgt zijn kop. Rode lippen lachen hem toe en tanden schitteren als zijn witte veren. Hij zou op hun schouders willen landen, ze willen zoenen, proeven van dat rode daar. Hij cirkelt boven een lach die hij herkent. Zij is het meisje van de Prodent-tandpasta. Haar gezicht heeft hij al honderd keren uitgeknipt, twee monden op één doos. Hij bewaart haar in zijn schriften, zij lacht hem toe in de hoek van de badkamerspiegel; zij tuit haar lippen. Als een pluis dwarrelt hij in haar mond.
Een koude wind trekt langs zijn nek. Onder aan de trap hoort hij de Juffrouw in haar handen klappen. Weg is de mond. Hij zit gewoon op zolder, het Boek met Duizend Platen op zijn schoot. Schoenen kraken op de trap.”
De Deense schrijver, dichter, fotograaf en componist Jens Fink-Jensen werd geboren op 19 december 1956 in Kopenhagen. Zie ook alle tags voor Jens Fink-Jensen op dit blog.
De dichtstbijzijnde vreemde
Jij bent mijn volgende vreemdeling
Als een zwervende film die eindigt
Van duizend-en-een nachten
Ik zie je door vorst en wind
Je bent zo welkom in mijn hart
Zoals mijn reislust voor jouw landen
En toch sta ik versteld van je winkels
Waar je geuren vandaan hebt gehaald
Dat doet zelfs avonturiers vervagen
En hoe je kunt omgaan met mij te haten
Vanwege alle gesloten dromen
Waar je zo graag over zou willen praten
Maar waar ik altijd te veel haast heb
Luister goed
En misschien vind jij het ook moeilijk
Om je te kleden met woorden die ik begrijp.
Vertaald door Frans Roumen
Zie voor nog meer schrijvers van de 16e december ook mijn blog van 16 december 2018 deel 2 en eveneens deel 3.