Czeslaw Milosz, Thomas Frahm

De Poolse dichter, schrijver en Nobelprijswinnaar Czesław Miłosz werd geboren in Šeteniai op 30 juni 1911. Zie ook alle tags voor Czeslaw Milosz op dit blog.

Uit: Mijn katholieke opvoeding (Vertaald door Gerard Rasch)

“Slechts twee persoonlijkheden traden echt op de voorgrond. Beiden oefenden grote invloed uit en voerden onderling strijd om ons voor zich te winnen. Ze waren voorbestemd ons voor altijd te vergezellen, buiten het tijdsverloop. Toen ik op de universiteit De toverberg van Thomas Mann las, ontdekte ik dat dat boek over hen ging – als we de twist tussen de jezuïet Naphta en de humanist Settembrini belangrijker achten dan de geschiedenis van Hans Castorp. Ik kan er niets aan doen dat ik zulke literaire portretten geef. De werkelijkheid is soms verzot op zulke tegenstrijdigheden die uit boeken lijken gehaald. Onze Naphta had een rond, kwijnend jongensgezichtje, hij had ponyhaar en bewoog zich als een nederige dienaar van God, vaak met neergeslagen ogen. Je kon aan hem op geen enkele wijze zien waar en hoe hij geleefd had, voor hij priester werd, op het platteland of in de stad, in een aristocratische of een plebejische familie. In dit opzicht had hij weinig gemeen met andere priesters die we kenden. Een paar van hen verborgen onder hun soutane een wild en bewogen verleden als soldaat of vechtersbaas. Anderen werden gekenmerkt door de traagheid en hoekigheid van de bewoners van het platteland. Onze catecheet was waarschijnlijk grootgebracht in de schaduw van het kerkportaal, was altijd schichtig met gevouwen handen weggeglipt tussen de vergulde versieringen van de altaren. Als hij de zoon van een koster was dan was zijn uiterlijk geheel in overeenstemming met zijn afkomst.
De emoties van een felle, brandende ziel bewogen zijn onaanzienlijke lichaam. Dat kon je zien aan de bittere voren om zijn mond, de harde, blauwe blik onder zijn opgeslagen oogleden, de donkere blos van zijn geremde toorn. Het liefst was hij inquisiteur. Aan het trillen van een spier van het gezicht, aan de wijze waarop je het hoofd boog kon hij de bliksemschicht van een lasterlijke gedachte aflezen. Hij leefde in die dimensie waar onafgebroken waakzaamheid en spanning verplicht zijn, waar men elke seconde op een aanval van de duivel verdacht moet zijn. De zonde was niet alleen een overtreding van de geboden. De zonde vertakte zich; al nam ze de vorm aan van schijnbaar onschuldige spelletjes, ze reikte dieper en dieper. De Hamster (zo hadden we zijn naam verdraaid) hield er niet van dat we op de binnenplaats voetbalden; hij zag hierin een voorbode van onze naderende volwassenheid en dan móést de duivel wel zegevieren. Een zwaarder wordende stem in de tijd van de mutatie riep een reflex van walging in hem op, sigarettenrook beschouwde hij als een materieel teken van de aanwezigheid van de vijand: de sekse. Hij was aardig voor kinderen, maar toen we pubers werden en veranderden, demonstreerde hij met zijn gedrag in de klas dat hij met gevallen wezens te maken had.”

 

Czeslaw Milosz (30 juni 1911 – 14 augustus 2004)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Ouder worden

Ogen droog. Droog ook de huid.
Straks is je lichaam het papier
waarop jouw leven staat.

Maar niet elke rimpel is al een karaktertekening.
Niet elke traanzak tragediediep.
Niet alle vlees door nobele melancholie verslapt.

Voor een doel in het leven is weerstand nodig.
Een opspelen dat niets onberoerd laat,
alles vastgrijpt en zo samenbalt,

dat pijn en hartstocht je overwinnen,
uit droge ogen grote tranen vloeien
en je lichaam van papier oplost in een lied,

waarvan je tekst bent eerder dan slechts tekst te kennen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e mei ook mijn blog van 30 juni 2020 en eveneens mijn blog van 30 juni 2019 en ook mijn blog van 10 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Maarten Asscher, Thomas Frahm

De Nederlandse dichter, schrijver, vertaler en uitgever Maarten Asscher werd geboren op 29 juni 1957 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Maarten Asscher op dit blog.

Uit: De ontdekking van Rome

‘We willen graag allebei het lunchmenu,’ zei Marcel Houtsma, en klapte de kaart dicht. ‘Schenkt u daar een meursault bij. Doet u maar twee glazen, want er moet straks nog gewerkt worden.’
‘Het spijt me, meneer, maar de meursault gaat tegenwoordig uitsluitend per fles. Wel heb ik voor u een heerlijke…’
‘Doet u dan toch maar een flesje,’ interrumpeerde Houtsma. ‘Vriendelijk dank,’ voegde hij er nog aan toe, om aan te geven dat de huishoudelijke details wat hem betreft zo wel voldoende geregeld waren. Hij nam zijn leesbril af, klipte die in de borstzak van zijn jasje en richtte zich tot zijn tafelgezelschap: ‘Zo, en nu eerst het belangrijkste. Hoe is het met Babette en met de aanstaande meester in de rechten Hugo?’
Ze zaten in de erker van brasserie Rivière, het tweesterrenrestaurant van hotel Des Pays-Bas. Aangezien het hotel gebouwd is in de bocht die de Amstel bij binnenkomst van de oude stad maakt, kun je vanaf dit tafeltje naar twee kanten een eind over het water uitkijken, wat de plek iets royaals geeft. Vandaar dat Edgar en Marcel er graag zo nu en dan afspraken voor een lunch, om hun oude vriendschap op peil te houden en een beetje bij te praten over de dingen van de wereld.
‘Babette gaat prima, en ze is onvermoeibaar,’ meldde Edgar, en vouwde zijn servet over zijn bovenbenen uit. ‘Af en toe doet ze nog wel eens iets voor Hilversum, maar wat ze de laatste tijd aangeboden krijgt is vaak dezelfde soort rollen, dus houdt ze zich steeds meer met haar koor bezig.’
‘En Hugo?’
Vanuit zijn ooghoek zag Edgar hoe de ober aan het zijtafeltje routineus de zojuist aan Marcel getoonde wijnfles aan het openen was, waarbij zijn ellebogen als gekortwiekte vleugels op en neer wipten. ‘Jaaa, die doet nu zijn master. Hij neemt daar alle tijd voor. En gelijk heeft-ie. Maar op een gegeven moment zal hij toch het mooiste beroep ter wereld willen gaan uitoefenen.’ Na een korte pauze voegde Edgar nog toe: ‘Het zou kunnen dat hij zijn leerjaren in de praktijk eerst op een ander kantoor wil doormaken, voordat hij bij ons op de oude familiegrond komt werken.’
‘Verstandig,’ reageerde Marcel, en proefde het slokje van de wijn dat voor hem was ingeschonken. ‘Uitstekend,’ zei hij zonder aarzelen, waarop de ober de beide glazen vulde en op de zijtafel de fles in een koeler stak. Met een vlotte beweging knoopte hij een gestreken wit servet om de flessenhals heen. Intussen proostten de vrienden met een nauwelijks zichtbare hoofdknik.
‘Heerlijk. En jij,’ vroeg Edgar, ‘waren jullie met de jaarwisseling nog in Frankrijk, of gaan jullie later in het voorjaar nog?’

 

Maarten Asscher (Alkmaar, 29 juni 1957)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Out of Social Media

Mijn oude leren wandelschoen
heb ik met wat aarde opgevuld
en hem op het balkon gezet.
Nu groeit er gras in, en zie:
ook een paar weidebloemen.

Dat verandert niets aan de loop van de wereld
maar mijn zintuigen hebben een reden
wanneer op het web worldwide de shitstorms woeden,
niet te luisteren en niet te kijken

omdat analoge wandelaars en grazers
zo zachtjes en zo langzaam zijn
dat wie even niet kijkt,
in een oogwenk weinig overbodigs
van grote nutteloosheid
voor eens en altijd mist.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 29e juni ook mijn blog van 29 juni 2020 en eveneens mijn blog van 29 juni 2019 en ook mijn blog van 29 juni 2018 en ook mijn blog an 29 juni 2017 en eveneens mijn blog van 29 juni 2013 deel 2.

Sophie Hannah, Thomas Frahm

De Britse dichteres en schrijfster Sophie Hannah werd geboren in Manchester op 28 juni 1971. Zie ook alle tags voor Sophie Hannah op dit blog.

 

You Won’T Find A Bath In Leeds

From the River Cam and the A14
To the Aire and the tall Ml,
We left the place where home had been,
Still wondering what we’d done,
And we went to Yorkshire, undeterred
By the hearts we’d left down South
And we couldn’t believe the words we heard
From the lettings agent’s mouth.

He showed us a flat near an abbatoir
Then one where a man had died
Then one with nowhere to park our car
Then one with no bath inside.
With the undertone of cheering
Of a person who impedes,
He looked straight at us, sneeering,
‘You won’t find a bath in Leeds’.

‘We have come to Leeds from Cambridge.
We have heard that Leeds is nice.
A bath is seen in Cambridge
As an integral device,
So don’t tell me that a shower
Is sufficient to meet my needs,’
I said. I received a glower
And ‘You won’t find a bath in Leeds’.

He fingered a fraying curtain
And I said, ‘You can’t be sure.
Some things in life are uncertain
And that’s what hope is for.
One day I might meet Robert Redford
At Bristol Temple Meads.
I’ve found baths in Bracknell and Bedford
And I might find a bath in Leeds.’

He replied with a refutation
Which served to increase our pain
But we didn’t head for the station
Or run for a rescue train,
Though we felt like trampled flowers
Who’d been set upon by weeds.
We told him to stuff his showers
And we would find a bath in Leeds.

Some people are snide and scathing
And they try to undermine
Your favourite form of bathing
Or the way you write a line.
At night, while you’re busy praying
That your every plan succeeds,
There are killjoys somewhere saying,
‘You won’t find a bath in Leeds’.

A better definition
Might be reading all of Proust,
But the concept of ambition
Has been radically reduced.
While the London wits are burning
Their cash in the Groucho club,
In Yorkshire we’re simply yearning
To locate an enamel tub.

I win, Mr Bath Bad Tidings.
I have not one bath but two.
En-suite in the sweet West Ridings
And no bloody thanks to you.
I may never run fast, or tower
Over Wimbledon’s top seeds
Or hit sixes like David Gower
But I have found a bath in Leeds.

 

Sophie Hannah (Manchester, 28 juni 1971)

 

De Duitse dichter, schrijver, uitgever en vertaler Thomas Frahm werd geboren op 29 juni 1961 in Homberg. Zie ook alle tags voor Thomas Frahm op dit blog.

 

Gevonden voorwerpen

De straat is een ongesorteerd magazine.
Wat erin komt of eruit gaat – niemand weet het
noch wanneer de volgende levering komt.

Van bijna alles bestaan er slechts unieke exemplaren.
Aan het einde van mijn arm pas
worden ze – second hand?
Nee, second hand wordt vriendelijk weggegeven
en niet weggegooid, dus:
Afval!

Maar wat het ongeduld van het consumentenafval,
dat is het geluk van de oogvingers van de dichter.
Ongecensureerd betasten en ontvangen ze,
wat, vrijgelaten uit het nuttige detentiecentrum,
eindelijk vrij is, niets meer te moeten zijn,

alleen (als het wil)
die wens misschien die
mijn lieve, deze goed verstopte fee,
altijd op de vlucht voor mensen,
het hoort fluisteren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Thomas Frahm (Homberg, 29 juni 1961)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 28e juni ook mijn blog van 28 juni 2020 en eveneens mijn blog van 28 juni 2019 en ook mijn blog van 28 juni 2018 en ook mijn blog van 28 juni 2014 deel 2.

Lucille Clifton

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

A Dream of Foxes

fox

who
can blame her for hunkering
into the doorwells at night,
the only blaze in the dark
the brush of her hopeful tail,
the only starlight
her little bared teeth?

and when she is not satisfied
who can blame her for refusing to leave,
Master Of The Hunt, why am i
not feeding, not being fed?

 

the coming of fox

one evening i return
to a red fox
haunched by my door.

i am afraid
although she knows
no enemy comes here.

next night again
then next then next
she sits in her safe shadow

silent as my skin bleeds
into long bright flags
of fur.

 

dear fox

it is not my habit
to squat in the hungry desert
fingering stones, begging them
to heal, not me but the dry morninngs
and bitter nights.
it is not your habit
to watch, none of this
is ourrs, sister fox.
tell yourself that anytime now
we will rise and walk away
from somebody else’s life.
any time.

 

de komst van vos

op een avond kom ik terug
naar een rode vos
gehurkt bij mijn deur.
ik ben bang
hoewel ze weet
dat geen vijand hier komt.
de volgende nacht weer
dan de volgende dan de volgende
ze zit in haar veilige schaduw
stil terwijl mijn huid bloedt
in lange heldere vlaggen
van bont.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 27e juni ook mijn blog van 27 juni 2020 en eveneens mijn blog van 27 juni 2019 en ook mijn blog van 27 juni 2016 en eveneens mijn blog van 27 juni 2015 deel 2.

Elisabeth Büchle, Lucille Clifton

De Duitse schrijfster Elisabeth Büchle werd geboren op 26 juni 1969 in Trossingen, Baden-Württemberg. Zie ook alle tags voor Elisabeth Büchle op dit blog.

Uit: Die Erbin des Bernsteinzimmers

„Prolog
1837 — Zarskoje Selo
WILHELM »Freiheit« war nach Wilhelms Auffassung etwas, was innerhalb eines eng gesteckten Rahmens stattfand. Dabei war dem Fünfzehnjährigen bewusst, dass die Begrenzungen seines Lebens durchaus enger waren als noch vor fünf Jahren. Zugleich aber bedeutend weiter als jene, mit denen die meisten anderen Menschen im russischen Reich leben mussten. Für den Sohn eines deutschen Kochs, der von der Zariza Alexandra Fjodorowna höchstpersönlich nach St. Petersburg beordert worden war, war es nun mal vorgesehen, dass er in die Fußstapfen seines Vaters trat.
Also lemte Wilhelm, die exquisitesten Speisen zuzubereiten, sowohl in überschaubaren als auch in ausufernden Mengen. Man brachte ihm bei, die Beiköche und Küchenhilfen anzuleiten und sie gelegentlich auch zurechtzuweisen, damit er einst eine gesicherte Anstellung als erster Koch der Zarenfamilie einnehmen konnte. Dabei interessierte es niemanden, dass Wilhelm den Geruch von heißem Fett hasste. Und dass er stets dagegen ankämpfte, sich nicht zu übergeben, sobald ihm das in die Nase stieg, was sein Vater und die Zarenfamilie den »delikaten Duft eines perfekt zubereiteten Fischgerichts« nannten.
Wahre Freiheit würde für Wilhelm bedeuten, nicht tagein, tagaus in der Küche stehen zu müssen, um den Anforderungen von Zar Nikolaus I. gerecht zu werden, vor allem aber denen seines Vaters. Wie gern würde er wieder zur Schule gehen.
Schließlich gab es noch so viele wunderbare Geheimnisse zu ergründen, die ihm nun wohl für immer verschlossen bleiben würden.
Das laute Bellen eines Hundes, dem sich ein tiefes, grollendes Knurren entgegensteilte, ließ Wilhelm erschrocken den Kopf heben. Er hatte seine Pause dazu genutzt, sich im Lustgarten des Katharinenpalasts herumzudrücken. Versteckt hinter Schatten spendenden Baumen und hohen Hecken war er gedankenverloren von einer Statue zur nächsten spaziert und halte sich wieder einmal seinen unerfüllbaren Träumen hingegeben. Er hatte Traumschlösser erbaut, die größer waren als jene, in denen die Zarenfamilie abwechselnd wohnte, und die täglich von der Realität eingerissen wurden.
Da er hier keinesfalls erwischt werden wollte, spickte Wilhelm vorsichtig an einer Strauchreihe vorbei. Was er sah, brachte sein Herz zum Stolpern.
Ein großer dunkelbrauner Hund, vermutlich der eines Gastes, bedrohte das verwöhnte Windspiel von Zarewna Olga. Dem Tier troffen Sabberfäden aus dem Maul, dann schnappte es mit seinen langen, spitzen Zähnen boshaft zu. Der wendige kleine Windhund entzog sich dem Angriff durch eine schnelle Drehung, war allerdings nicht bereit, das Feld zu räumen. Vielleicht weil er zu verspielt war, vielleicht aber auch, weil er wie die Zarensprösslinge um seinen Wert und seine Freiheiten wusste. Nur dass man das dem zotteligen Angreifer nicht gesagt hatte…
Ohne über die Folgen nachzudenken, stürzte Wilhelm hinter der Hecke hervor und klatschte mehrmals kräftig in die Hände, da er die Aufmerksamkeit des angriffslustigen Tieres auf sich lenken wollte. Dann packte er den nun einigermallen verwirrt dreinblickenden Kater im Nacken und zerrte ihn von Olgas Schoßhündchen fort, das erneut watend kläffte, als hätte es selbst den Sieg über den unfreundlichen Artgenossen errungen.“

 

Elisabeth Büchle (Trossingen, 26 juni 1969)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Vos

Wie
kan haar kwalijk nemen dat zij hunkert
in de deuropeningen ’s nachts,
de enige gloed in het donker
de borstel van haar hoopvolle staart,
het enige sterrenlicht
haar kleine ontblote tandjes?

en wanneer ze niet voldaan is
wie kan het haar kwalijk nemen dat ze weigert te vertrekken,
Meester van de jacht, waarom geef ik
geen voedsel, word ik niet gevoed?

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e juni ook mijn blog van 26 juni 2020 en eveneens mijn blog van 26 juni 2019 en ook mijn blog van 26 juni 2018 en ook mijn blog van 26 juni 2017 en eveneens mijn blog van 26 juni 2016 deel 2.

Jakub Małecki, Lucille Clifton

De Poolse schrijver en vertaler Jakub Małecki werd geboren op 25 juni 1982 in Kolo, Polen. Zie ook alle tags voor Jakub Malecki op dit blog.

Uit: Saturnin ((Vertaald door Karol Lesman)

“Mijn moeder draagt anderhalve kilo zon in een grote blauwe stoffen tas met witte strepen en ik dribbel naast haar voort, ongeduldig, met een pijnlijke kaak. Mijn huid is zongebruind en heeft de kleur van koffie met melk, dat zegt opa tenminste. Het is de gelukkigste dag van mijn leven. Mama zei dat als ik het trekken van twee kiezen dapper zou verdragen, zij voor mij zou kopen wat ik maar wilde. Ik begrijp heel goed dat de formulering ‘wat ik maar wilde’ in feite de afkorting is van ‘wat ik maar wilde, maar, laat ons zeggen, tot een bedrag van vijftien zloty’, maar dat maakt geen enkel verschil, want ik kan me niet voorstellen wat je zou kunnen willen voor meer dan vijftien zloty. Ik wilde natuurlijk anderhalve kilo zon. Ik zou nooit in één keer meer dan één verpakking op kunnen, maar omdat ik het gevoel had dat met de declaratie van mijn moeder zich de gelegenheid zou voordoen om meteen een voorraadje in te slaan, besloot ik tot een poging dit uit te proberen. Dus kochten wij vanille, chocola en toffee. Zo nu en dan opspringend dribbelde ik naast mijn moeder voort en probeerde het probleem van welk ijsje met welke smaak ik na thuiskomst als eerste zou opeten op te lossen. Ik weet de naam niet meer van die ijsjes, het staat me alleen nog bij dat de bekertjes gemaakt waren van hard plastic en dat er een lachend zonnetje op het etiket stond. Op de grafiek van mijn leven zouden die, de verpakkingen van ijsjes en allerlei snoep, alle belangrijke momenten aanduiden. Prestaties, successen, nederlagen en moeilijkheden. Uitdagingen, beroepen, ziektes en verrassingen. Soms denk ik dat ik niet meer zal achterlaten dan dat zinledige spoor van verpakkingen van producten met een hoog suikergehalte. Nu ben ik dertig en volgens mij is er niets meer over van dat jongetje dat rond zijn moeder op straat liep te huppelen. Het is 2014, ik ben werkzaam als vertegenwoordiger en woon in Warschau. Mensen als ik noemen ze ‘single; maar ik ben niet single, ik ben gewoon eenzaam. Vandaag is het dinsdag, vanavond kijk ik voetbal en voor het slapen ga ik zoals altijd nog even op internet. Nu sta ik op mijn balkon en zie hoe mijn buurman, meneer Andrzejczak met een spons zijn auto wast.
Geduldig dompelt hij de spons in een rood emmertje met schuim en vervolgens brengt hij die plotseling omhoog tot boven de motorkap, duidelijk bang om een druppel op het beton te morsen. Misschien is hij de laatste persoon op aarde die nog zoiets doet: zijn auto wassen voor zijn flat. Ik zwaai naar hem van boven het droogrek met uitstaande vleugels —waarvan er één een tijdje geleden is verbogen, ik zou het eindelijk eens moeten vervangen; maar op de een of andere manier kom ik er maar niet toe — en hij zwaait terug, rechtopstaand, alsof ik me niet op een balkon bevind maar in een trein die op het punt staat het station te verlaten, en dan belt mijn moeder. Ik neem op, terwijl ik eerst nog even een T-shirt recht hang en een sok corrigeer die van een stang dreigt te vallen, terwijl de zon in mijn nek en op mijn schouders brandt.”

 

Jakub Małecki (Kolo, 25 juni 1982)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Een droom van vossen

in de droom van vossen
is er een veld
en een optocht van vrouwen
schoon als brave kinderen
geen hol in de wereld
omringd door honden
geen pels samengeklonterd bloederig
op de grond
alleen een mooie tijd
van eerbare vrouwen die
zonder angst of schuld of schaamte
veilig door de overvloedige velden stappen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 25e juni ook mijn blog van 25 juni 2020 en eveneens mijn blog van 25 juni 2019 en ook mijn blog van 25 juni 2018 en ook mijn blog van 25 juni 2017 deel 2.

Matthijs Kleyn, Lucille Clifton

De Nederlandse schrijver en televisiemaker Matthijs Leonard Kleyn werd geboren in Leiden op 24 juni 1979. Zie ook alle tags voor Matthijs Kleyn op dit blog.

Uit: Ik zie je

“In een reflex schiet mijn hand naar mijn broekzak, maar hij blijft erboven hangen. Ik kan nu al raden wie hem doet trillen en wat er in het bericht staat Dat ze aan me denkt, dat ze de goede dingen zal herinneren, dat ze hoopt dat het goed met me gaat Dingen waar ik niks mee kan. Mijn hand gaat weer omhoog, naar het glas muntthee dat op de terrastafel voor me staat ‘Je hebt sjans, zegt Philip. Ik kijk hem aan, we hebben nog niks tegen elkaar gezegd behalve gedag. Philip werkt voor zichzelf, dus hij is veel vrij. Als hij werkt, zit hij thuis. Daar monteert hij saaie filmpjes voor bedrijven. Mensen vertellen aan zijn camera dat het heel bijzonder is wat het bedrijf doet Als ik ernaar kijk, val ik in slaap. De laatste tijd zit ik veel bij Philip. Het is de enige plek waar ik in slaap val zonder pillen. `Ze kijkt de hele tijd naar je: zegt Philip, ‘ze heeft het zelfs met haar vriendin over je.’ ‘Ik heb geen zin in sjans,’ zeg ik. lk neem een slok van mijn muntthee. Ik drink het elke dag en vertel mezelf dat ik er vitamines mee binnenkrijg, de enige vitamines die ik überhaupt binnenkrijg. Het lukt me niet goed om te eten. Soms pasta, meestal pizza, veel magnetronmaaltijden. Maar ik krijg mijn bord niet helemaal leeg. Niet meer. Voorheen at ik heel veel. Vooral de lasagne die mijn vriendin voor me maakte. Ex-vriendin. De lasagne die mijn ex-vriendin voor me maakte. Een paar maanden geleden kwam ik thuis uit mijn werk en toen stond er een lasagne in de oven. Ze dacht waarschijnlijk dat ze het daar- mee goed kon maken, maar dat lukte niet. Het was voor mij het moment om mijn huissleutels terug te vragen. De lasagne heb ik wel opgegeten. Helemaal. Ik denk dat dat de laatste keer was dat ik iets helemaal heb opgegeten. En dat ik iets heb gegeten waar verse groente in zat. Dat moet zo’n drie maanden geleden zijn. Een maand na de lasagne begon mijn lichaam te reageren. lk was op mijn werken dacht dat er een haar achter op mijn tong lag. Met een wijsvinger probeerde ik die te pakken, waardoor ik begon te kokhalzen. Aan mijn vinger zaten bruine korrels. lk probeerde me te herinneren of ik me de avond ervoor vergist had en een sigaret had opgegeten in plaats van hem aan te steken. Opnieuw stak ik een vinger in mijn mond en schraapte over het achterste deel van mijn tong. Ik keek in de spiegel en stak mijn tong uit. Er zat een bruine laag op, bijna zwart. Sinds ik het in de spiegel heb gezien, schraap ik elke dag met de nagel van mijn wijsvinger over mijn tong en spoel ik met mondwater. Maar het helpt niet. Op Internet las ik dat het door een vitaminetekort komt, de enige oplossing is om weer te gaan eten. Wat me niet lukt. Die bruine tong neem ik dus voor lief. Sindsdien praat ik weinig. En durf ik niet hardop te lachen, bang dat mensen m’n tong zien. Maar lachen doe ik sowieso weinig, dus er valt prima mee te leven. Het steeltje van de ondersteboven hangende munt prikt in een neusgat Philip ziet het en schiet in de lach.”

 

Matthijs Kleyn (Leiden, 24 juni 1979)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

Beste Vos

het is niet mijn gewoonte
om in de schrale woestijn te hurken,
stenen te betasten, ze te smeken
om te genezen, niet mij maar de droge ochtenden
en bittere nachten.
het is niet jouw gewoonte
om toe te kijken, niets van dit alles
is van ons, zuster vos.
vertel jezelf dat we nu op elk moment
zullen opstaan en weglopen
uit het leven van iemand anders.
elk moment.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e juni ook mijn blog van 24 juni 2020 en eveneens mijn blog van 24 juni 2019 en ook mijn blog van 24 juni 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

David Leavitt, Lucille Clifton

De Amerikaanse schrijver David Leavitt werd geboren in Pittsburgh op 23 juni 1961. Zie ook alle tags voor David Leavitt op dit blog.

Uit: Schuilen in stijl (Vertaald door Jan Fastenau)

“Zouden jullie dat doen, aan Siri vragen hoe je Trump moet vermoorden? vroeg Eva Lindquist. Het was vier mu ’s middags op een dag in november, de eerste zaterdag na de presidentsverkiezingen van w 6, en Eva zat op de met ramen afgesloten veranda van haar buitenhuis in Connecticut, samen met haar man Bruce en hun logés: Min Marable, Jake Lovett, een echtpaar dat Aaron en Rachel Weisenstein heette, allebei werkzaam in de boekenuitgeverij, Grady Keohane, een vrijgezelle choreograaf die een huis verderop aan de weg had, en een loge van Grady, zijn nicht Sandra Bleek, die onlangs haar man de bons had gegeven en bij haar neef logeerde terwij1 ze haar leven weer op de rails probeerde te krijgen. Niet bij hen op de veranda zat Eva’s jonge kennis Matt Pierce — jong in de zin dat hij zevenendertig was. Die stond in de keuken een tweede partij scones te maken nadat hij de eerste Greg had moeten gooien omdat hij was vergeten er bakpoeder in te doen. Het genoeglijke, ontspannen tafereel werd luister bijgezet door een weldadige herfstige zonsondergang; het was lekker warm op de veranda door de houtkachel en de gasten zaten behaaglijk op de witte rotanstoelen en dito bank met de kussens die Jake, Eva’s interieurontwerper, had laten stofferen met een chintz genaamd Jubilee Rose. Op de witte rotantafel stonden een pot thee, kopjes, schoteltjes, en kom met clotted cream en een kom met huisgemaakte aardbeienjam, in afwachting van de verlate scones. Eva herhaalde haar vraag. Wie van jullie zou bereid zijn om aan Siri te vragen hoe je Trump moet vermoorden?’ Aanvankelijk was er niemand die reageerde. ‘Ik vraag het alleen maar omdat ik sinds de verkiezingen steeds de idiote aandrang voel om het aan haar te vragen,’ zei Eva, ‘Maar ik ben bang dat ze het meteen doorgeeft aan de geheime dienst en dat ze me dan komen arresteren.’
‘Lieveling, ik kan me nauwelijks voorstellen – begon Bruce.
‘Waarom niet?’ zei Eva. ‘Dat zou heel goed kunnen.’
‘Dat ze meeluisteren met wat we tegen onze telefoon zeggen? vroeg Sandra.
‘Ik zeg niet dat het niet zou kunnen.’ zei Bruce, “ik zeg alleen maar dat de geheime dienst vast wel iets beters te doen heft dan onze gesprekken met Siri af te luisteren.’
‘He, ben ik Her de enige die zich Watergate nog herinnert?’ zei Grady Keohane. ‘Ben ik Her de enige die zich herinnert dat er toen telefoons werden afgetapt?”
‘Kunnen mobiele telefoons ook afgetapt worden?’ vroeg Rachel Weisenstein. ‘Ik dacht dat het alleen bij vaste telefoons kon.’
‘In welke eeuw leef jij?’ vroeg Aaron aan zijn vrouw.
‘Nou, als we terroristen waren misschien wel,’ zei Bruce. ‘Als we en cel van Isis waren of zo. Maar een stel witten die thee zitten te drinken op een veranda in Litchfield County? Dat lijkt me niet.’
‘In dat geval, doe het dan maar.’ Eva gaf hem haar telefoon. ‘Vraag het haar maar.’
‘Maar ik wil Trump helemaal niet vermoorden,’ zei Bruce”.

 

David Leavitt (Pittsburgh, 23 juni 1961)

 

De Amerikaanse dichteres en schrijfster Lucille Clifton werd geboren in New York op 27 juni 1936. Zie ook alle tags voor Lucille Clifton op dit blog.

 

het licht dat tot lucille clifton kwam

kwam toen het weten wankelde
wanneer wat haar zo dierbaar vanzelfsprekend was
vervaagde. Het was de zomer
waarin ze begreep: ze had nooit begrepen
en nooit lag iets eens in haar macht zelfs
niet haar luie ogen, en
de man smeet zijn das weg en ontkwam en
de kinderen begonnen te lopen op benen en
ze kon het gevaar zien van een
leven dat nooit is uitgezocht.

ze sloot haar ogen, bang op zoek te gaan naar haar
authenticiteit
maar licht dringt in de wereld aan op licht;
een stem uit het doorlevende verleden

begon te spreken,

ze deed haar oren dicht en las in haar hand

“ik zou de deur opendoen, mijn kind,
de waarheid klopt als een razende erop.”

 

Vertaald door Kamiel Choi

 

Lucille Clifton (27 juni 1936 – 13 februari 2010)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 23e juni ook mijn blog van 23 juli 2020 en eveneens mijn blog van 23 juni 2019 en ook mijn blog van 23 juni 2018 deel 1 en ook deel 2.

Jaap Robben, Anne Carson

De Nederlandse dichter, schrijver en theatermaker Jaap Robben werd geboren in Oosterhout op 22 juni 1984. Zie ook alle tags voor Jaap Robben op dit blog.

Uit: Zomervacht

“Ik dacht dat we zomaar een stukje gingen rijden. Vliesjes hooi waaien ons tegemoet en komen door de open ramen onze pick-up binnen. Het is oogstseizoen, maar niet voor ons. In de laadbak rammelen roestige verwarmingsbuizen en de kast van een wasmachine die we gisteren uit de berm hebben opgepikt. Pa slaat af en stopt bij het tankstation. ‘Moet jij nog iets?’ vraagt pa terwijl hij de tank laat vollopen. Dit kan alleen op maandagen, omdat Benoit dan werkt. Zijn baas verkoopt ons niks meer. Klanten als wij kosten hem geld, beweert hij. Een vrachtwagen met balen hooi dendert langs, en doet het verbleekte zeil klapperen dat reclame maakt voor de koffie die hier altijd in de aanbieding is. Dat spul ruikt alsof er dakbedekking doorheen is gemalen. ‘Hoi’, zeg ik tegen Benoit. Er rinkelt een schel belletje. ‘Jullie mogen niet meer naar binnen’, antwoordt Benoit vanuit zijn glazen cabine. Hij houdt zijn mond te dicht bij het microfoontje. ‘Dat heb ik vorige keer ook al gezegd: Ik wijs naar de kassa, gebaar naar mijn oren dat ik hem niet versta. ‘Ik zei dus dat ik jullie .2 ik schud mijn hoofd, wijs weer naar mijn oren. Door de muur van gestapelde houtskoolzakken rond zijn kassa lijkt het alsof hij zich voor ons verschanst heeft. in de emmers ernaast staan bossen bloemen dood te gaan. Ik draal bij het koelvak met de blikjes energiedrank. Via de bolle spiegel tegen het plafond probeert Benoit me te volgen. Het belletje van de deur rinkelt opnieuw. ‘Benoit!’ roept pa gul. ‘Ik zei net al tegen Brian dat ik jullie niks …’
‘Doe deze er ook maar bij.’ Pa tilt een enorm chocolade-ei tevoorschijn uit de aanbiedingenbak. ‘Cadeautje voor zijn broer.’ ‘Gaan we naar Lucien?’ Pa drukt het prijsje tegen het veiligheidsglas. ‘En hier dan weer de helft van’, zegt hij terwijl hij aan de grote rode sticker pulkt. ‘Trouwens, deze kan erop blijven. Dat ziet zijn broer toch niet.’ ‘jaja’, stamelt Benoit en tikt het bedrag met korting in. ‘Knoop er maar een flink stuk van dat blauwe lint om, dat vindt zijn broer mooi.’ ‘Aanbiedingen mag ik helaas niet inpakken.’ ‘Rood is ook best.’ ‘Dat mag ik dus niet doen.’ ‘Moet jij nog wat hebben?’ roept pa naar mij. Ik schud mijn hoofd. ‘Hoeveel krijg je van me?’ Benoit slikt, tuurt naar zijn kassa. ‘Ik kom op achtendertigvijfenhvin: ‘Hierzo: Pa haalt een handvol munten uit de binnenzak van zijn leren jas en kwakt die in het bakje onder het raam. ‘En dan krijg je deze erbij.’ Uit zijn broekzak trekt hij een briefje van tien, dat hij keurig openvouwt en gladstrijkt. ‘Versier jij dat ding dan even mooi?’ ‘Eerst moet ik tellen of het klopt.’ ‘We hebben nogal haast.’ Zenuwachtig begint Benoit de muntjes te sorteren.
Nog voor we bij de auto zijn, vlekt de chocola al tegen het plastic. Pa beent voor me uit. Blauw lint wappert achter hem aan. ‘Even doorstappen, Brai.’ ‘Gaan we echt naar Lucien?’ Benoit is naar buiten gekomen. ‘Ik kom nog zeven vijfentwintig tekort ‘

 

Jaap Robben (Oosterhout, 22 juni 1984)

 

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.

Uit: Autobiografie van rood

2 Elk

Het stinkt hier niet, zei Geryons broer. Misschien zijn het je sokken,
of de kikker heb je
de kikker mee naar binnen genomen? vroeg Geryon. Jij stinkt hier zo Geryon.
Geryon zweeg.
Hij eerbiedigde feiten misschien was dit er één. Hij hoorde nu van beneden
een ander geluid.
TJONK-TJONK PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING PING
PING PING PING PING PING PING PING PING PING.
Zijn broer trok aan zijn lul zoals ’s avonds meestal voor hij ging slapen.
Waarom trek je aan je lul?
vroeg Geryon. Gaat je niet aan laat de jouwe eens zien, zei zijn broer.
Nee.
Wedden dat je er geen hebt? Geryon keek. Welles.
Je bent zo lelijk hij is er vast en zeker
afgevallen. Geryon zweeg. Hij kende het verschil tussen feiten en broederhaat.
Laat zien
dan krijg je iets moois van me, zei Geryons broer.
Nee.
Dan krijg je een van mijn kattenogen.

Doe je toch niet.
Welles.
Je liegt.
Beloofd.
Geryon wilde heel graag een kattenoog hebben. Als hij op koude knieën
op de keldervloer
knikkerde met zijn broer en diens vrienden won hij er nooit een.
Alleen een bonk
telde voor meer dan een kattenoog. Zo kwamen ze tot een handelsverkeer om seks
tegen kattenogen.
Geryon dacht: lultrekken maakt hem vrolijk. Niets tegen mamma zeggen,
zei Geryons broer.
De reis in de rotte robijn van de nacht werd een strijd om vrijheid
en valse argumenten.
Kom op, Geryon.
Nee.
Je bent me iets schuldig.
Nee.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 22e juni ook mijn blog van 22 juni 2020 en eveneens mijn blog van 22 juni 2019 en ook mijn blog van 22 juni 2018 en ook mijn blog van 22 juni 2014 deel 1.

Anne Carson

De Canadese dichteres, essayiste en vertaalster Anne Carson werd geboren op 21 juni 1950 in Toronto. Zie ook alle tags voor Anne Carson op dit blog.

 

Short Talk on Vicuñas

A mythical animal, the vicuña fares well
in the volcanic regions of northern Peru.
Light thunders down on it, like Milton
at his daughters. Hear that?—they
are counting under their breath.
Think about style of life for a
moment. When you take up your
axe, listen. Hoofbeats. Wind.
It is they who make us at home
here, not the other way around.

 

As The Coffee

As the coffee slid down my throat and the caffeine penetrated my haze, I wondered why he had returned so soon. I pulled my scraggly housecoat tightly around me. His gray eyes looked far too awake for this time of the day. He must be one of those morning people. After sitting contentedly for five minutes his left knee began to fidget. I enjoyed his discomfort. Call me mean, but anyone who dares enter my domain before my first cup of coffee deserves no less. I kept drinking, closing my eyes to express my bliss and taking a wee bit of pleasure in his discomfort.

 

He Was Fourteen

HE WAS FOURTEEN
it was years ago and Sad’s
name wasn’t Sad yet. First
comet. G had just
stumbled off a bus they
looked at one another and
that lasted until G was
almost twenty but he.
Well. Being a loyal soul
himself. Sad’s need to
make friends everywhere.
Sex friends club friends
gym friends dope friends
shopping friends
breakdown friends a
common enough problem.
Sad didn’t see a problem.
One day he looked around
and G was gone.

 

 

Uit: Autobiografie van rood

2 Elk

De slaap der rechtvaardigen is gelijk honing.

Geryon vond het als kind fijn om te slapen maar wakker worden vond hij nog fijner.
Dan rende hij in pyjama
naar buiten. De ochtendwind bestormde de lucht met levensflitsen zo blauw dat
elk een eigen wereld beginnen kon.
Het woord elk waaide zijn kant op en viel op de wind uiteen. Geryon had daar altijd
moeite mee – een woord als elk
viel, als hij ernaar staarde, in aparte letters uiteen en was dan weg. De ruimte voor

betekenis bleef maar was leeg.
Je kon de losse letters zien hangen aan takken of meubels in de buurt.
Wat betekent elk?
had Geryon aan zijn moeder gevraagd. Ze loog nooit tegen hem. Als zij de betekenis zei
ging die niet weg.
Ze antwoordde: Het betekent dat jij en je broer elk een eigen kamer hebben bijvoorbeeld.
Hij hulde zich in dit sterke woord elk.
Hij schreef het op school met rood zijdezacht krijt (foutloos) op het bord.
Hij dacht zachtjes aan andere
woorden die hij nu bij zich kon houden zoals kelk en welk. Toen moest Geryon
verhuizen naar de kamer van zijn broer.
Een ongelukkige samenloop. Geryons oma kwam op bezoek en viel van de treeplank
van de bus. De dokters maakten haar weer
met een grote zilveren pen aan elkaar. Erna moesten zij en haar pen vele maanden stil
in Geryons kamer liggen. Zo begon zijn nachtbestaan.
Voordien had Geryon ’s nachts niet geleefd alleen overdag en in de rode tijden ertussen.
Wat stinkt er hier in je kamer zo? vroeg Geryon.
Geryon en zijn broer lagen in het donker in hun stapelbed Geryon boven.
Als Geryon zijn armen of benen bewoog
klonk uit de veren een prettig ge-PING TJONK-TJONK PING dat hem van beneden
omsloot als een dik schoon verband.

 

Vertaald door Marijke Emeis

 

Anne Carson (Toronto, 21 juni 1950)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e juni ook mijn blog van 21 juni 2020 en eveneens mijn blog van 21 juni 2019 en ookmijn blog van 21 juni 2014 deel 1, en deel 2 en eveneens deel 3.