Paul Lynch

De Ierse schrijver die Paul Lynch werd geboren op 9 mei 1977 in Limerick in het zuidwesten van Ierland. Zijn ouders en zijn hele familie komen uit Limerick en andere delen van County Limerick. Toen hij negen maanden oud was, verhuisden zijn ouders naar het noorden van County Donegal in Ulster, de noordelijke provincie van Ierland, waar hij opgroeide. Zijn ouders vestigden zich in het noorden van Inishowen, een schiereiland aan de noordelijke kustlijn van Ulster, waarbij Lynch de rest van zijn kinder- en tienerjaren doorbracht in Malin Head en later in Carndonagh. Zijn ouders verhuisden naar Inishowen vanwege de baan van zijn vader bij de toenmalige Coast and Cliff Rescue Service (CCRS). Tegenwoordig woont hij in Dublin, waar hij vroeger zowel plaatsvervangend hoofdredacteur als hoofdfilmcriticus van The Sunday Tribune was, voordat hij zich tot het schrijven van fictie wendde. Zijn debuutroman, “Red Sky in Morning”, was het onderwerp van een veiling van zes uitgevers in Londen en leverde hem veel lof op in de Verenigde Staten en Frankrijk, waar het boek finalist was voor de Franse Prix du Meilleur Livre Étranger (prijs voor beste buitenlandse boek). De roman is geïnspireerd op een tv-documentaire over de opgraving van Duffy’s Cut, een plek in de buurt van Philadelphia waar in de jaren dertig van de negentiende eeuw Ierse emigranten, voornamelijk uit Ulster, werden ontdekt in een ongemarkeerd massagraf. Lynch’s tweede roman, “The Black Snow”, beschrijft de terugkeer van een Ierse emigrant naar zijn geboortegemeenschap in County Donegal en de daaropvolgende afdaling in een tragedie wanneer een stal in brand vliegt. De roman stond op de shortlist voor vele prijzen en won de Franse Prix Libr’à Nous voor beste buitenlandse roman. Zijn derde roman, “Grace” (2017), is zowel een beeldroman als een schelmenverhaal dat zich afspeelt tijdens de Ierse hongersnood en vertelt het verhaal van de strijd van een jong meisje om te overleven. De roman won de Kerry Group Irish Novel of the Year-prijs en stond op de shortlist voor vele prijzen, waaronder de Walter Scott-prijs voor historische fictie. Lynch’s vierde roman, “Beyond the Sea” (2019), is geïnspireerd door een waargebeurde gebeurtenis en is een existentieel verhaal over twee schipbreukelingen die zich afspelen op een boot in de Stille Oceaan. De roman is door verschillende recensenten vergeleken met het werk van Ernest Hemingway, Samuel Beckett, Herman Melville, William Golding, Fjodor Dostojevski en Pablo Neruda en won in 2022 de Franse Prix Gens de Mers. Lynch’s vijfde roman, “Prophet Song”, wordt beschreven als “een huiveringwekkende studie van Ierland dat een fascistische staat wordt”. “Prophet Song” ontving de veelgeprezen Booker Prize voor 2023. Lynch’s romans concentreren zich vaak op de beproevingen van de menselijke geest en onderzoeken metafysische en existentialistische thema’s in zowel Ierse als exotische omgevingen. Zijn werk onderzoekt onderwerpen als vervreemding, ontheemding, lijden, realiteit, geloof, religie en transcendentie, evenals meditaties over herinnering en identiteit.

Uit: The Black Snow

“Barnabas bent and grabbed a rock shaped like the tooth of some old animal that had fallen there to die under the wheel of an ancient sun, and perhaps that may have been, but as he tossed it lazy towards the ditch Matthew Peoples took a step forward and cleared his throat again. Jesus Christ, boys. They took no notice of him or perhaps they didn’t hear, for later in their memories what each of them heard was the dull sound of Matthew Peoples’ boots thudding up the field. Not a word from the man and something comic about the way he moved with his limbs all thickly, like he was set to stumble and hit the ground at the knees, fall without his hands into the dirt face-forward, break apart into his constituent elements. But they’d never seen him move quicker, his hands balled like stones and the whites of ankles winking at them through the rise and fall of his slacks. And if Matthew Peoples had known what he was running towards he might have stopped right there, turned instead for the road gated at the far side of the field. Barnabas wondering what was up with the man when he heard him bellow belatedly, a single word that came backwards over the man like a lobbed stone. Had to hear it twice in his mind till his eyes travelled to a place above the trees where he saw the swirl blackly, a shimmy of smoke that seemed to do a bow just for him.
Fire.
A skim of starlings in the sky above Carnarvan seemed to mirror the rising wreath of drift smoke. The murmuration swung in unison like minds entwined, weaved the sky with giant breathing until the dusk pulsed like a lung. The group inverted and swirled, caught the light and bent it, swung again into a strip of infinite looping, nature’s way of mocking perhaps what was playing out below, or more likely the birds were oblivious, locked into their own state of being. The boy saw the display above the townland but did not register it in his mind, watched instead his father run blind up the field, looked towards the darkening trees. Like a visitant, something passed through him cold.”

 

Paul Lynch (Limerick, 9 mei 1977)

Jorie Graham, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

On silence

I think I am probably in love with silence,
that other world.

And that I write, in some way,
to negotiate seriously with it.

If poems are records of true risks
(attempts at change)
taken by the soul of the speaker,
then, as much as possible, my steps are towards silence.

Silence which drowns us out,
but also which ignores us, overrides us, silence,
which is doubt, madness, fear,
all that which makes the language bend and slip.

I need to feel the places where the language fails,
as much as one can.

Silence which is awe or astonishment,
the speech ripped out of you.

All forms of death and mystery, therefore, working in each poem
against the hurry of speech,
the bravery of speech.

And I think it is very important to feel the presence of that ocean in the poem,
in the act of writing the poem.
Its emissaries are the white space, of course,
the full stops.

But, also, all acts of grammar,
which are its inroads.
And the way the lines break,
or slow. I’d like to think you can feel, by its accurate failures,
the forces pressing against the sentence,
the time order. And certain kinds of words, too,
are messengers of silence.

Not just vagueness and inaccuracy, but prepositions
and conjunctions, for instance; and diction
deliberately flattened to deaden
pain.

And certain sounds that deepen and slow
the poem
into sounds
you can’t hear –all the long vowels
in the sharp teeth of consonants.

And echoes, and what is said by implication, by default …

Because there is, of course, always the desire, the hope,
that they are not two separate worlds,
sound and silence, but that they become each other,

that only our hearing fails.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Charles Simic

Charles Simic is een zin.
Een zin heeft een begin en een eind.

Is hij een enkelvoudige of samengestelde zin?
Dat hangt van het weer af,
Dat hangt van de sterren daarboven af.

Wat is het onderwerp van de zin?
Het onderwerp is uw geliefde Charles Simic.

Hoeveel werkwoorden telt de zin?
Eten, slapen en neuken zijn er enkele.

Wat is het lijdend voorwerp van de zin?
Het lijdend voorwerp, lieve kindertjes,
Is nog niet in zicht.

En wie schrijft deze onhandige zin?
Een chanteur, een verliefd meisje
En iemand die solliciteert naar een baan.

Zullen ze eindigen met een punt of een vraagteken?
Ze zullen met een uitroepteken en een inktvlek eindigen.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2022 en ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Libris Literatuur Prijs 2023 voor Anjet Daanje

De Nederlandse schrijfster en scenariste Anjet Daanje (pseudoniem van Anjet den Boer) heeft de Libris Literatuur Prijs 2023 ontvangen voor haar romanHet lied van ooievaar en dromedaris”. Hoogleraar en historicus Beatrice de Graaf, voorzitter van de jury, maakte de winnaar gisteravond bekend in cultuurhuis Felix Meritis in Amsterdam. Anjet Daanje werd geboren in Wijster in 1965. Zie ook alle tags voor Anjet Daanje op dit blog.

Uit: Het lied van ooievaar en dromedaris

“Maar Susans moeder legde haar uit dat ze Susey uit liefde en eerbied zo goed mogelijk op het eeuwige leven voorbereidden. De gebeden die ze uitspraken, het wassen, het schone nachthemd, het borstelen van haar gekortwiekte haar, de gevouwen handen, alles moest volmaakt zijn voor wie haar nog één keer wilde zien, en ook voor Susey zelf, vooral voor Susey zelf, die haar Schepper dadelijk waardig tegemoet zou treden om als een klein engeltje tot de hemel te worden toegelaten. Het is als een trouwerij, zo zei Susans moeder, daarvoor was je ook je oren en tussen je benen, trek je je beste kleren aan, spreek je plechtige woorden uit, en dan begin je aan een nieuw leven. Dat was Susan nooit vergeten, een trouwerij, zo probeerde ze het te zien, terwijl anderen de Dood zagen.
Duisternis viel over Susans leven na Susey’s heengaan, ze ontwaakte in de schaduw van de Dood en ging erin ter ruste, iedere dag van voren af aan, als een niet aflatende mars van bed naar bed. Niet eerder in haar leven had ze stilgestaan bij het symbolische zwart van de rouw, bij de wijsheid van de Bijbelse woorden van pastoor Drayden, bij de troost die er uitging van een familiegraf, als een zorgvuldig opgemaakt bed waarin ze ooit zou mogen kruipen om Susey in slaap te wiegen. Tot steun was haar vooral het idee dat al die rituelen door de eeuwen heen zo waren gegroeid doordat miljoenen anderen haar waren voorgegaan in verdriet en hadden ondervonden dat dit de handelingen waren die verlichting schonken. Susey’s graf was er om te bezoeken, de lok van Susey’s blonde haar was er om aan te raken en te herinneren aan de tijd toen haar haar nog niet vanwege de koorts was afgeknipt, en de preek, psalmen en gebeden waren er om te beluisteren, te zingen, te fluisteren. Als een bezwering naderden de zorgvuldig gekozen woorden de rand van het duister, waar de lichtkring van het leven de doden raakte, hun tenen kietelde, hun kruin streelde, meer niet, zodat ze wisten dat er aan hen werd gedacht, maar ze niet ontwaakten. En daarom op zondag, op zondag alleen, ging Susan met het vredige gevoel naar bed dat ze boven bij Susey was geweest om haar een nachtzoen te geven en haar warm in te stoppen, en dat ze zou slapen, zijzelf zowel als Susey.Het liefst zou Susan de vleselijke verschijning van de Dood vergeten, maar juist het beeld van Susey’s opgebaarde lichaam bleef haar levendigste herinnering aan haar. Haar onnatuurlijk bleke gezichtje, haar trekken, verstard in een uitdrukking die het midden hield tussen berusting en verbazing, haar handjes volwassen vroom gevouwen op haar borst, en koud, iedere keer dat Susan zich er niet van had kunnen weerhouden om haar vingertjes te grijpen, haar wang te kussen, was ze teruggeschrokken van het stugge, kille dat ze beroerde, als gesteven lakens in de winter.”

 

Anjet Daanje (Wijster, 1965)