The Visitation (Alfred Joyce Kilmer), Walt Whitman

Bij Maria Visitatie

 

De Visitatie door Jacopo Tintoretto, ca. 1588

 

The Visitation

There is a wall of flesh before the eyes
Of John, who yet perceives and hails his King.
It is Our Lady’s painful bliss to bring
Before mankind the Glory of the skies.
Her cousin feels her womb’s sweet burden rise
And leap with joy, and she comes forth to sing,
With trembling mouth, her words of welcoming.
She knows her hidden God, and prophesies.

Saint John, pray for us, weary souls that tarry
Where life is withered by sin’s deadly breath.
Pray for us, whom the dogs of Satan harry,
Saint John, Saint Anne, and Saint Elizabeth.
And, Mother Mary, give us Christ to carry
Within our hearts, that we may conquer death.

 

Alfred Joyce Kilmer (6 december 1886 – 30 juli 1918)
De Saint Peter the Apostle Church in New Brunswick,
New Jersey, de geboorteplaats van Alfred Joyce Kilmer

 

De Amerikaanse dichter Walt Whitman werd geboren op 31 mei 1819 in Westhills, Long Island, New York. Zie ook alle tags voor Whalt Whitman op dit blog.

 

Te denken aan tijd

[9]

Ik zweer dat ik nu zie dat alles een eeuwige ziel heeft!
De bomen, geworteld in de grond… de wieren van de zee… de dieren.

Ik zweer dat ik denk dat er niets anders is dan onsterfelijkheid!
Dat het grote plan ervoor is, en het troebele vlot ervoor is, en de samenhang ervoor is,
En alle voorbereiding ervoor is… en wezen ervoor is… en leven ervoor is en dood.

achterpeinst de docht aan dagen aan vandaag aan tijd op handen
knaagera’s der aardkeveren grimmelend ontjouwen
zo niets iets is dan zeker is niets

bepeinst de docht aan zon in het oosten man en vrouw buigzaam
en echt met leven voor handen sluimerera’s van jouwloos wachten
en de docht aan hunloos jou in deze dagen

gaan er dagen niet voorbij zonder ontjouwing en onthunning
en gaan de trage nachten voorbij de trage dagen voorbij
en knikt de hand van de dokter met knoken geloken het laken
over de leden komen broeders en zusters aldus ontboden
huilen kinderen uit hun functie ontheven met recht
staan de pillen nutteloos op de plank walmt kamfer door de vertrekken
met de hand van in handen klam in de hand onthand
bibberen lippen met zoveel met zoveel nog klein op het voorhoofd
stokt hart in keel en is er kijken slechts naar lamme leden
en ze zijn tastbaar zoals de levenden tastbaar zijn
is er kijken met een blik en een hogere vorm van talmen

verpeinst de docht aan rivieren en de sneeuw het rijpen van vruchten
en zij zullen onsloos rijpen de docht aan huizen gebouwd ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem enkele jaren zal dienen ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem zeventig jaren zal dienen ik zie
een man hij bouwt een huis dat hem langer zal dienen ik zie

traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen
te nimmer zijn het de graflijnen hij die president was is begraven
hij die president is zal worden begraven

kille golfslag aan kaai van het veer sneeuw en ijs in de rivier
half bevroren modder in de straten een grijze moedeloze hemel
de laatste stuiptrekkingen van een vale dag in december
lijkwagen en koetsen in konvooi langs eerbiedig stilstaan ik zie
de begrafenis van een oude koetsier de stoet voornamelijk koetsiers

rap stap naar het kerkhof klok slaat zijn plicht door de poort
stilstaan naast gedolven graf levenden stappen uit lijkwagen open
kist uitgeladen en neergezet de zweep wordt op de kist gelegd
als een zwarte bladerloze bloem van december en vlug vlug
scheppen aarde een minuut niemand spreekt of beweegt klaar
hij is naar behoren weggedaan

hij was een peer van een okéë vent het mondje rap geroerd opvliegend
niet onknap sloeg hij het leven als een oude gabber op de schouders
hield wel van een humorgeintje zou zijn leven geven voor een vriend
dol op de vrouwtjes gematigd gokker at en dronk met smakken
kwister van duiten verloor hij de moed tegen het einde hij werd ziek
hij werd geholpen door een bijdrage hij stierf
op eenenveertigjarige leeftijd en dat was zijn begrafenis

thumbs up of up yours boezelaar cape handschoenen riem
zweep met zorg uitgekozen baas starter uitkijk knecht
de kantjes eraf of iemand die de kantjes eraf
rechtdoor tweede links eerste man of achterste man
een goede of een slechte dag goed spul of slechte spullen
de eerste buiten of de laatste binnen en dan onder de wol

verpeinst de docht hoeveel dit alles voor hem was
onthemd in aarde

openingskoersen kabinetsberaad dertiende maand de docht
ontpeinst hoe wij het al bepeinzen in dagen en nachten hoe anderen
het al zullen bepeinzen en wij ontonst niet meer zullen bepeinzen
cool kut goed fout bepeinst de docht hoe danig en terdege
en hoe wij ontonst voorbij het verschil zullen varen

en dan de dingen van jippie! kijken naar wolken gedichten
shoppen op zaterdag in de stad kerstborrel nominatie verkiezing
vrouw en hond met kinderen thuis je moeder en je zussen
leuk gesnuffelde spulletjes voor het huis ah kijk eens hoe schattig
en de docht aan dat loos vloeien in ontjijenikte dagen
en dan te denken aan boeren met hun ploeterend geboer
om have winst oogst klauwzeer en zwijnenpest en dan te denken
de docht van ontnutte aarde in dagen op handen

wat zal zijn zal goed zijn want wat is is goed bepeinzing
is goed want goed is ontpeinzen de hemel hijgt hoog
hijgen man en vrouw buigzaam en echt met leven voor handen
hijgt de dichter in wolken bekeken hijgt de lichtgans in het kozijn
de neuspulkende files dit al is geen drogspook maar weegt
de aarde onder je stappen is geen echo de docht is doordacht
dat jij jezelf bezelft rondzelvig om jezelf verjijt

dat jij vervloeid en ontplopt uit een moeder en vader
is niet bedacht om jou te ontbinden het is bedacht om jou
aan jou te binden het is niet bedacht om jou te wankelen
op weifelende voet het is bedacht om jou op voeten te gaan
een iets heeft zich verjout als schering en inslag en alles
is nodig geweest het orkest heeft gestemd de baton viel op de één
en de gast is gekomen hij had gegoede redenen om zo lang te wachten
hij heeft content zijn intrek genomen hij is een van hen
die mooi en gelukkig zijn hij is een van hen
waarnaar je maar hoeft te kijken om mooi en gelukkig te zijn

de wet van achter de rug kan niet ontdoken de wet
van voor handen en op hand kan niet ontdoken
de wet van leefsels kan niet ontdoken de wet van voorwaarts
en anders kan niet ontdoken de wet van helden en weldoeners
kan niet ontdoken de wet van zatlap matennaaier achterbak
kan niet ontdoken

traag kruipende zwarte lijnen over de aarde gaan zij stoppen
te nimmer de noorderling wordt gedragen en de zuiderling wordt gedragen
en zij aan de atlantische kust en zij aan de pacific en zij daartussenin
en door het hele land van de mississippi en over de hele aarde
de grote maestro’s en de kosmos gaan goed als ze gaan de helden
en weldoeners gaan goed de wereldleiders en uitvinders
en de grootgrondbezitters en de vromen en voornamen mogen goed gaan
maar er gaat een grotere gang in hun gaan en dat is waarom het gaat

de onuitroeibare horden van de onwetenden en slechten zijn niet niets
de barbaren van afrika en azië zijn niet niets het gemene volk
van europa is niet niets de amerikaanse inboorlingen zijn niet niets
een zambo of een voorhoofdloze crowfoot of een camanche is niet niets
de geïnfecteerden in het immigrantenziekenhuis zijn niet niets
de moordenaar of vuilschurk is niet niets de eeuwige opeenvolging
van oppervlakkige mensen is niet niets als zij gaan de hoer is niet niets
de bespotter van godsdienst is niet niets als hij gaat
ik zal gaan met de rest

ons kent voldoening
ik heb gedroomd dat wij niet ontonst zullen lossen en dat de wetten
niet ontdoken dat de wet van de weldoener en zatlap niet ontdoken
want ik heb gedroomd dat de wet genoeg is ons kent voldoening
en er is geen ons geen aarde geen lijf en docht zonder voldoening

ik zal gaan met de rest onontslapen want ontslapen
kent geen voldoening tonen van hier en daar een dit of dat
en dan onteigenen dat kent geen voldoening en er is geen wet
dan de wet die zegt dat wij van het onuitroeibare ras der besten
en niet wat ons dochten bedenkt de rotting verraad van maden en ratten
zo ik maden zou raden zo zou ik gaan naar de maden
denk je dat ik vriendelijk en goedgekleed zou kunnen lopen
naar vernietiging?

zo loop ik vriendelijk en goedgekleed en waarheen ik loop
kan ik niet syllogismiseren maar ik weet dat ik goed loop
want wolken kosmos en wereld zeggen dat ik goed loop
wat was en wat is zegt dat ik goed loop

hoe dier zijn de dieren hoe denkbaar mijn docht hoe aards
is aarde het kleinste ding op aarde hoe goed is wat goed is
en wat slecht is is even goed hoe plant zijn de planten en stenen
hoe diep de wateren traagzaam voorhanden gekropen
traagzaam voortend voorhanden

de docht van mijn docht kent voldoening de dieren en planten
kent voldoening de wetten van aarde en wolken kent voldoening
kan ik mijn voldoening niet definiëren toch is het zo
kan ik mijn leven niet definiëren
toch is het zo

en zo wil mij zweren dat ik weet heb en mijn weet is dat onontslapen
dat het grote plan en het troebele vlot ervoor zijn en samenhang
ervoor is en voorbereiding ervoor is en wezen ervoor is
en dood

 

Vertaald door Ilja Leonard Pfeijffer

 

Walt Whitman (31 mei 1819 – 26 maart 1893)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 31e mei ook mijn blog van 31 mei 2020 en eveneens mijn blog van 31 mei 2019 en ook mijn blog van 31 mei 2017 en ook mijn blog van 31 mei 2015 deel 2.

Oscar van den Boogaard, Elizabeth Alexander

De Nederlandse schrijver Oscar van den Boogaard werd geboren in Harderwijk op 30 mei 1964. Zie ook alle tags voor Oscar van den Boogaard op dit blog.

Uit: In de naam van de zoon

“Terwijl er niets leek te gebeuren is alles veranderd. Ik ben opgehouden te leven maar beginnen te bestaan. De cocon is deze morgen opengescheurd. Ik zet de doos met aantekeningen in mijn auto. ‘Het jaar van de metamorfose’ staat op het karton gekrabbeld. Ik zal de planten nog een keer water geven, de thermostaat op het maantje zetten, de mezoeza een handkus geven, het huis goed afsluiten, voorzichtig rijden, iedere twee uur stoppen, een hotel nemen zo vaak ik het nodig heb. Ik heb mijn middeltjes bij me. Een blik op het dashboardklokje en de tijd begint te tikken. 2200 kilometer, berekent het navigatiesysteem. Ik heb achtenveertig uur om Italië binnen te rijden. Het is wennen om terug te zijn in de wereld, terwijl die op slot zat vergat ik dat tijd en ruimte bestaan. In mijn hoofd hoefde ik geen afstanden te overbruggen. Mijn man was zich de laatste maanden zorgen gaan maken omdat ik hele dagen in mezelf gekeerd was. Ik zou nog In mezelf verdwijnen. Druiven en noten houden me de eerste paar honderd kilometer gefocust, de radio blijft uit., zozeer ben ik van de stilte gaan houden. In Luxemburg kan ik me niet goed oriënteren. Een tikje met mijn zoekende vinger en de kaart draait plots om. Ik ga zelf over de kop. een seconde maan een kortsluiting in mijn hoofd. Ik zet mijn auto aan de kant. In een flits zie Ik het schitterend wrak, de sportwagen met de witte banden glanst onaangetast, maar de hele voorkant is verbrijzeld. I let portier staat keurig open. De krantenfoto die mijn moeder vroeger bewaarde in de doos waarop ze IP.B: had geschreven komt tot leven. Bernhard had eerst zijn brilletje kunnen rechtzetten en is grijnzend uitgestapt terwijl hij het stof van zijn kleren klopt. Was de motor van de Ford cabriolet losgekomen, toen hij in 1937 In ‘nemen met honderdzestig kilometer per uur tegen een zandwagen botste, had hij hem verpletterd. Ik ZOU zevenentwintigjaar later niet zijn geboren.
Ik stel mijn navigatiesysteem opnieuw Inliet Is de man die lk vader noemde niet gelukt om mij kaart te leren lezen. De militair had met mij geen geduld. lk leefde te veel in mijn fantasie en te weinig In de realiteit. Ik zou de oorlog nooit kunnen winnen. ‘Welke oorlog. papa?’ Het was voor hem altijd oorlog. een conflict was, dreigde hij zichzelf neer te schieten. Onbewust begreep ik de boodschap. Als Ik zou vertellen dat hij niet mijn biologische vader was, ging de trekker over. Dat is wat ik nog steeds niet kan begrijpen. Ik heb me monddood laten maken. Ik had de kracht niet, ik was al zo lang niet meer aanwezig in mijn lichaam. Beter dan op het scherm te kijken, laat ik me gidsen door de Fransman op mijn boordcomputer die zo opgewekt klinkt dat een hellevaart een zegetocht lijkt. Via slingerende wegen over beboste heuvels, door wijngaarden en dorpen met vakwerkhuizen waarvan ik de namen ken van de drijvende etiketten in mijn moeders ondergelopen wijnkelder, is hij het die me door de Fins richting Zwitserland leidt.”

 

Oscar van den Boogaard (Harderwijk, 30 mei 1964)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. Zie ook alle tags voor Elizabeth Alexander op dit blog.

 

Blues

Ik ben lui, het luiste
meisje ter wereld. Ik slaap
overdag wanneer ik wil, tot
mijn gezicht gerimpeld en gezwollen is,
tot mijn lippen droog en heet zijn. Ik
eet wat ik wil: koekjes en melk
na de lunch, boter en zure room
op mijn gepofte aardappel, voedsel dat
vadsige mensen eten, die
geel en mat worden onder de huid.
Kom soms ’s zondags rond etenstijd
ben nog steeds in mijn nachthemd, dat ene
omlijst met kanten randen omdat
ik het niet heb gerepareerd. Vele dagen
sport ik niet, denk er
alleen over, wrijf dan over mijn kwabbige
buik en ga liggen. Zelfs
mijn gedichten zijn lui. ik gebruik
lettergrepen in plaats van jamben,
geef de voorkeur aan halfrijm boven de gong van volledig rijm,
schrijf kort terwijl anderen gaan
voor pagina’s. En gisteren,
werkte ik bijvoorbeeld helemaal niet!
Ik stapte in mijn auto en reed
naar factory outlet-winkels, kocht
kousen en slipjes en sokken
met het geld van mijn vader.

Denk je eens in, in de kindertijd miste ik
slechts één schooldag per jaar. Ik ging
vier dagen per week naar balletles
om vier uur vijfenveertig en
op zaterdagen, begon altijd
met plie, en eindigde met een buiging.
Denk je eens in, ik kende alleen vlijt
de vlijt van mijn ras
en van immigranten, de radio
altijd afgestemd op de zender
die zei, maak maanden van tevoren
een lijst van je zomerbaantjes Werk hard
en maak je familie niet te schande,
die hard heeft gewerkt om je te geven wat je hebt.
Er is geen zonde dan luiheid. Mat
jezelf af en blijf in beweging.

Ik vermeed jarenlang slapen,
draaide ’s nachts opnieuw
avondnieuws verhalen af over
gevangenisuitbraken dichtbij, dikke mensen
die gebakken kip aten en dood wakker
werden. In mijn slaap zoek ik
naar gedichten in de vorm van open
V’s van vogels die in formatie vliegen,
of open armen die zeggen, ik vergeef jullie, allemaal.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elizabeth Alexander (New York, 30 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 30e mei ook mijn blog van 30 mei 2020 en eveneens mijn blog van 30 mei 2019 en ook mijn blog van 30 mei 2017 en ook mijn blog van 30 mei 2015 deel 2.

PENTECOST (Laura Read), Elizabeth Alexander

 

Prettige Pinksterdagen!

 

De nederdaling van de Heilige Geest over Maria en de apostelen door Ambrosius Francken, vóór 1618

 

PENTECOST

The week after your father died,
I see you walking home after school
in your Wimpy Kid T-shirt,
and I don’t even know you, but I want
to call you over like a kidnapper
and tell you it’s only beginning.
Your head will always be a lit match
like the apostles in the stained glass window
when Jesus came back. But he will never
come back. I say this because you know
but still you will dream of it.
You will love books and TV shows
about time travel. Like the blue
police box you can get inside and go
back to the week before last.
Or maybe he will find you
like he does in these first mornings
before you remember.
He’ll always be wearing the same shirt
when he comes in to wake you,
like my dad in his olive stripes,
as if he never wore anything else.

 

Laura Read (New York, 1970)
De Emmanuel Pentecostal Church in Brooklyn, New York

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. Zie ook alle tags voor Elizabeth Alexander op dit blog.

 

Boston jaar

In mijn eerste week in Cambridge probeerde een auto vol blanke jongens
me van de weg af te rijden en door het raam te spugen,
geopend om naar de weg te vragen. Ik vroeg altijd naar de weg
en was altijd aan het rijden: naar een Armeense markt
in Watertown om vijgen en kaas, abrikozen,
donkere specerijen en olijven uit vaten, tubes pasta
met onleesbare Arabische labels. ik at
gevulde druivenbladeren en zag mijn lippen opzwellen in de spiegel.
De vloeren van mijn appartement zouden nooit schoon worden.
Telkens als ik andere gekleurde mensen zag,
in boekhandels, of musea, of cafetaria’s, snoof ik,
glimlachte verlegen, maar ze zouden verdwijnen voordat ik iets zei.
Wat zou ik tegen ze hebben gezegd? Kom met mij mee? Breng
me naar huis? Ben jij mijn moeder? Nee. Ik zat alleen
in talloze Chinese restaurants en at amandel
koekjes, dronk thee met lepels en lepels suiker.
Popcorn en koffie was het avondeten. Toen ik flauwviel
van migraine in de supermarkt, zei een Portugese
man boven me: “Geen ontbijt.” Hij gaf me
sinaasappelsap en chocoladerepen. De kleur rood
stelde gerust bij het zingen van Wagners Walküre.
Hele stammen draaiden en trommelden in mijn hoofd.
Ik leerde de samba van een Braziliaanse man,
zo klein, zo versierd met glitters, dat ik zeker wist
dat hij sliep in een filigraan Fabergé-ei.
Niemand aan de deur: geen verkopers, Mormonen, meter
lezers, verdelgers, geen Harriet Tubman,
niemand. Rode tonen klinken in een grijze trolleystad.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Elizabeth Alexander (New York, 30 mei 1962)

 

Onafhankelijk van geboortedata

De Amerikaanse dichteres en docente Laura Read werd geboren in New York in 1970. Read verhuisde in 1973 op 3-jarige leeftijd vanuit New York naar Spokane, nadat haar vader, Richard Cefalu, een baan kreeg aan de Gonzaga University. Haar moeder, Jane, kreeg een jaar later een aanstelling aan de dezelfde universiteit en Read bracht haar jeugd door binnen vier blokken van de campus in de Logan wijk. Na haar afstuderen aan de Gonzaga Preparatory School in 1988 behaalde ze haar bachelor Engels en Frans aan de Gonzaga University.  Ze begon haar studie aan de American University in Washington, D.C., maar ze voltooide haar master in schone kunsten aan de Eastern Washington University, omdat ze weer naar Spokane verhuisde om te trouwen. Read doceert compositie, literatuur en cursussen creatief schrijven aan het Spokane Falls Community College. Ze heeft gedichten gepubliceerd in verschillende tijdschriften, meest recentelijk in Rattle, Mississippi Review, Third Wednesday en Bellingham Review. Haar chapbook, “The Chewbacca on Hollywood Boulevard Reminds Me of You”, won in 2010 de Floating Bridge Chapbook Award. Haar eerste poëziebundel, “Instructions for My Mother’s Funeral” uit 2012, werd gepubliceerd door de University of Pittsburgh Press en won in 2011 de Donald Hall Prize in Poetry. Haar tweede bundel “Dresses from the Old Country” verscheen in 2018. Laura Read was van 2015-2017 poet laureate van Spokane.

 

SELF-PORTRAIT WITH SEAWEED AND MICA

I am sitting on the porch on our house on 19th
staring at the tree I am too frightened to climb.
I am amazed by my legs. They are short and round
with little blonde hairs that shine in the sun.
I like them. I have a scar on my right hand,
close to my thumb, where a mother Dalmatian
bit me when I tried to pet her puppy.
The scar looks like a crescent moon in the daytime.

I am sitting in my desk at school, looking down
at my stomach, thinking it wouldn’t be that hard
to just slice it off. But how will I hide what I’ve done?

I am swimming in Mica Bay with my boyfriend.
He can’t float so I put my hand under his back.
You have to let yourself fall into the water, I tell him.
He can’t. Mica is shining slivers in a rock.
The stars pull their needles through the water.

In the water, my body is secretly beautiful.
I am a seal who has to wear the body of a woman.
No one has touched it and said don’t tell anyone.
No boy has kept his picture of Tina on his dresser,
putting it facedown when I come over.
I have never met Tina but I picture her driving
down a California freeway in a red convertible
that matches her red nails and lips.
She is tan and thin, but in the water,

our bodies are the same, our limbs light and swaying
like a willow tree’s branches.
I loved willow trees when I was a child.
You could go inside them and no one
knew you were there.

I have a C-section scar.
Sometimes it still hurts when I roll over in bed.
When I open my eyes underwater,
for a moment I can’t tell the difference
between the seaweed and my hair.

 

Laura Read (New York, 1970)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e mei ook mijn blog van 29 mei 2022 en ook mijn blog van 29 mei 2021 en ook mijn blog van 29 mei 2019 en ook mijn blog van 29 mei 2018 en eveneens mijn blog van 29 mei 2016 deel 2.

Vuur en wind (Inge Lievaart), Guntram Vesper, Linda Pastan

 

Prettige Pinksterdagen!

 

Pinksteren door Zacarías González Velázquez, 1795

 

Vuur en wind

Luister of het begint
ergens zal het gaan zingen
tegen het klagen in
helder en vol geheim

sterker dan harde woorden
warmer dan heet getwist
vuur van andere oorsprong

storm van een nieuw bewegen
dwars op de geest van de tijd
onrust en nochtans vrede

wacht maar en wees bereid

 

Inge Lievaart (14 april 1917 – 15 oktober 2012)
Interieur van de katholieke St. Martinuskerk in Oosterend, de geboorteplaats van Inge Lievaart

 

De Duitse schrijver Guntram Vesper werd geboren op 28 mei 1941 in Frohburg. Zie ook alle tags voor Guntram Vesper op dit blog.

Uit: Nördlich der Liebe und südlich des Hasses

„Bei den Kindern fing ich vor acht Jahren an. Dazu Anlaß gaben mir Fleiß beim Federreißen, gutes Benehmen und mein Geburtstag im Mai, zu dem ich die fünfundzwanzig Schulkinder einlud. Um zwölf Uhr war Abfahrt nach dem Wald. Um neun kehrten wir zu den vor der Tür wartenden Eltern heim. Kosten: fünfundzwanzig Liter Malzkaffee zu einer Mark und jedem Kind ein Brötchen für fünf Pfennig. Kleine Sachen und Geschenke fallen fort, wenn Eintrittsgeld gezahlt werden muß. Wir sind hundertzwanzig Menschen auf einem Gut von tausendzweihundert Morgen. Auf je zehn Morgen entfällt ein Mensch. Niemals werden zwölf Mark überschritten. Eine Extraausgabe war die Beschaffung von Material für die selbstgemachten Landesfahnen und die Vereinswimpel, die aber Jahrzehnte überdauern können, wenn sie im Gutshaus aufbewahrt werden. Allerdings nur dann. Das Ziel der Fahrten wechselt. Immer verläuft der Ausflug schön und ohne Mißklang auch für meine Besucher, die mich begleiten. Zur besseren Beaufsichtigung werden Scharwerkerinnen mitgenommen. Bei Gelegenheit konnte ich feststellen, daß die Mädchen wenige unserer schönen Volkslieder kannten, und um mit ihnen in Zusammenhang zu bleiben, bestellte ich sie mir zu Winteranfang für eine Gesangsstunde am Sonnabend abend. Verlegen und erstaunt kamen alle. Mit den Hausmädchen waren es fünfzehn. Kosten entstanden nicht, da ich alte Schulbücher benutzte. Drei Jahre lang haben wir regelmäßig geübt, um bei Familienfestlichkeiten im Dorf tätig werden zu können. Als dann der Sonnabend wegen der länger gewordenen Arbeitstage nicht mehr geeignet war, verlegten wir den Unterricht auf Sonntag abend und in den Garten. Störend war nur, daß während unserer Stunden die männliche Jugend hinter dem Zaun versteckt mitgrölte. Wir brachten sie um etwas, scheint mir. So beschloß ich, auch sie heranzunehmen, was nach einigen Schwierigkeiten gelang. Als im vorigen Herbst die geregelten Stunden wieder begannen, erschienen auf meine Bestellung alle neunzehn jungen Leute ohne Ausnahme, betrugen sich angemessen, sahen mir bei Gesprächen in die Augen und fehlten ohne ausreichende Entschuldigung nicht eine Stunde. Lediglich einmal kam es nach der Zusammenkunft zu einem Brand in einem Strohschober. Wenigstens gehörte das Stroh dem Pächter, über dessen Frau und ihr Benehmen, besonders ihre Gemeinsamkeit mit ortsfremden Personen, wir uns oft beklagt haben. Im Dezember wurde bedauerlicherweise die Dorfkirche erbrochen. Pfarrer Brummhard hatte in jener Nacht keinen Mut, Ordnung zu schaffen, sprach später aber von einem ekelhaft ausschweifenden Gelage, das stattgefunden habe.“

 

Guntram Vesper (28 mei 1941 – 22 oktober 2020)

 

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Insomnia

Ik herinner me dat mijn lichaam
een vriend was,

toen de slaap als een brave hond
kwam als hij werd geroepen.

De deur naar de toekomst
stond niet op het punt te sluiten,

en op mijn rug liggen
tussen koude lakens

voelde niet aan
als een repetitie.

Wat er nu nog aan licht rest
komt op – een smet in het oosten,

en de slaap, onwillig
als een druk bezette dokter,

schenkt me een beetje
van zijn tijd.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (27 mei 1932 – 30 januari 2023)

 

Zie voor de schrijvers van de 28e mei ook mijn blog van 28 mei 2022 en ook mijn blog van 28 mei 2019 en ookmijn blog van 28 mei 2017 deel 2 en ook mijn blog van 28 mei 2016.

Linda Pastan, Said

De Amerikaanse dichteres Linda Pastan werd geboren op 27 mei 1932 in New York. Zie ook alle tags voor Linda Pastan op dit blog.

 

Meditation By The Stove

I have banked the fires
of my body
into a small but steady blaze
here in the kitchen
where the dough has a life of its own,
breathing under its damp cloth
like a sleeping child;
where the real child plays under the table,
pretending the tablecloth is a tent,
practicing departures; where a dim
brown bird dazzled by light
has flown into the windowpane
and lies stunned on the pavement–
it was never simple, even for birds,
this business of nests.
The innocent eye sees nothing, Auden says,
repeating what the snake told Eve,
what Eve told Adam, tired of gardens,
wanting the fully lived life.
But passion happens like an accident
I could let the dough spill over the rim
of the bowl, neglecting to punch it down,
neglecting the child who waits under the table,
the mild tears already smudging her eyes.
We grow in such haphazard ways.
Today I feel wiser than the bird.
I know the window shuts me in,
that when I open it
the garden smells will make me restless.
And I have banked the fires of my body
into a small domestic flame for others
to warm their hands on for a while.

 

Petit Dejeuner

I sing a song
of the croissant
and of the wily French
who trick themselves daily
back to the world
for its sweet ceremony.
Ah to be reeled
up into morning
on that crisp,
buttery
hook.

 

TO MY IMAGINARY SIBLINGS

Dear brother and sister,
you who helped me survive
the bleakness of my only childhood,
who were as real to me then
as the characters in my thumbed-over books:
are you grown now? Did one of you become
a surgeon, like our father, and do you both
still mirror our mother’s severe beauty
which I endowed you with,
even though it passed me by?
I had my children early, thinking
they would be like my own siblings,
and though they never were,
in the busy boredom of domesticity
I somehow left the two of you behind.
If you were still around, would we chat
on the phone each morning in the warmth
of our separate cups of coffee?
Or would we have quarreled by now
over which of us was the more beloved
or over what our parents left us?
Would I have had to give one of you our mother’s
opal stickpin and the other the two lusterware jugs
that sit in my kitchen now, remnants
of our childhood home—that antique house
where in the secular heaven of the remembered
family, you are simply two more ghosts?

 

Ik ben met je getrouwd

Ik ben om allemaal verkeerde redenen met je getrouwd,
gecharmeerd door je gevaarlijke familiegeschiedenis,
door de onschuldige spieren, opzwellend als verborgen
wapens onder je hemd, door je naïeve stropdassen,
de kleuren van geschilderde stukjes zonsondergang.
Ik was ook gecharmeerd van je aannames
over mij: mijn sereniteit – die spiegel die wacht tot hij
gebarsten is, mijn flitsende acrobatiek met messen in de keuken.
Hoe mis we het allebei hebben gehad over elkaar,
en hoe gelukkig we zijn geweest.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Linda Pastan (27 mei 1932 – 30 januari )

 

De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Zie ook alle tags voor Said op dit blog.

Uit: Das Niemandsland ist unseres (pilgrim und bürger)

„nun sieht sich der bürger gezwungen, seine religiosität vor den gläubigen zu schützen und vor deren republik er sucht nach anderen göttern; als hätten diese nur auf ihn gewartet. die vernunft lässt er fallen, er will ja das dritte ufer erreichen – allen mahnungen albert camus’ zum trotz: »wenn ich zwischen meiner mutter und der gerechtigkeit zu wählen habe, dann entscheide ich mich fier meine mutter.« indes, nach den wunden der islamischen revolu-tion, sucht der pilger keine blendungen mehr, keine behausungen, nur schritte. sie tragen ihn fort, von fest gefügten göttern mit leicht stillbaren gelüsten. befriedigen will er seine götter nicht und schon gar nicht verstehen. meint er doch zu wissen, alles verstehen sei un-zulänglich und münde in unterwerfung. begreifen will er sie mit den händen. wie man zum mantelsaum greift. dafür dürfen sie aus dem verborgenen agieren – ohne ausweis, ohne strichcode. in seinen renitenten gebeten berührt er zwar die einheit zwischen dem menschen und den göttern. doch er lässt sich davon nicht täuschen. er will das schlummernde berühren, er will den aufruhr – ohne das geheimnis der liebe preiszugeben.

die götter, die kommen und gehen. finden ihn eines tages. weder zückt der bürger das cartesianische messer, noch vermag er die dinge im unklaren zu lassen. der bürger entblößt sich und blickt in den tag, ohne zorn, ohne eile – bis die götter aus ihren löchern herauskriechen. sodann überwältigen sie ihn hinterrücks, wie fremde es tun – in einer von begierden getriebenen welt. und er hofft, dass sie den besiegten begreifen, mit dem unrat seiner träume und dem rat seiner sprache, der auf einen anderen tod wartet.

noch immer sucht der agnostiker mit viel kummer nach »großen niemals werbenden göttern.. zuweilen ahnt er, die suche allein sei die antwort. dann aber ist er überzeugt. seine religion habe etwas verbotenes an sich, den geruch von einem brandstifter. und er folgt dem aufruf des evangelisten: »aber nun, wer einen geldbeutel hat, der nehme ihn, desgleichen auch die ta-sche, und wer’s nicht hat, verkaufe seinen mantd und kaufe ein schwert.« das schwert gebiert die unruhe und diese die de-mut – aus der die revolte wächst. doch eine religion, die sich der befreiung verschreibt und die liebe vergisst. berührt nicht mehr die mysterien der menschlichen seele – und wird unnütz. das brachland zwischen dem pilger und dem bür-ger will sich partout nicht entscheiden und sehnt sich immerfort nach einer saat. und der zögernde mund zwischen kain und abel kommt nicht umhin, das ver-steck des suchenden zu verraten. doch die götter meiden seine bände. denn sie wissen, diese verraten alles, was sie berühren.“

 

Said (27 mei 1947 – 15 mei 2021)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e mei ook mijn blog van 27 mei 2020 en eveneens mijn blog van 27 mei 2019 en ook mijn blog van 27 mei 2018 deel 2.

Alan Hollinghurst, Maxwell Bodenheim

De Britse schrijver Alan Hollinghurst werd geboren op 26 mei 1954 in Stoud, Gloucestershire. Zie ook alle tags voor Alan Hollinghurst op dit blog.

Uit: De herdersster (Vertaald door Suzan de Wilde)

“Op het smalle eiland van de tramhalte stond al een man en aarzelend vroeg ik hem naar de routes van de tram. Hij legde me beleefd alles uit, met alle bijzonderheden, alsof zijn speciale belangstelling ernaar uitging, maar ik kon niets in me opnemen. Ik was betoverd door zijn grijze ogen, zijn overbodige glimlach en de spatjes witte verf op zijn neus en zijn donkerblonde haar. Ik knikte en glimlachte ook en toen kreeg hij een leuke, nadenkende uitdrukking op zijn gezicht en ging met zijn handen in zijn zakken de lege straat in staan kijken. Ik besloot hem te gaan volgen. De tram naderde geruisloos, de koplampen al aan hoewel de lucht nog licht was — het was lijn 3, de Ringlijn. We klauterden samen de treetjes op, ik wendde me tot hem om hulp bij de afstempelmachine, die tinkelde alsof ik een prijs gewonnen had. Hij liet zich met een soepele beweging zakken op de bank achter me, en ik was me bewust van zijn nonchalante aanwezigheid daar terwijl we van halte naar halte voortrolden langs kerken en grachtjes. Toen hij een wijsje floot voelde ik de haartjes in mijn nek door zijn adem bewegen. Dit zijn de avondrituelen die ik me straks eigen zal hebben gemaakt, dacht ik bij mezelf, als je een onbekende voorstad, of een bar, of een geliefde voelt trekken. Ik draaide me om met het doel hem een andere vraag te stellen die ik gekoesterd had, maar juist op dat moment scheen de stroom weg te vallen en kwam de tram tot stilstand. Er stond een jonge vrouw te wachten, al rokend, die even blij wuifde. Mijn vriend sprong eruit en stapte arm in arm met haar weg, terwijl de deuren met een zucht dichtschoven.
Ik reed verder door, voorbij de Effectenbeurs, en lette nauwelijks op waar ik was terwijl ik me afvroeg wat ik eigenlijk had verwacht. Tot twee of drie haltes verder had ik de wagen voor mij alleen — ik voelde wel dat de chauffeur bevreemd naar me keek en staarde vastberaden door het raam naar de karakterloze wijk waar we doorheen reden. Maar opeens raakte ik in paniek en drukte op de bel. Toen de tram wegreed stond ik alleen en was ik me er ineens van bewust, waar ik dat op het station of in het hotel niet geweest was, dat ik in een vreemde stad was aangekomen, in een ander land. Een deel van mezelf schrok terug voor die eenvoudige verandering van plaats. Er was verder niemand in de straat die naar de kerk leidde, niemand op het verwaarloosde plein waar de toren zich boven verhief. St.-Vaast — een lelijk oud gevaarte, met een portaal ertegenaan geplakt met allemaal krullen en afbladderend geel stucwerk en een timpaan vol nesten en vogeldrek erboven. Hij zat natuurlijk op slot — geen laatste lichtje dat nog glinsterde achter het raam van de sacristie, geen samenkomst van het koor na werktijd om te oefenen op het ‘Te Deum’ van hun eigen dirigent of wat dreigende Vlaamse motetten. Huiverend liep ik door. Aan de overkant van het plein leidde een straatje naar een nog troostelozer gedeelte. De straatlantaarns flikkerden aan met een roze gloed toen ik eraan kwam, maar verder was er geen reactie. De gebouwen waren pompeus, als bioscopen na sluitingstijd, met dichtgetimmerde benedenramen die waren volgeplakt met posters voor rockgroepen en de valse grijnzen van politici uit de verkiezingen van vorig jaar. De namen van kranten, drukkerijen en ingenieursbureaus stonden in modern uitziende art decoletters boven de met hangsloten dichtgemaakte ijzeren toegangshekken.”

 

Alan Hollinghurst (Stoud, 26 mei 1954)

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zie ook alle tags voor Maxwell Bodenheim op dit blog.

 

Aan een dode

Ik liep op een heuvel
En de wind, plechtig dronken gemaakt door jouw aanwezigheid,
Wankelde tegen me aan.
Ik bukte om een bloem te ondervragen,
En je zweefde tussen mijn vingers en de bloemblaadjes,
Knoopte ze aan elkaar.
Ik scheidde een blad van zijn boom
En een waterdruppel in de groene flacon
Ving een opgejaagd stukje van je glimlach op.
Alle dingen om mij heen waren doordrenkt van de herinnering aan jou
En bibberden toen ze me erover probeerden te vertellen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maxwell Bodenheim (26 mei 1892 – 6 februari 1954)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e mei ook mijn blog van 26 mei 2020 en eveneens mijn blog van 26 mei 2019 en ook  mijn blog van 26 mei 2018.

Egyd Gstättner, Theodore Roethke

De Oostenrijkse schrijver en essayist Egyd Gstättner werd geboren op 25 mei 1962 in Klagenfurt. Zie ook alle tags voor Egyd Gstättner op dit blog.

Uit: Die Familie des Teufels: Allein gegen die Literaturgeschichte

„Darf ich vorstellen, meine Lieben? Das ist die Familie Satan: Mama, Papa, zwei Kinder und ein Hund. Und Onkel Stanislaus. Eine amazing family! Aber wir wüssten nichts von ihr und ihren Mitgliedern ohne ihn, den Herrn Satan, Pappie, Onkel Jim. Alle lebten nur dank ihm und von ihm, bis heute, wo sie längst gestorben sind. Dabei hat Onkel Jim sein Leben lang völlig unverständliches Zeug geschrieben. Er purzelte ständig irgendwo herum und war ein komischer Kauz. Aber sein Leben war ein Werk, und das Werk war ein Abenteuer. Wie die meisten lässigen Onkel war der Satan bettelarm und starb früh und qualvoll. Nach dem Tod des Teufels kamen wie bei vielen eindrucksvollen Persönlichkeiten des Menschengeschlechts Wissenschaftler unterschiedlichster Disziplinen an den trauernden Hinterbliebenen vorbei in die Pathologie und wollten seinen Schädelinhalt untersuchen. Aber fangen wir am Anfang an: James Augusta Joyce – so hieß Onkel Jim in Wirklichkeit – kam am 2. Februar 1882 zur Welt. Er dachte gerne über seinen Geburtstag nach, über Mariä Lichtmess, Tag der heiligen Brigitta, Tag der Murmeltiere; er wollte der Welt das Licht bringen, außerdem Freude, und er freute sich, dass sein Name im Grund die reine Freude war, so wie der des fantastischen Wiener Psychoanalytikers, Song of Joy, Book of Joyce, schöner Götterfunke! Onkel Joyce fügte es so, dass er die ersten Exemplare von Ulysses und Finnegans Wake jeweils am 2. Februar in die Hände bekam. Das waren seine beiden Romane, und kein Mensch der Welt hat sie jemals gelesen. Die Joyces wohnten in Rathmines, einer Vorstadt im Süden Dublins. James entwickelte ein enormes Interesse an den geringfügigsten Einzelheiten. Er las Ibsens Werke und saugte sie in sich auf. Als Schüler der obersten Klasse erschien James Joyce nie pünktlich zum Unterricht. Er erklärte seinen Lehrern: »Pünktlichkeit ist eine Zier, doch weiter kommt man ohne sie. Darüber hinaus ist Pünktlichkeit ein Mythos, eine Mystifikation – und ein Herrschaftsinstrument. Die Beherrschten müssen pünktlich sein. Die Herrschaft ist nie pünktlich. Oder sie ist immer pünktlich, weil alles erst beginnt, wenn sie da ist.« Seine Lehrer hatten darauf keine Antwort. James’ Kleider waren, als er Student war, gewöhnlich ungebügelt, und er wusch sich von Kindesbeinen an selten. Jim war der Überzeugung, es bringe keinerlei Vorteil, sauber zu sein. Nach seiner stärksten Abneigung befragt, antwortete James Joyce: »Seife und Wasser.« Übermäßiges waschen führt bekanntlich zu trockener Haut und Geruchsverlust. Joyce war seiner Zeit voraus, auch in Hygienefragen. Merke: Ein richtiger Dichter wäscht sich nicht. Ein richtiger Dichter »setzt sich mit Wasser auseinander«. Ibsen schrieb dem Studenten Joyce, der eine Rezension (und in einem Brief von der »Gnade der Grünschnäbel«) geschrieben hatte, einen lobenden Antwortbrief. Dieser Brief beflügelte James und ließ sein Selbstbewusstsein exponenziell anwachsen.“

 

Egyd Gstättner (Klagenfurt, 25 mei 1962)

 

De Amerikaanse dichter Theodore Huebner Roethke werd geboren in Saginaw, Michigan op 25 mei 1908. Zie ook alle tags voor Theodore Roethke op dit blog.

 

Dolor

Ik heb de onverbiddelijke treurnis van potloden gekend,
Keurig in hun dozen, droefs van kladblok en presse-papier,
Alle ellende van stofmappen en vloeibare gom,
Troosteloosheid in smetteloze openbare gebouwen,
Verlaten wachtkamer, toiletten, schakelbord,
Het onveranderlijk pathos van waskom en lampetkan,
De rituelen van carbon, paperclip en komma,
Eindeloze afschriften van levens en voorwerpen.
En ik heb gezien hoe stof, van muren van instanties,
Fijner dan meel, levend, gevaarlijker dan stuifzand,
Bijna onzichtbaar werd gezeefd door lange saaie middagen
En op fraaie wenkbrauwen daalde en nagels, vaal haar
glazuurde en kopieën van grauwe standaardgezichten.

 

Vertaald door Ria Loohuizen

 

Theodore Roethke (25 mei 1908 – 1 augustus 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e mei ook mijn blog van 25 mei 2020 en eveneens mijn blog van 25 mei 2019 en ook mijn blog van 25 mei 2017 en ook mijn blog van 25 mei 2015 deel 2.

Michael Chabon, Joseph Brodsky

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: De wonderlijke avonturen van Kavalier & Clay (Vertaald door Gerda Baardman en C. Jonkheer)

“Jaren later, als Sam Clay op een stripboekconventie tegen een interviewer of tegen een publiek van bejaarde fans aan het oreren sloeg over de grootste schepping van hemzelf en Joe Kavalier, mocht hij graag vertellen dat hij als jongetje, aan handen en voeten gebonden in het luchtdicht afgesloten fust dat bekendstond als Brooklyn in New York, achtervolgd werd door dromen van Harry Houdini. ‘Voor mij was er geen verschil tussen Clark Kent in een telefooncel en Houdini in een pakkist,’ zette hij gewichtig uiteen op de WonderCon-manifestatie of in Angoulême of tegen de hoofdredacteur van The Comics Journal. ‘Je kwam er anders uit dan je erin was gegaan. Neem nou die eerste magische act van Houdini aan het begin van z’n carrière. Die heette “Metamorfose”. Het ging nooit alleen om ontsnappen. Het ging ook om transformatie.’ In werkelijkheid had Sammy als jongen hoogstens een terloopse belangstelling voor Harry Houdini en diens legendarische verrichtingen gekoesterd; zijn grote helden waren Nikola Tesla, Louis Pasteur en Jack London geweest. Toch klonk zijn verhaal over zijn rol — over de rol van zijn eigen verbeelding — bij het ontstaan van de Escapist volkomen geloofwaardig, net als al zijn mooiste verzinsels. Zijn dromen hadden inderdaad altijd iets Houdini-achtigs gehad: dromen van een pop die worstelde in zijn blinde cocon, snakkend naar een vleugje lucht en licht. Houdini was de held van kleine mannen, stadsratten en joden; Samuel Louis Klayman was dat alle drie. Hij was zeventien toen de avonturen begonnen: grote mond, misschien minder lichtvoetig dan
hij graag dacht, en, zoals veel optimisten, een tikkeltje opvliegend. Knap in conventionele zin was hij beslist niet. Zijn gezicht was een omgekeerde driehoek: breed voorhoofd, puntkin, pruillippen en een stompe, agressieve neus. Hij had een ronde rug en zijn kleren zaten nooit goed: hij zag er altijd uit alsof iemand hem net zijn lunchgeld had ontworsteld. ’s Ochtends toog hij er altijd op uit met de haarloze kaken van de onschuld zelve, maar tegen de middag was het begrip gladgeschoren vervlogen, al waren de landloperstoppels net niet donker genoeg om hem een stoer uiterlijk te geven. Hij vond zichzelf lelijk, maar dat kwam doordat hij zijn gezicht nooit ontspannen had gezien. Het grootste deel van 1931 had hij de Eagle rondgebracht om een stel gewichten te kunnen aanschaffen, die hij de acht jaar daarop elke ochtend had geheven tot de spieren als koorden op zijn armen, borst en schouders stonden; aan polio had hij zwakke spillebeentjes overgehouden. Van top tot teen mat hij een meter vierenzestig. Evenals zijn vrienden vatte hij het als een compliment op als iemand hem bijdehand noemde. Hij beschikte over onjuiste maar gepassioneerde kennis van de werking van de televisie, atoomkracht en antizwaartekracht, en koesterde de ambitie — onder talloze andere —om zijn levensavond te slijten aan het warme zonnige strand van de Grote Pooloceaan op Venus. Hij was een allesverslindende lezer met een neiging tot zelfeducatie, op z’n gemak bij Stevenson, London en Wells, vol plichtsbesef jegens Wolk, Dreiser en Dos Passos en idolaat van S.J. Perelman, en het programma voor zelfeducatie fungeerde ook bij hem als dekmantel voor beschamender vormen van leeshonger. In zijn geval gold de stiekeme hartstocht — tenminste, een ervan — die tweederangslectuur barstensvol bloed en mysterie, de pulpboeken.”

 

Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

Een poolreiziger

Alle husky’s zijn opgegeten. Het dagboek blijkt
vol te zijn. Maar de woordenkralen gaan hun gang
op de foto van zijn eega; als een moesje prijkt
de vermoedelijke datum op haar wang.
Nu het kiekje van zijn zus. Hij spaart er niet één:
vermeld moet immers de bereikte breedtegraad!
En gangreen kruipt omhoog langs zijn been,
als de netkous van een meid die op de bühne staat.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Portret van Joseph Brodsky door Alex Shirshov, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2020 en eveneens mijn blog van 24 mei 2018 en ook mijn blog van 24 mei 2015 deel 2.

Jan Baeke, Jane Kenyon

De Nederlands dichter Jan Baeke werd geboren in Roosendaal op 23 mei 1956. Zie ook alle tags voor Jan Baeke op dit blog.

 

Transit

Wij zijn het die je hier ziet rijden
door het midden van augustus
vakantiefolders in en uit.
De zomer bloeit, een dorpsidylle
schapen in de luwte van de tijd.

Tot plotseling de auto stilvalt
links op de foto van dit feit.
De zon krast diep in de vallei.
Wat in de jaren is versteend
hangt boven ons als zware lucht.

We lopen naar het volgende gehucht.
De weg voert langs een ansichtkaart.
We zien een stipt vervallen huis
een meer, een horizon
maar niet gemeend
eerder terloops, buiten bedrijf.

Twee zwoegende figuren
in het landschap uitgezet.
Straks, in dat derderangs pension
waar wij weer andere poses imiteren
brengen wij elkaar dit uur
in rekening.

 

Expeditie

We hebben onze expeditie grondig voorbereid.
We kennen de plek
waar we het spoor bijster zullen raken
waar we door de grappen heen zullen zijn
en een lawine ons gezelschap zal halveren.
Daar zal december blijven duren en de storm
zal onze sentimenten aanwakkeren
op een manier die onze geldschieters zal bekoren.

De nacht voor het vertrek richten we ons
met bloeddoorlopen ogen en bevroren neuzen tot de sterren.
‘Sterren, sterk dit hart met symbolist.’
Daarna bellen we een land
dat de benodigde ontberingen in voorraad heeft
en trouwen op het laatste moment
geschikte vrouwen om achter te laten.

 

De kant van de zomer 1

Ik heb het raam dichtgedaan om de zomer niet te horen
maar de zon brandt door de muren
en de vliegen draaien hun motoren klem in de gordijnen.

Een hond en een kind kunen blijven slapen
tot het gisteren wordt.
Auto’s die nog stilstaan. Adem, zonder te bewegen.
Het glas in mijn hand bevat schommelend water.

Maar de zomer is een luid blaffende hond.
De zomer is een optocht van geluiden
en de vliegen raken niet op.
Het raam heeft geen enkele functie.

 

Jan Baeke (Roosendaal, 23 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichteres en vertaalster Jane Kenyon werd geboren op 23 mei 1947 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook alle tags voor Jane Kenyon op dit blog.

 

Het uitpraten met Melancholie

 

6. IN EN UIT

De hond zoekt tot hij mij boven
vindt, met een geklepper van ellebogen
gaat liggen, zijn kop op mijn voet legt.

Soms redt het geluid van zijn ademhaling
mijn leven – in en uit, in
en uit; een pauze, een lange zucht. . . .

 

7. PARDON

Een stuk verbrand vlees
draagt mijn kleren, spreekt
in mijn stem, verzendt verplichtingen,
aarzelend of helemaal niet.
Het is moe van het proberen
onverschrokken te zijn, heel
erg moe.

We gaan verder met de monoamine
oxidase-remmers. Dag en nacht
heb ik het gevoel alsof ik zes kopjes koffie
heb gedronken, maar de pijn

stopt abrupt. Met de verwondering
en bitterheid van iemand die gratie heeft gekregen
voor een misdaad die ze niet heeft begaan,
kom ik terug naar huwelijk en vrienden,
naar roze gefranjerde stokrozen; kom ik terug
naar mijn bureau, mijn boeken en mijn stoel.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Jane Kenyon (23 mei 1947 – 22 april 1995)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn blog van 23 mei 2020 en eveneens mijn blog van 23 mei 2019.

International Booker Prize 2023 voor Georgi Gospodinov

International Booker Prize 2023 voor Georgi Gospodinov

De Bulgaarse schrijver Georgi Gospodinov heeft de International Booker Prize 2023 gewonnen. Hij krijgt de prijs voor zijn roman “Schuilplaats voor andere tijden”. Georgi Georgiew Gospodinov werd geboren op 7 januari 1968 in Yambol, Bulgarije.  Zie ook alle tags voor Georgi Gospodinov op dit blog.

Uit: Schuilplaats voor andere tijden  (Vertaald door Hellen Kooijman)

“Jaren later, toen een hoop van zijn herinneringen weg dreigden te vliegen als opgeschrokken duiven, kon hij zich nog steeds die ochtend voor de geest halen, die ochtend waarop hij doelloos door de straten van Wenen liep, en een zwerver met een snor á la Márquez op de stoep kranten stond te verkopen onder de vroege maartzon. Ineens stak er een windje op en een aantal kranten fladderde de lucht in. Hij probeerde te helpen, raapte er een paar van de grond en bracht ze terug naar de zwerver. Hou er maar eentje hoor, zei Márquez. Gaustin, laten we hem zo noemen, hoewel hijzelf deze naam gebruikte als Hades’ helm der onzichtbaarheid, pakte een krant en gaf de zwerver een geldbiljet, behoorlijk groot gezien de situatie. De zwerver draaide het biljet aarzelend rond in zijn hand en schudde toen zijn hoofd: Maar… ik heb geen wisselgeld. En dat klonk zo absurd op die vroege Weense ochtend dat ze beiden in lachen uitbarstten. Gaustin voelde liefde en vrees voor daklozen, dat waren zijn woorden: liefde en vrees, en altijd in deze combinatie. Hij hield van hen en was tegelijkertijd bang voor hen op een manier waarop je houdt en bang bent van dat wat je ooit bent geweest of waarvan je verwacht dat je het op een dag zal worden. Hij wist dat hij vroeg of laat tot hun leger zou toetreden, om dit cliché maar eens te gebruiken. Eén moment stelde hij zich lange rijen daklozen voor, die over de Kärtner Strasse en de Graben marcheerden. Ja, hij was aan hen verwant, hij was een van hen, hoewel toch een beetje anders. Een zwerver, maar dan in de tijd zeg maar. Vanwege een gelukkige samenloop van omstandigheden had hij genoeg centen verdiend om voorlopig te voorkomen dat een metafysische tegenslag zou omslaan in fysiek lijden. Op dat moment oefende hij een van zijn beroepen uit; dat van psychiater-gerontoloog. Ik vermoed dat hij heimelijk de verhalen van zijn patiënten stal, om daar onderdak te vinden, even rustig in andermans plaats en verleden te verblijven. Het was anders in zijn hoofd zo’n wirwar van tijden, stemmen en plaatsen dat hij of zich onmiddellijk zou moeten overleveren aan zijn collega-psychiaters, of iets zou moeten doen waardoor zij genoodzaakt waren hem op te sluiten.”

 

Georgi Gospodinov (Yambol, 7 januari 1968)