De Nigeriaanse schrijfster Chimamanda Ngozi Adichie werd geboren op 15 september 1977 in Enugu. Zie ook alle tags voor Chimamanda Ngozi Adichie op dit blog.
Uit: Een halve gele zon (Vertaald door Rob van Essen)
“Meester was een beetje gek, tuft had veel te tang in het buitenland met zijn neus in de boeken gezeten, praatte in zichzelf op kantoor, zei lang niet altijd iets terug als je hem groette en had veel te veel haar. Ugwu’s tante vertelde hem dit met gedempte stem terwijl ze over het pad liepen. ‘Maar hij is een goed mens,’ voegde ze eraan toe. ‘Zolang jij je werk goed doet, zul je goed eten. Je zult zelfs elke dag vlees krijgen.’ Ze stopte om te spugen; het speeksel schoot met en zuigend geluid uit haar mond en landde op het gras.
Ugwu geloofde niet dat er mensen waren die elke dag vlees aten, zelfs deze meester niet bij wie hij zou gaan wonen. Maar hij sprak zijn tante niet tegen, omdat de verwachting zijn keel dichtsnoerde en hij volledig in beslag werd genomen door de vraag hoe zijn nieuwe !even, zo ver van zijn dorp vandaan, eruit zou zien. Ze hadden al een hele tijd gelopen sinds ze op het motorpark uit de vrachtwagen waren geklommen, en de middagzon brandde in zijn nek. Hij had er geen last van. Ook als het twee keer zo heet was geweest, had hij nog uren door kunnen lopen. Hij had nog nooit zoiets gezien als de straten die zich voor hem uitstrekten nadat ze door de toegangspoort het universiteitsterrein waren op gelopen; ze waren zo gelijkmatig geteerd dat hij er graag zijn wang tegenaan had gelegd. Hij zou zijn zusje Anulika nooit kunnen beschrijven hoe de bungalows er hier uitzagen, hoe ze geschilderd waren in de kleur van de lucht en als vriendelijke, goedgeklede mannen naast elkaar stonden, en hoe de heggen die hen van elkaar afscheidden aan de bovenkant zo recht waren afgeknipt dat ze leken op tafels die met bladeren waren bedekt.
Zijn tante begon sneller te lopen. Haar slippers maakten klapperende geluiden die echoden in de verlaten straat. Ugwu vroeg zich of ook zij door haar dunne zolen heen kon voelen dat het teer onder hun voeten steeds heter werd. Ze kwamen langs een bordje met de tekst ODIM STREET en Ugwu zei geluidloos ‘street’, zoals hij altijd deed als hij een Engels woord zag dat niet te lang was. Toen ze een compound op liepen, rook hij een zoete, zware geur, die volgens hem afkomstig was van de witte bloemen die in trossen op de struiken bij de ingang groeiden. De struiken hadden de vorm van kleine heuvels. Het gazon glinsterde. Boven het gras fladderden vlinders.
“lk heb hem gezegd dat je snel leert, osiso-osiso,’ zei zijn tante. Ugwu knikte aandachtig, ook al had ze hem dit al zo vaak gezegd, ongeveer net zo vaak als ze hem verteld had waaraan hij zijn buitenkans te danken had: toen ze verleden week de gang van de wiskundefaculteit veegde, had ze Meester horen zeggen dat hij een huisbediende nodig had om bij hem schoon te maken, en ze had onmiddellijk gezegd dat ze kon helpen, voordat zijn typiste of zijn kantoorbediende aan kon bieden iemand mee te nemen.
`Ik zal snel leren, tante,’ zei Ugwu. Hij staarde naar de auto in de garage. Om de blauwe carrosserie liep een smalle strook metaal, als een halsketting.
“En onthoud, als hij je roept, antwoord je met: “Ja meneer.”
“Ja meneer!’ herhaalde Ugwu.
Ze stonden voor de glazen deur. Ugwu bedwong de neiging om zijn hand uit te strekken en de betonnen muur aan te raken, om te zien hoe anders hij aanvoelde dan de lemen muren van de hut van zijn moeder waarin nog vage sporen van knedende vingers zichtbaar waren.”
De Amerikaanse dichter William Carlos Williams werd geboren in Rutherford (New Jersey) op 17 september 1883. Zie ook alle tags voor William Carlos Williams op dit blog.
De laatste woorden van mijn engelse grootmoeder
1920
Naast haar op een tafeltje
vlak bij het gore, slonzige bed
stonden wat vuile borden
en een glas melk –
Rimpelig en bijna blind
lag ze te snurken
wakkerschrikkend om op
boze toon eten te eisen,
Geeme iets te eten –
Ze laten me verhongeren –
Ik voel me best ik ga niet
naar het ziekenhuis. Nee, nee, nee
Geef me iets te eten
Laat mij je naar het ziekenhuis
brengen, zei ik,
en wanneer je weer goed bent
kun je doen wat je wilt.
Ze glimlachte, Ja
eerst doe jij wat jij wilt en
dan kan ik doen wat ik wil –
Oh, oh, oh! riep ze
toen de broeders haar
op de draagbaar tilden –
Noemen jullie dit
’t iemand naar de zin maken?
Haar geest was helder nu –
O jullie denken slim te zijn
jullie jongelui,
zei ze, maar ik zeg jullie
jullie weten niets.
Toen vertrokken we.
Onderweg
passeerden we een lange rij
iepen. Ze keek er een tijdje naar
door het raam van de
ziekenwagen en zei,
Wat zijn al die
wazige dingen daarginds?
Bomen? Nou, ik hoef ze
niet meer en draaide haar hoofd opzij.
Vertaald door J. Bernlef
Zie voor nog meer schrijvers van de 19e september ook mijn blog van 15 september 2021 en ook mijn blog van 15 september 2020 en eveneens mijn blog van 19 september 2018 en ook mijn blog van 19 september 2011 deel 1 en eveneens deel 2.