Eckhart Nickel, Ralf Thenior

De Duitse schrijver en journalist Eckhart Nickel werd geboren op 2 juni 1966 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Eckhart Nickel op dit blog.

Uit: Von Unterwegs

Indonesia mon amour
Fernweh beginnt mit Worten. Mit einem Klang, der die Sehnsucht nach Abenteuer bereits in der magischen Abfolge seiner Wohllaute buchstabiert. Krakatoa zum Beispiel, östlich von Java. Ein Vulkan, so mächtig und gewaltig wie sein Name. Oder Sumatra. Eine Insel, in deren üppigem Dschungel man im Nu einen wilden Tiger vor sich wähnt, Nashörner, Orang-Utans und Elefanten. Oder Bali. Diese grün leuchtende Phantasie aus anmutigen Wellen um die Hügel geschwungener Reisplantagen. Was alle diese Orte eint, ist das riesige Land, in dem sie sich befinden: Indonesien. Kein Land im eigentlichen Sinne. Mehr Kollektion von unzähligen Insel-Juwelen, in einer sanften Kurve aufgeschnürt als Perlenkette geographischer Natur, über 17.000 an der Zahl. Mal links, mal rechts des Äquators. Der Traum des Seefahrers: sie alle zu umrunden. Doch es sind nicht nur leuchtend schöne Bilder, die sich abrufbar im Kopf einstellen, auch fremde Düfte steigen in die Nase. Die legendären Inseln der Gewürze. Der Tabak. Kaffee und die Pflanze, für die den Kolonialmächten im fernen Europa kein Weg zu weit war und mit der der Wettlauf um den viel zitierten Platz an der Sonne erst begann, die Pflanzereien ihren Ursprung nahmen: Muskatnuss. Zu finden lediglich bei den Molukken, auf den Banda-Inseln, südöstlich von Sulawesi. Ein englischer Ethnologe, George Windsor Earl, kam im 18. Jahrhundert auf einen Namen für das Land, aus dem Griechischen, Indos und Nesos: Indonesien. Indische Insel. Das, was nach Indien ostwärts, immer der Sonne entgegen, irgendwann aus dem Meer auftaucht. Man kann das heute noch auf jedem Flug nach Südostasien mitverfolgen, von oben aus. Und dann das Wappen: Garuda Pancasila. Der Adler ist aus Gold und diente in der Mythologie Lord Vishnu als Vehikel. Schon an dem Motto, das das Wappentier in seinen Klauen hält, kann man lernen, wie das Leben im globalen Zeitalter nur funktionieren kann. Nur dass man in Indonesien mit dieser Einsicht dank der Natur des Landes der Zeit schon etwas voraus war. Kein Wunder bei über 300 verschiedenen ethnischen Gruppen und 742 Sprachen und Dialekten: Bhinneka Tunggal Ika ist Altjavanesisch und meint: Einheit in der Vielfalt — viele, aber dennoch eins. Das Motto entstammt einem traditionellen Gedicht aus dem 14. Jahrhundert, das zur Toleranz zwischen Hindus und Buddhisten rät, und zeigt die eminente Bedeutung der Kultur in Indonesien. Ein Wahlspruch, der in Abwandlung seit 2000 sogar die Europäische Union ziert: »In Vielfalt geeint.« Die Symbole, die der Adler dazu als Schutzschild auf seiner Brust trägt, legen nicht nur Zeugnis von den Bodenschätzen des Landes ab, sondern sind programmatisch zu verstehen: Der Stern in der Mitte bedeutet Glaube an Gott, in allen Religionen.”

 

Eckhart Nickel (Frankfurt am Main, 2 juni 1966)

 

De Duitse dichter en schrijver Ralf Thenior werd geboren op 4 juni 1945 in Bad Kudowa. Zie ook alle tags voor Ralf Thenior op dit blog.

 

Waarheen je ook vliegt, kleine ziel

Een van die gele middagen,
die verboemelden,
waarop het werk blijft liggen
en het hart in de woning
op trektocht gaat.
Twee onzichtbare gitaren
spelen een samba
in het vale licht
van de koele junimiddag.

Op het balkon hiernaast
hangt een winterjas
bontvoering naar buiten,
om aan de lijn te luchten.
Hij groet elke keer
als je het balkon oploopt
om de zacht wiegende populierentakken
in de achtertuin
te bekijken

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Ralf Thenior (Bad Kudowa, 4 juni 1945)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 2e juni ook mijn blog van 2 juni 2021 en ook mijn blog van 2 juni 2019 en ook mijn blog van 2 juni 2018 deel 2.

Eckhart Nickel

De Duitse schrijver en journalist Eckhart Henrik Nickel werd geboren op 2 juni 1966 in Frankfurt am Main. Na zijn studie kunstgeschiedenis en literatuur in Heidelberg en New York werkte Nickel onder meer bij het Zeitgeist-tijdschrift Tempo, bij ARTE in Straatsburg en het tijdschrift Architectural Digest. Zijn teksten verschijnen onder meer in de weekendedities van de SZ en FAZ. Van herfst 2004 tot het laatste nummer in de zomer van 2006 leidde Eckhart Nickel als hoofdredacteur het literaire tijdschrift “Der Freund” samen met redacteur Christian Kracht uit Kathmandu. Van januari tot en met oktober 2007 was hij verantwoordelijk voor de stijlreportage in de zaterdagbijlage SZ Weekend van de SZ. Oorspronkelijk geclassificeerd als popliteratuur, gaan Nickels werken vooral over het lot van moderne mensen in opstand. Nickels werken omvatten het onderzoeken van het weer in al zijn vormen, evenals de nauwkeurige uitwerking van tekstsimulaties, d.w.z. teksten die alleen maar pretenderen met zichzelf om te gaan (zie ook de langere verhalen “Scheinanfahrt” en “N.O.M.E.N”. (Niet zonder mijn eigen naam). In zijn recentere werken (waaronder de eerste, nog niet eerder gepubliceerde roman “Die Wespe”) slaat de auteur een serieuzere toon aan, die overgaat in rebelse poëzie waarin moraliteit wordt geëist”, aldus het Goethe-Instituut in een profiel. De auteur woont in Frankfurt am Main. Nickel werd in 2017 uitgenodigd voor de Ingeborg Bachmann Competitie, waar hij de Kelag-prijs, voorheen Preis des Landes Kärnten en de Juryprijs, ontving voor het begin van zijn roman “Hysteria”, die in het najaar van 2018 werd gepubliceerd. Een jaar later kwam de voltooide roman op de longlist voor de Deutsche Buchpreis. In 2019 ontving Nickel de Friedrich Hölderlin-prijs van de stad Bad Homburg.

Uit: Hysteria

„Mit den Himbeeren stimmte etwas nicht. Die kleinen geflochtenen Holzschalen, die Bergheim auf dem Markt immer hochhob, um zu sehen, ob sich das weiße Vlies am Boden schon von zerfallenden Früchten rötlich verfärbte, waren übervoll mit zu dunklen Beeren. Während der natürliche Prozess ihrer Auflösung sich in der Regel als Schimmel zeigte, der über die zum Platzen mürben Fruchtgefäße hinauswuchs, handelte es sich hier um einen zutiefst beunruhigenden Farbwechsel. Die Farbe, an die sich Bergheim bei Bio-Himbeeren seit vielen Jahren gewöhnt hatte, war ein blasses, bläuliches Rot, das bei Lichteinfall fast durchscheinend wirkte. Diese aber waren anders, sie leuchteten in schwärzlichem Purpur, was den Früchten etwas entschieden Jenseitiges gab.Bei seiner Inspektion der Schalen stellte Bergheim fest, dass selbst die Papiertücher unter den Beeren schon tiefdunkelrot waren und sich erste Tropfen wie frisch ausgetretenes Blut am hellen Holz der Schale sammelten. Der Name der Kooperative, Sommerfrische, war in Fraktur mit einem Retrostempel aufgedruckt. Seit kurzer Zeit tauchten überall Typografien auf, die an das früher als reaktionär geltende Sütterlin erinnerten. Mit dem altertümlichen Schriftzug wollte man sich bewusst zu einer Tradition bekennen, die noch Bezug zur Herkunft hatte und das eigene Land als Produktionsort ausländischen Importen vorzog. Bergheim konnte die Adresse nur mit Mühe entziffern. Automatisch sortierte er die achtlos übereinandergestapelten Schalen und rückte sie zurecht, sodass ihre Ränder eine gerade Linie ergaben und genügend Raum zwischen ihnen entstand, um die Früchte nicht noch weiter zu zerdrücken.Er nickte, während er sich das Ergebnis prüfend besah, und musste wegen der Farbe unwillkürlich an Samtvorhänge denken, wie sie vor die Fenster von Leichenwagen gezogen wurden. Der kitzelnde Flaum, der sich beim Zerdrücken der Frucht im Mund wie ein Pelz auf die Zunge legte, widerte ihn auf einmal an. Dazu kamen die weißen Poren im Inneren der Himbeere, die schon von Natur aus an bedenklichen Pilzbefall erinnerten, obwohl sie nur die Punkte bezeichneten, an denen sie mit der Pflanze verbunden waren.
Die Härchen, die wild zwischen einzelnen Waben herausragten, schienen sich noch dazu zu bewegen, und über den zellenartigen Fruchtbällen formte sich gräulicher Schimmer, der sie fast staubig aussehen ließ, wie ein dünnhäutiger Bovist.“

 

Eckhart Nickel (Frankfurt am Main, 2 juni 1966)

Nicolas Mathieu

De Franse schrijver Nicolas Mathieu werd geboren in Épinal op 2 juni 1978.  Mathieu groeide op in Golbey, een buurtgemeente van Épinal (Vosges). Zijn vader was liftmonteur, zijn moeder boekhouder. Hij ging naar een particuliere katholieke middelbare school. Daarna studeerde hij geschiedenis, kunstgeschiedenis en filmwetenschap aan de Universiteit van Metz. In 2001 voltooide hij een masterscriptie over de Amerikaanse regisseur Terrence Malick. Na zijn afstuderen vertrok hij naar Parijs waar hij verschillende baantjes had. Van 2001 tot 2013 was hij audiovisuele stagiair voor kleine productiemaatschappijen; hij maakte rapportages en transcripties van vergaderingen. Hij heeft gewerkt voor de website van het stadhuis van Parijs. Hij werkte als zelfstandig ondernemer en leefde soms van uitkeringen. Hij gaf ook les aan 12-jarigen via Acadomia, een organisatie voor huiswerkbegeleiding. Hij zegt zelf over deze periode dat hij een armoedig bestaan leidde en werkelijk de indruk had dat zijn leven was mislukt. Omdat het leven buiten Parijs goedkoper is verhuisde Mathieu in 2013 naar Nancy. Daar werkte hij twee dagen in de week als webredacteur en community manager voor de website Atmo-France.org. Het succes van zijn eerste gepubliceerde boek verzekerde hem eindelijk van zijn status als schrijver. Op jonge leeftijd wist Mathieu al dat hij schrijver wilde worden. Zijn docenten hebben hem hierin ondersteund. Zijn eerste roman, geschreven toen hij 22, 23 jaar was, heeft hij nooit gepubliceerd. Zijn eerste gepubliceerde roman “Aux animaux la guerre” (Aan de dieren de oorlog) verscheen in 2014 en won verschillende Franse prijzen, waaronder de Prix Mystère de la critique 2015 voor de beste detective. Van het boek is in 2018 door Alain Tasma een zesdelige televisieserie gemaakt voor de zender France 3. In 2018 verscheen zijn tweede boek, de roman “Leurs enfants après eux” (De uitzichtlozen). Hiermee won hij de Prix Goncourt 2018..

Uit: De uitzichtlozen  (Vertaald door Reintje Ghoos en Jan Pieter van der Sterre)

“Anthony stond op de oever en keek recht voor zich uit.
Het water van het meer, loodrecht onder de zon, was zo dik als olie. Af en toe kwam er een rimpeling in dat fluweel, dan zwom er een karper of een snoek langs. De jongen snoof. Er hing een moddergeur van aarde die vervuld is van loodzware hitte. Op zijn al brede rug was in de maand juli een massa sproeten verschenen. Hij droeg alleen een oud voetbalbroekje en een fake-Ray-Ban. Het was bloedheet, maar dat verklaarde niet alles.
Anthony was net veertien geworden. Rond theetijd werkte hij een hele baguette met La Vache qui Rit-smeerkaas naar binnen. ’s Nachts schreef hij soms liedjes, met zijn koptelefoon over zijn oren. Hij had stomme ouders. In september ging hij naar de vierde.
Zijn neef maakte zich intussen niet druk. Hij was half weggedommeld, languit op zijn handdoek, die mooie die hij in het jaar van het vakantiekamp had gekocht op de markt van Calvi. Zelfs liggend was hij groot. Iedereen schatte hem grif een jaar of drieëntwintig. Zijn neef profiteerde trouwens van dat vermoeden om op plekken te komen waar hij niet had mogen zijn. Cafés, discotheken, meisjes.
Anthony trok een peuk uit het pakje dat hij in zijn korte broek had laten glijden en vroeg zijn neef naar zijn mening, vond hij soms ook niet dat ze zich stierlijk verveelden?
Zijn neef gaf geen kik. Onder zijn huid waren zijn spieren mooi afgetekend. Soms landde er een vlieg op zijn okselplooi. Dan trilde zijn huid als die van een paard dat wordt geplaagd door een horzel. Anthony zou het liefst ook zo zijn geweest, fijngebouwd en met een geprofileerde borstkas. Elke avond deed hij push-ups en buikspieroefeningen op zijn kamer. Maar hij was niet van dat soort. Hij bleef vierkant, massief, een biefstuk. Op school had een surveillant hem op een keer onderhouden over een lekke voetbal. Anthony had gezegd hem bij de uitgang te willen spreken. Die vent was nooit op komen dagen. Bovendien was de Ray-Ban van zijn neef echt.
Anthony stak zijn peuk aan en zuchtte. Zijn neef wist best wat hij wilde. Anthony zeurde hem al dagen aan zijn kop om te gaan kijken in de buurt van het blotebillenstrand, dat ze trouwens zo hadden gedoopt uit een overmaat aan optimisme, want je zag daar bijna alleen topless meisjes, en dan nog. Anthony was in elk geval volledig geobsedeerd.
‘Kom op, laten we gaan.’
‘Nee,’ gromde zijn neef.
‘Kom op. Asjeblief.’
‘Straks. Ga gewoon maar zwemmen.’
‘Je heb gelijk…’
Anthony staarde met zijn rare, scheve blik naar die grote plas. Zijn linker ooglid had last van een soort luiheid en hing halfdicht, waardoor hij een enigszins verwrongen gezicht had met continu een norse uitdrukking. Een van de dingen die niet klopten. Net als die warmte, waar hij last van bleek te hebben, en dat te smalle, hopeloze lijf, die schoenmaat 43 en al die puistjes die op zijn gezicht groeiden. Zwemmen… Hij bakte ze bruin, zijn neef. Anthony spuugde tussen zijn tanden door.”

 

Nicolas Mathieu (Épinal, 2 juni 1978)