Jorie Graham, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

On silence

I think I am probably in love with silence,
that other world.

And that I write, in some way,
to negotiate seriously with it.

If poems are records of true risks
(attempts at change)
taken by the soul of the speaker,
then, as much as possible, my steps are towards silence.

Silence which drowns us out,
but also which ignores us, overrides us, silence,
which is doubt, madness, fear,
all that which makes the language bend and slip.

I need to feel the places where the language fails,
as much as one can.

Silence which is awe or astonishment,
the speech ripped out of you.

All forms of death and mystery, therefore, working in each poem
against the hurry of speech,
the bravery of speech.

And I think it is very important to feel the presence of that ocean in the poem,
in the act of writing the poem.
Its emissaries are the white space, of course,
the full stops.

But, also, all acts of grammar,
which are its inroads.
And the way the lines break,
or slow. I’d like to think you can feel, by its accurate failures,
the forces pressing against the sentence,
the time order. And certain kinds of words, too,
are messengers of silence.

Not just vagueness and inaccuracy, but prepositions
and conjunctions, for instance; and diction
deliberately flattened to deaden
pain.

And certain sounds that deepen and slow
the poem
into sounds
you can’t hear –all the long vowels
in the sharp teeth of consonants.

And echoes, and what is said by implication, by default …

Because there is, of course, always the desire, the hope,
that they are not two separate worlds,
sound and silence, but that they become each other,

that only our hearing fails.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Charles Simic

Charles Simic is een zin.
Een zin heeft een begin en een eind.

Is hij een enkelvoudige of samengestelde zin?
Dat hangt van het weer af,
Dat hangt van de sterren daarboven af.

Wat is het onderwerp van de zin?
Het onderwerp is uw geliefde Charles Simic.

Hoeveel werkwoorden telt de zin?
Eten, slapen en neuken zijn er enkele.

Wat is het lijdend voorwerp van de zin?
Het lijdend voorwerp, lieve kindertjes,
Is nog niet in zicht.

En wie schrijft deze onhandige zin?
Een chanteur, een verliefd meisje
En iemand die solliciteert naar een baan.

Zullen ze eindigen met een punt of een vraagteken?
Ze zullen met een uitroepteken en een inktvlek eindigen.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2022 en ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

The Guardian Angel of the Private Life

All this was written on the next day’s list.
On which the busyness unfurled its cursive roots,
pale but effective,
and the long stern of the necessary, the sum of events,
built-up its tiniest cathedral …
(Or is it the sum of what takes place?)
If I lean down, to whisper, to them,
down into their gravitational field, there where they head busily on
into the woods, laying the gifts out one by one, onto the path,

hoping to be on the air,
hoping to please the children—
(and some gifts overwrapped and some not wrapped at all)—if
I stir the wintered ground-leaves
up from the paths, nimbly, into a sheet of sun,
into an escape-route-width of sun, mildly gelatinous where wet, though
………………………………………………………………………………………………mostly crisp,

fluffing them up a bit, and up, as if to choke the singularity of sun
with this jubilation of manyness, all through and round these passers-by—
just leaves, nothing that can vaporize into a thought,
no, a burning-bush’s worth of spidery, up-ratcheting, tender-cling leaves,
oh if—the list gripped hard by the left hand of one,
the busyness buried so deep into the puffed-up greenish mind of one,
the hurried mind hovering over its rankings,
the heart—there at the core of the drafting leaves—wet and warm at the
…………………………………………………………………………………..zero of

the bright mock-stairwaying-up of the posthumous leaves—the heart,
formulating its alleyways of discovery,
fussing about the integrity of the whole,
the heart trying to make time and place seem small,
sliding its slim tears into the deep wallet of each new event
………………………………………………………………on the list
then checking it off—oh the satisfaction—each check a small kiss,
an echo of the previous one, off off it goes the dry high-ceilinged
……………………………………………………………………………….obligation,
checked-off by the fingertips, by the small gust called done that swipes

the unfinishable’s gold hem aside, revealing
what might have been, peeling away what should …
There are flowerpots at their feet.
There is fortune-telling in the air they breathe.
It filters in with its flashlight-beam, its holy-water-tinted air,
down into the open eyes, the lampblack open mouth.
Oh listen to these words I’m spitting out for you.
My distance from you makes them louder.

Are we all waiting for the phone to ring?
Who should it be? What fountain is expected to
thrash forth mysteries of morning joy? What quail-like giant tail of
promises, pleiades, psalters, plane-trees,
what parapets petalling-forth the invisible
into the world of things,
turning the list into its spatial form at last,
into its archival many-headed, many-legged colony….
Oh look at you.
What is it you hold back? What piece of time is it the list
won’t cover? You down there, in the theater of
operations—you, throat of the world—so diacritical—
(are we all waiting for the phone to ring?)—
(what will you say? are you home? are you expected soon?)—

oh wanderer back from break, all your attention focused
—as if the thinking were an oar, this ship the last of some
original fleet, the captains gone but some of us
who saw the plan drawn out
still here—who saw the thinking clot-up in the bodies of the greater men,
who saw them sit in silence while the voices in the other room
lit up with passion, itchings, dreams of landings,
while the solitary ones,
heads in their hands, so still,
the idea barely forming
at the base of that stillness,
the idea like a homesickness starting just to fold and pleat and knot
……………………………………………………………………………………itself
out of the manyness—the plan—before it’s thought,
before it’s a done deal or the name-you’re-known-by—
the men of x, the outcomes of y—before—

the mind still gripped hard by the hands
that would hold the skull even stiller if they could,
that nothing distract, that nothing but the possible be let
…………………………………………….to filter through—
the possible and then the finely filamented hope, the filigree,
without the distractions of wonder—
oh tiny golden spore just filtering in to touch the good idea,
which taking-form begins to twist,
coursing for bottom-footing, palpating for edge-hold, limit,
now finally about to
rise, about to go into the other room—and yet
not having done so yet, not yet—the
intake—before the credo, before the plan—
right at the homesickness—before this list you hold
in your exhausted hand. Oh put it down.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Een dag als deze, druilerig en grijs

Een dag als deze, druilerig en grijs,
aan ditzelfde raam, over een jaar of vijf,
nog altijd aan het werk, of dat al opgegeven
en alleen maar langzaam aan het overleven,

misschien nog steeds alleen, of draaglijk
met een ander, starend naar het zwenken
van de meeuwen laag boven de tuin,
moet ik vast plots aan je denken,

net als op dit moment,
en hoor ik weer je stem,
maar hoe zacht, hoe zacht,

nog maar amper te verstaan,
pas als ik je woorden opschrijf
lees ik met een glimlach

niets dan mijn eigen naam.

 

Bliksemtocht

Ik landde op een lelie en ging de bloemkelk binnen
langs een wenteltrap van ranke geuren.
Hooglicht van honing vloeide beschroomd.
En de wind die suizelde tussen de punten
die vogels markeerden met hun ijl gezang
dat blonk als parels op een vroege Rembrandt,
als geluiden konden blinken, en dat deden ze,
hier wel! Zo hing in een boom een fluister van
golvend goudbrokaat, en in het gras trilde
de klacht van een verdwaalde steppewolf.
Zo toonde wat klonk zich, hier wel!
Ik zat in de bloemkelk en gonsde
van aandacht voor wat zich ontvouwde
onder mijn handen: een loom silhouet
van een meisje natuurlijk dat lachte
als water des zomers langs rotsige
oevers begroeid met exotische kruiden,
en het wolkte omhoog als een zwerm
voor het eerst aan de korf ontkomen
bijen, en ook ik maakte deel uit
van vleugels in voorjaar, klom boven
de mogelijkheid van geluk uit en zag
een fontein die zich proestend verhief
op een duin dat zo even nog somber
verdroogde, en zag hoe de lelie haar
maskers afzette en de gerimpelde tronie
zich toonde van wat was en is en zal.

 

Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Eenmanscircus

Goochelaar met hoeden en echte handgranaten,
Buitelaar, slangenmens, imitator,
Levend standbeeld, koorddanser, ontsnappingskunstenaar,
Amateur buikspreker en helderziende

En dat allemaal zonder te worden ontmaskerd
Ondertussen ontspannen over straat kuierend,
Koop ik op een of andere hoek een krant,
Buig me voorover om een blindegeleidehond te aaien

Of zit tegenover je vrouw aan tafel te eten
Terwijl zij doorzeurt over het weer
En jij je concentreert op een trapeze in je hoofd,
De tijgers woest in hun kooi heen en weer lopen.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Kindliches Gefühl (Karl Immermann), Jorie Graham, Charles Simic

 

Bij Moederdag

 

Kind met speelgoed – Gabrielle en de zoon van de kunstenaar, Jean, door Pierre-Auguste Renoir,  1895-1896

 

Kindliches Gefühl

Drei Sterne weiß ich, welche Licht
Den letzten Nächten spenden;
Sie leuchten still, sie prahlen nicht,
Es ist kein eitel Blenden.

Das Dunkel lastet tief und schwer,
Was lindert deine Scheue?
Die Sonn’ erlosch, doch nimmermehr
Der Stern der Muttertreue.

Am Abgrund irrst du, siehst ihn nicht
In Finsterniß verborgen;
Wer zeigt ihn dir? Aus Wolken bricht
Der Stern der Muttersorgen.

Wenn alle Welt den Armen läßt
Und wenn kein Herz ihm bliebe,
Am ew’gen Himmel stehst du fest
Stern heil’ger Mutterliebe!

O Mutterliebe, Sorg’ und Treu’!
Nie ausgeschöpfte Güte!
Und immer alt, und immer neu,
Daß dich die Allmacht hüte!

 

Karl Immermann (24 april 1796 – 25 augustus 1840)
Magdeburg, de geboorteplaats van Karl Immermann

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Salmon

I watched them once, at dusk, on television, run,
in our motel room half-way through
Nebraska, quick, glittering, past beauty, past
the importance of beauty.,
archaic,
not even hungry, not even endangered, driving deeper and deeper
into less. They leapt up falls, ladders,
and rock, tearing and leaping, a gold river,
and a blue river traveling
in opposite directions

They would not stop, resolution of will
and helplessness, as the eye
is helpless
when the image forms itself, upside-down, backward,
driving up into
the mind, and the world
unfastens itself
from the deep ocean of the given. . .Justice, aspen
leaves, mother attempting
suicide, the white night-flying moth

the ants dismantled bit by bit and carried in
right through the crack
in my wall. . . .How helpless
the still pool is,
upstream,
awaiting the gold blade
of their hurry. Once, indoors, a child,
I watched, at noon, through slatted wooden blinds,
a man and woman, naked, eyes closed,
climb onto each other,
on the terrace floor,
and ride–two gold currents
wrapping round and round each other, fastening,
unfastening. I hardly knew
what I saw. Whatever shadow there was in that world
it was the one each cast
onto the other,
the thin black seam
they seemed to be trying to work away
between them. I held my breath.
as far as I could tell, the work they did
with sweat and light
was good. I’d say
they traveled far in opposite
directions. What is the light
at the end of the day, deep, reddish-gold, bathing the walls,
the corridors, light that is no longer light, no longer clarifies,
illuminates, antique, freed from the body of
that air that carries it. What is it
for the space of time
where it is useless, merely
beautiful? When they were done, they made a distance
one from the other
and slept, outstretched,
on the warm tile
of the terrace floor,
smiling, faces pressed against the stone.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Een boek vol plaatjes

Vader studeerde theologie via de post
En het was examentijd.
Moeder breide. Ik zat stilletjes met een boek
Vol plaatjes. De avond viel.
Mijn handen werden koud en raakten de gezichten aan
Van dode koningen en koninginnen.

Er was een zwarte regenjas
in de slaapkamer boven,
Bungelend vanaf het plafond,
Maar wat deed die daar?
Moeders lange naalden maakten snelle kruisen.
Ze waren zwart
Zoals de binnenkant van mijn hoofd op dat moment.

De bladzijden die ik omsloeg, klonken als vleugels.
‘De ziel is een vogel’, zei hij ooit.
In mijn boek vol plaatjes
Woedde een strijd: lansen en zwaarden
Vormden een soort winters bos
Met mijn hart in de takken geprikt en bloedend.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Jorie Graham, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Mind

The slow overture of rain,
each drop breaking
without breaking into
the next, describes
the unrelenting, syncopated
mind. Not unlike
the hummingbirds
imagining their wings
to be their heart, and swallows
believing the horizon
to be a line they lift
and drop. What is it
they cast for? The poplars,
advancing or retreating,
lose their stature
equally, and yet stand firm,
making arrangements
in order to become
imaginary. The city
draws the mind in streets,
and streets compel it
from their intersections
where a little
belongs to no one. It is
what is driven through
all stationary portions
of the world, gravity’s
stake in things, the leaves,
pressed against the dank
window of November
soil, remain unwelcome
till transformed, parts
of a puzzle unsolvable
till the edges give a bit
and soften. See how
then the picture becomes clear,
the mind entering the ground
more easily in pieces,
and all the richer for it.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Hotel Insomnia

Ik hield van mijn kleine hol,
Het raam uitkijkend op een bakstenen muur.
Naast de deur stond een piano.
Een paar avonden per maand
kwam een kreupele oude man en speelde
“Mijn blauwe hemel.”

Maar meestal was het stil.
Elke kamer met zijn spin in zware overjas
Die zijn vlieg ving met een web
Van sigarettenrook en mijmering.
Zo donker,
Dat ik mijn gezicht niet zien kon in de scheerspiegel.

Om 5 uur ’s ochtends het geluid van blote voeten boven.
De “zigeuner” waarzegger,
Wiens etalage op de hoek is,
Die ging plassen na een nacht vol liefde.
Ook een keer het geluid van een snikkend kind.
Zo dichtbij was het, dat ik even dacht
Dat ik zelf snikte.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Dolce far niente, Charles Simic, Stephen Fry, Drs. P, Marion Bloem, Pepijn Lanen, John Green

Dolce far niente

 

Back Road Driving door Tom Maakestad, 2013

 

Driving Home

Minister of our coming doom, preaching
On the car radio, how right
Your Hell and damnation sound to me
As I travel these small, bleak roads
Thinking of the mailman’s son
The Army sent back in a sealed coffin.
His house is around the next turn.
A forlorn mutt sits in the yard
Waiting for someone to come home.
I can see the TV is on in the living room,
Canned laughter in the empty house
Like the sound of beer cans tied to a hearse.

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)


De Engelse komiek, schrijver, acteur en presentator Stephen John Fry werd geboren in Londen op 24 augustus 1957. Zie ook alle tags voor Stephen Fry op dit blog.

Uit: More Fool Me

“There is nothing very appealing about showbusiness memoirs. A linear chronology of successes, failures and blind ventures into new fields is dull enough. And then there is the problem of how to approach descriptions of collaborators and contemporaries:
‘She was adorable to work with, incredibly funny and always intensely cheerful and considerate. To know her was to worship her.’
‘I was captivated by his talent, how marvellously he shone in everything he did. There was a luminosity, a kind of transcendence.’
‘She always had time for her fans, no matter how persistent they were.’
‘What a perfect marriage they had, and what ideal parents they were. A golden couple.’
I could be describing actors, TV show presenters or producers with total accuracy, leaving out only their serial polygamies, chronic domestic abuse, violent orgiastic fetishes and breathtaking assaults on the bottle, the powders and the pills.
Is it right of me to be searingly, bruisingly honest about the lives of others? I am quite prepared to be searingly, bruisingly honest about my own, but I just don’t have it in me to reveal to the world that, for example, producer Ariadne Bristowe is an aggressively vile, treacherous bitch who regularly fires innocent assistants just for looking at her the wrong way; or that Mike G. Wilbraham has to give a blow-job to the boom operator while finger-banging the assistant cameraman before he is prepared so much as to think about preparing for a scene. All these things are true, of course, but fortunately Ariadne Bristowe doesn’t exist and neither does Mike G. Wilbraham. OR DO THEY?
The actor Rupert Everett in his autobiographical writings manages to be caustic in what you might call a Two Species manner: bitchy and catty. The results are hilarious, but I am far too afraid of how people view me to be able to write like that. Very happy to recommend both his volumes of autobiography/memoir to you, however: Red Carpets and Other Banana Skins and The Vanished Years. Ideal holiday or Christmas reading.”

Stephen Fry (Londen, 24 augustus 1957)

 

De Nederlands-Zwitserse schrijver, tekstschrijver, componist, zanger en pianist Drs. P (eig. Heinz Hermann Polzer) werd geboren in het Zwitserse Thun op  24 augustus 1919. Zie ook alle tags voor Drs. P op dit blog.

Alweer een nieuw patroon

Alweer een nieuw patroon, en wel de (d)e(e)F
En wat me hiertoe dreef, dat is de macht
(Ik hoop dat niemand lacht) van ’t nodeloze
Geen geestdrift of neurose, maar een gril
Daar ik eens kijken wil hoe dat voldoet
Wanneer je rijmen moet als hier gedaan:
Het binnenrijm sluit aan bij ’t eindrijm dat
Je vlak daarboven had, en bovendien –
Dat zult u strakjes zien – de hele woorden
Waarin die rijmen gloorden aan ’t begin
(Dus in de aanhefzin): patroon en (d)e(e)F
Welnu, die woorden geef ik nog een beurt
Aan ’t slot, en u bespeurt dat ik verdomd
Niet weet wanneer dat komt. In elk geval
Betwijfel ik of al die fraaie toeren
Wel boeien of ontroeren of zoiets
Misschien een goede witz? Een sterk verhaal?
Je kunt het minimaal eenmaal proberen
Hij had er zeven keren om gevraagd
Zij vond het te gewaagd en indecent
Tenslotte riep hij: ‘Kent je hart dan niet
Het zinderende lied van roes en lust?’
Ze werd wat ongerust en zei: ‘Maar Jan
Het spijt me erg, ik kan zoiets niet doen
Nog niet voor tien miljoen, bij al ’t gedruis
In zulk een warenhuis, zo fel verlicht
Dat is toch geen gezicht! Dat hoort niet, daar
Ja, als het nu nog maar fellatio was…’
Hij pulkte aan zijn das, en ging – mishaagd
Ze heeft hem níet gevraagd, terug te keren
Zo kunt ook u het leren; volg gewoon
Het voorbeeld (wonderschoon) dat ik hier schreef
Wij noemen dit de (d)e(e)F, een nieuw patroon.

 

Katholieke roman
Paul Lemmens S.J.

In ’t oude huis heerst droefenis en schrik
De bleke vader loopt vertwijfeld rond
Eenieder ziet zijn triest omfloerste blik

De zeven zoons, zij houden braaf hun mond
En ook de meisjes, negen in totaal
Ontzien hun lieve vader in deez’ stond

Want in de stille kamer, hoog en kaal
Ligt zij, de moeder van de kinderschaar
Nu opgebaard, haar lichaam koud als staal

Ze ligt, met zoete bloempjes in het haar
Als slapend op het bed dat werd tot baar

 

Uit: Herenspraak

De employé, voorop, in grijze pas
Vervoerde een container met de as
Van iemand die – wat opgedragen was
Per wilsbeschikking, want je weet maar nooit –

In Westerveld te water werd gestrooid
Bezocht u deze dodenakker ooit?
Dan weet u dat het daar behoorlijk glooit
De gasten bleven op het pad en zwegen

De man moest naar beneden daarentegen
Daar kon hij, door een handgreep te bewegen
De bus van onder openen, dus legen
Een vuilwit gruis belandde op de plas

Veel eenden kwamen smakkend aangesneld
En werden als zo vaak, teleurgesteld

Drs. P (24 augustus 1919 – 13 juni 2015)


De Nederlandse dichteres en schrijfster Marion Bloem werd op 24 augustus 1952 geboren in Arnhem. Zie ook alle tags voor Marion Bloem op dit blog.

Uit: Haar goede hand

“Er wordt beweerd dat een mens zich niets van voor zijn vierde levensjaar kan herinneren. Maar mijn moeder, inmiddels zesentachtig, vertelt over de ontdekking van de kinderverlamming, die haar leven en aldus ook het mijne heeft bepaald, met telkens meer details. Melanie Krijger, door haar zussen en broers Mee genoemd, was drie, bijna vier toen ze aan Raymond, haar jongere broertje, vroeg: ‘Mag ik je pistool?’ Raymond draaide zich van haar weg, roepend: `Pief! Dood!’ Daarop liet Boelé, haar oudere zus, zich giechelend op de modderige grond vallen. En Raymond, wankelend op zijn koddige beentjes en zijn bolle buikje vooruit, mikte recht op Melanie. Zij reikte met haar linkerhand naar zijn wapen. Haar broertje negeerde dat gebaar. Met zijn twee knuistjes stevig om de bamboestok geklemd schreeuwde hij: `Henzup!’ Haar oudste broer, Han, had het pistool van bamboe en elastiekjes gemaakt. Speciaal voor Raymond, die nota bene nog geen zin kon zeggen. Wel losse woordjes. Ze was jaloers dat zij geen wapen had. Ze kon al tot tien tellen, ook in het Maleis. Wellicht sloeg ze soms een cijfer over als ze het te snel wilde doen. En Han had haar geleerd hoe ze haar eigen letter in de vulkanische aarde moest schrijven. Een moeilijke letter. Als ze hem per ongeluk ondersteboven had getekend, ging ze aan de andere kant staan en was hij weer goed. En zij wist al wat dood was. Want haar hond had ze door elkaar geschud, aan zijn lange zwarte haar getrokken, in zijn oren geschreeuwd, en toch werd hij niet wakker. Han had gezegd: ‘Ga van hem af, Mee. Hij is morsdood, we moeten hem begraven.’ Haar oudste zus, Yola, bemoeide zich er niet mee, evenmin als Boelé, maar zij mocht Han helpen omdat Hon van haar was. Zij noemde hem zo sinds ze had leren praten. Het was geen afkorting, geen verbastering. Ze wist niet beter of dat was de naam van haar eerste hond. Iedereen was zijn vorige vergeten. Han groef een kuil vlak bij de wc van de bediendes. ‘Daar liggen er nog twee,’ had hij gezegd, ‘honden gaan eerder dood dan mensen.’ Raymond was een lopende baby. Hij dacht nog dat je dood was als je in de modder viel en je ogen dichthield. En hij dacht dat dood iets was waaruit je even later op kon staan alsof er niets gebeurd was. Haar broertje was schattig, zoals wanneer hij balanceerde terwijl hij met de aan elkaar gebonden bamboestokken in haar richting wees. Hij porde ermee in haar buik.
Ze weet zeker dat ze bij aankomst Tante en Oom met haar goede hand had begroet. Al herinnert ze zich niet hoe ze na de lange treinreis het tuinpad van Tantes erf op liepen. Als het toen niet gelukt was om haar rechterhand omhoog te brengen, hadden ze het immers meteen gemerkt. Wanneer de arm haar in de steek begon te laten, is voor haar een raadsel. Misschien logeerden ze al twee handen bij Tante, misschien pas zes vingers. Wie nog niet naar school gaat, begrijpt niks van tijd. Voor een kind duurt plezier altijd te kort, verveling te lang, en angst lijkt nooit te stoppen. Angst beklijft. Naderhand vertelde niemand haar de details. Mammie zeker niet.

Marion Bloem (Arnhem, 24 augustus 1952)


De Nederlandse schrijver en rapper Pepijn Lanen werd geboren in Utrecht op 4 augustus 1982. Zie ook alle tags voor Pepijn Lanen op dit blog.

Uit: Sjeumig

“En om het allemaal af te maken was in de verte heel zachtjes maar duidelijk het piepen en knarsen van een huifkar te horen, getrokken door een lomp boerenpaard. Het was de symbolische huifkar van een vergeten afspraak. Na nog een minuut of tien over straat slenteren als een menselijke wijnvlek in het witte damast van het leven viel het hem eindelijk allemaal te binnen. ‘conjo’ schreeuwde hij zowel in het Spaans als in het Nederlands.
Hij keek uit het raam van de taxi naar de voorbij glijdende gevels die op een speelse manier modern en klassiek met elkaar afwisselden. In zijn hoofd woedde een wervelstorm van tijdstippen, adressen, mensen om teleur te stellen en dingen om niet te vergeten. Hij had zich verdwaald gewaand in een stadsdeel uit de jaren tachtig tot er ineens uit het niks een onooglijke taxi van de elektrische variant was opgedoemd, waar hij zich nog net niet op had geworpen. De meter stond vooralsnog op zevenentwintig euro en een slordige vijfendertig centen. Op dit moment was het olijke tweetal, bestaande uit hemzelf en de taxichauffeur met psoriasis, nog steeds onderweg om zijn laptop op te halen bij zijn atelier. De honger vrat hem van binnenuit op en de kater vervloekte hem voor het tot tweemaal toe afslaan van een gebakken ei. In zijn portemonnee woonde helaas nog maar één briefje van vijftig euro, en daarbij had de chauffeur met het huidprobleem eerder nogal nors en negatief gegromd bij de notie dat hij niet direct naar de bestemming van zijn afspraak bliefde te gaan, maar dit via een stopplek op de locatie van zijn creativiteitsbunker wenste te doen.
De meter stond inmiddels op een bescheiden zesenveertig euro met een verwaarloosbaar aantal centen achter de komma. Het ritje had zich ontwikkeld tot een expeditie de treurnis in, zo leek het. Niet alleen wilde hij gillend alle haren uit zijn hoofd trekken en zijn ogen eruit krabben vanwege de stress en de vijfenveertig minuten die hij inmiddels te laat was; maar ook maakte het urbane landschap een dusdanig deprimerende indruk op hem dat hij zijn ziel in brand wenste te steken met wasbenzine, zodat het vuur hem van binnenuit zou kunnen verteren. De plaats van afspreken was op een dreef dan wel een kade, waar zowel hij als zijn roodgevlekte mobiele metgezel nog nooit van gehoord had. Van tijd tot tijd draaide de chauffeur zich om en wees naar wat façades die opgetrokken waren in een ‘leuke’ niet-leuke klassieke stijl. Vaak stelde de chauffeur hier ook nog een vraag bij, die hij dan niet goed kon verstaan. Druppels uitgezwete alcohol dansten via zijn voorhoofd, wangen en nek zijn kraag in. Eerder al had hij zijn laptop geopend, de vingers gekruist dat de e-mail met de bevestiging van de desbetreffende afspraak nog openstond.”

Pepijn Lanen (Utrecht, 4 augustus 1982)


De Amerikaanse schrijver John Green werd geboren in Indianapolis, Indiana, op 24 augustus 1977. Zie ook alle tags voor John Green op dit blog.

Uit:The Fault in Our Stars

“Once we got around the circle, Patrick always asked if anyone wanted to share. And then began the circle jerk of support: everyone talking about fighting and battling and winning and shrinking and scanning. To be fair to Patrick, he let us talk about dying, too. But most of them weren’t dying. Most would live into adulthood, as Patrick had.
(Which meant there was quite a lot of competitiveness about it, with everybody wanting to beat not only cancer itself, but also the other people in the room. Like, I realize that this is irrational, but when they tell you that you have, say, a 20 percent chance of living five years, the math kicks in and you figure that’s one in five…so you look around and think, as any healthy person would: I gotta outlast four of these bastards.)
The only redeeming facet of Support Group was this kid named Isaac, a long-faced, skinny guy with straight blond hair swept over one eye.
And his eyes were the problem. He had some fantastically improbable eye cancer. One eye had been cut out when he was a kid, and now he wore the kind of thick glasses that made his eyes (both the real one and the glass one) preternaturally huge, like his whole head was basically just this fake eye and this real eye staring at you. From what I could gather on the rare occasions when Isaac shared with the group, a recurrence had placed his remaining eye in mortal peril.
Isaac and I communicated almost exclusively through sighs. Each time someone discussed anticancer diets or snorting ground-up shark fin or whatever, he’d glance over at me and sigh ever so slightly. I’d shake my head microscopically and exhale in response.
•••
So Support Group blew, and after a few weeks, I grew to be rather kicking-and-screaming about the whole affair. In fact, on the Wednesday I made the acquaintance of Augustus Waters, I tried my level best to get out of Support Group while sitting on the couch with my mom in the third leg of a twelve-hour marathon of the previous season’s America’s Next Top Model, which admittedly I had already seen, but still.
Me: “I refuse to attend Support Group.”
Mom: “One of the symptoms of depression is disinterest in activities.”
Me: “Please just let me watch America’s Next Top Model. It’s an activity.”
Mom: “Television is a passivity.”
Me: “Ugh, Mom, please.”

John Green (Indianapolis, 24 augustus 1977)

 

Zie voor de schrijvers van de 24e augustus ook mijn blog van 24 augustus 2018.


Willem Wilmink, Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

 

Dolce far niente

 

 
Slapende man met boek door Yehuda Pen, ca. 1900-1910

 

Een probleem

Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem :
‘Als iemand dood gaat
wat gebeurt er dan met hem ?’
Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt :
‘Wie dood is komt in de hemel terecht
dus boven de wolken, dus altijd mooi weer
met een bal in het gras en ijsjes, meneer.’
Maar weer iemand anders vertelde zo waar
‘Als je dood bent, dan komt er een tovenaar.
Dan tovert hij aan je en word je een dier
een mus of een tijger, een leeuw of een mier.
Zelf mag je kiezen welk dier je wilt zijn,
een mug of een olifant of een konijn.’
Maar op een morgen ben ik gegaan
naar een man die heel oud was, dus gauw dood zou gaan
‘Of ik een dier wordt,’ zei deze man
‘Of ik in de hemel kom, ik weet er niets van,
maar als ik dood ben is ’t eerste wat ik doe
honderd jaar slapen. Want ik ben moe…’

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote Kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Mother’s Hands Drawing Me

Dying only mother’s hands continue
undying, blading into air,
impersonal, forced, curving it
down — drought incessant rain
revolution and the organs shutting
down but not these extremities,
here since I first opened my first
eyes first day and there they were,
delicate, pointing, will not back off,
cannot be remembered. Mother,
dying — mother not wanting to
die — mother scared awakening
each night thinking she’s dead —
crying out — mother not
remembering who I am as I run
in — who am I — mother we must
take away the phone because who
will you call next — now saying I
dreamt I have to get this dress on, if
I get this dress on I will not die —
mother who cannot get the dress on
because of broken hip and broken
arm and tubes and coils and pan
and everywhere pain, wandering
delirium, in the fetid shadow-
world — geotrauma — trans-
natural — what is this message
you have been scribbling all your
life to me, what is this you drag
again today into non-being. Draw it.
The me who is not here. Who is the
ghost in this room. What am I that
is now drawn. Where are we
heading. Into what do you throw
me with your quick eye — up onto
me then down onto the blank of the
page. You rip the face
off. I see my elbow there where
now you bend it with the pen, you
fill it in, you slough it off me onto
more just-now making of more
future. You look back up, you take
my strangeness from me, you
machine me, you hatch me in. To
make what, mother, here in this
eternity this second this million
years where I watch as each thing is
seen and cancelled-out and re-
produced — multiplying aspects of
light in the morning air — the
fingers dipping frantic into the bag
of pens, pencils, then here they
are — the images — and the hands
move — they are making a
line now, it is our world,
it horizons, we ghost, we sleepwalk,
everything around us is leveled,
canceled, we background, we
are barely remains, we remain, but
for what, the fingers are deepening
curling, bringing it round, the mind
does not — I don’t think — know this
but the fingers, oh, for all my life
scribbling open the unseen,
done with mere things, not
interested in appraisal, just
seizure — what is meant by
seizure — all energy, business-
serious, about direction, tracing
things that dissolve from thingness
into in-betweens — here firm lines,
here powdery lift off — hunger,
fear — the study begins — all is not
lost — the thought a few seconds
wide — the perusal having gone
from here to here, aggregates,
thicket, this spot could be where
we came in, or where we are saved,
could be a mistake, looks across
room through me, me not here
then, me trying to rise in the beam,
nothing I do will make it
happen, rock-face, work that
excludes everything that is not
itself, all urge in the process of
becoming all effect, how can I touch
that hand like snow moving, when
is it time again as here there is no
time, or time has been loaded but
not cocked, so is held in reserve, all
wound up, I was also made but not
like this, I look for reluctance,
expectation, but those are not the
temperatures — if only I could be in
the scene — my time is not
passing — whose is the time that is
passing — the hands rushing across
the paper, cloudy with a sun
outside also rushing scribbling —
wisdom turning itself away from
wisdom to be — what — a thing that
would gold-up but cannot, a patch
of blue outside suddenly like the
cessation of language when lips
cease to move — sun — self-
pronouncing — I want this to not be
my writing of it, want my hands not
to be here also, mingling with hers
who will not take my hand ever into
hers, no matter how late we are, no
matter that we have to run so fast
through all these people and I need
the hand, somewhere a radiant
clearing, are we heading for it, head
down towards the wide page, hand
full of high feeling, cannot tell if it
takes or gives, cannot tell what it is
that is generating the line, it comes
from the long fingers but is not
them, all is being spent, the feeling
that all — all that we need or have —
would be spent for this next thing
this capture, actually loud though
all you can hear is the small
scratching, and I feel dusk
approaching though it is still early
afternoon, just slipping,
no one here to see this but me, told
loud in silence by arcs, contours,
swell of wind, billowing, fluent —
ink chalk charcoal — sweeps, spirals,
the river that goes
nowhere, that has survived the
astonishments and will never
venture close to that heat again, is
cool here, looking up at what,
looking back down, how is it
possible the world still exists, as it
begins to take form there, in the not
being, there is once then there is the
big vocabulary, loosed, like
a jay’s song thrown down when the
bird goes away, cold mornings,
hauling dawn away with it, leaving
grackle and crow in sun — they have
known what to find in the unmade
undrawn unseen unmarked and
dragged it into here — that it be
visible.

 

 
Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Drie liedjes uit het zwarte water

(licht lied)

Liefje als het later
aan het zwarte water
onder lichtgeklater
nog als nu als nu kon zijn

Heel ons leven staat er
en alles alles gaat er
in een stille schater
door ons terug in zijn voorbij

Liefje als het later
zoals nu als nu kon zijn:
goud over berg en water
en dat oude goud zijn wij.

(donker lied)

Maar als het als het later
aan het lange zwarte water
onder duisternisgeklater
een alleen alleenzijn is
En jouw leven staat er
als een schaduw naast en
begint opnieuw te praten
als van onder aarde

Dan zal ook ik ontwaken
in de opgegraven stem
waarmee ik over water
naar je kom toegerend

 

Klamme lente

Een boeket violen staat
te zwiepen op de radio.
Ergens in een studio
zweet de dirigent zich dood.

Het is inderdaad een warme dag.
Anderhalf miljoen mussen
vielen van de daken – toch
glimlachen wij welterusten.

Slaap je al? Ik ook niet, nee.
Het is te warm, te warm…
Mijn God wat ben je klam…
Hoe laat? Een uur of twee.

Ook de kikkers raken al
vermoeid na drie keer kwaken.
Hoog in de concertzaal
puffen vaag de sterren

en beginnen zoek te raken.
Het waterig applaus wordt
afgebroken door het nieuws.
Negen Mei en dertig graden,

voorbij flitst het bestaan.
Bekkenslag. Een buiging.
En dan het zachte kraken
van de bevroren nacht.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)
Cover

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Old Couple

They’re waiting to be murdered,
Or evicted. Soon
They expect to have nothing to eat.
In the meantime, they sit.

A violent pain is coming, they think.
It will start in the heart
And climb into the mouth.
They’ll be carried off in stretchers, howling.

Tonight they watch the window
Without exchanging a word.
It has rained, and now it looks
Like it’s going to snow a little.

I see him get up to lower the shades.
If their window stays dark,
I know his hand has reached hers
Just as she was about to turn on the lights.

 

So Early in the Morning

It pains me to see an old woman fret over
A few small coins outside a grocery store –
How swiftly I forget her as my own grief
Finds me again – a friend at death’s door
And the memory of the night we spent together.

I had so much love in my heart afterward,
I could have run into the street naked
Confident anyone I met would understand
My madness and my need to tell them
About life being both cruel and beautiful,

But I did not – despite the overwhelming evidence:
A crow bent over a dead squirrel in the road,
The lilac bushes flowering in some yard,
And the sight of a dog free from his chain
Searching through a neighbor’s trash can.

 


Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga, Richard Adams, James Barrie

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Wenteling

Het jaar begon toen koud. Zelfs de duinen wit
van de tot kant gestolde mist. Het weer
van weinig mensen, die kropen binnen
op elkaar voor een geboortegolf.

In de politieke smidse was de waakvlam al gedoofd.
Het Kamerdebat over netelige kwesties lag huiverend
op straat. Daar warmde bij een vuurtje in een oliedrum
de allerlaatste motie zijn magere motief.

Zo groeide de kloof tussen de enthousiaste burger,
copulerend op het vloerkleed voor de open haard,
en het gezag dat buiten naar zijn eigen adem staart.

Het was gewoon te laat, zelfs het opgefokt klimaat krabde
zichzelf achter de wolken. Maar de dichters stonden klaar,
‘Barre Omstandigheden’ was hun geuzennaam,

het krassen van hun pen dreef het landsbestuur al in het nauw,
en zie: daar werd een van hen op de troon gehesen
waarna de koersen kelderden en vaak de stroom uitviel,

en dat met die bittere koude. Niks te vreten, nog geen dreumes
van de revolutie, zo die er al was. Er verrezen de partijen
die het vers hadden afgeschaft. Massamars, omwenteling,

en toch maar weer het geld.

 

De morgen

Het waren de dagen dat de poëzie zich schuilhield.
Voor het staaroog van de grijsaard als een eindeloze dageraad.
Voor het kinderbrein als een voorgoed geschrapt verouderen.
Voor het zwarte als een pirouette van primaire kleuren.

De wegstervende echo van het geïnspireerde woord
werd nog af en toe gehoord door wie de stekkers
uit elk toestel trok, maar de online geblevenen
viel het niet eens op dat ze nooit meer neurieden.

En niemand die nog pleitte voor afschaffing van het parlement,
die hol keffende achterhoede van de samenleving,
of voor het hangen van zes manen aan een stapelwolk
of het oplossen van de frontlijn in een pornografisch hologram.

Er waren geen woorden voor het lang verwachte andere.
Men sprak er op gelijke wijze niet eens schande van.
Men sprak algauw in het geheel nog slechts fragmenten.
En daar ging ook de klank als een ontsnapte heliumballon.

Weinigen bemerkten dat nieuwslezers hard vloekten
bij de aankondiging van elk uiterst schaars bericht.
Nondeju die klotesport en nondeju dat kutweer.
En elk meisje dat wel kussen wilde werd door tachtig man verkracht.

Het waren de dagen die wij heden morgen noemen
of de morgen dat wij reeds ach en heden zuchten.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)
Cover

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga, Richard Adams, James Barrie”

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

Ontwakend zelfportret
Voor Remco Campert

Terwijl ik de tram in stapte dacht ik aan de zee.
Maar al wat er ruiste, wat er aan golven brak
stak aan een draadje in de meeste oren om mij heen.
En laten we ter stede maar niet spreken van de geuren.

Toch was het een prachtdag: de zon verscheen
boven de Herengracht, die licht begon te geven,
de mooiste meisjes fietsten blozend door de
katerloze ochtend, en nergens een hinderlaag.

Ik spoorde rustig voort, ik leefde op omdat ik dacht
dat ik het verplicht was aan mijn omgekomen liefde.
Men zit vast aan iets waarin men ging geloven
al betwijfelt men dat minstens even sterk.

Hoop en vrees, een koppig koppel dat elkaar
nooit loslaat, maar ik spoorde rustig voort
langs regel na stillere regel, hopend op de volgende,
vrezende dat die niet kwam – al hoeveel jaar.

Museumplein, ik moest eruit en alles klopte weer.
Ik stak schuin over het gras naar mijn nieuwe
uitgeefhuis, het vers was bijna af, een merel
zong brutaal op het Amerikaanse consulaat.

Dit was de dag, ik keek omhoog, ja, dit was de dag.

 

Uit: Doodsbloei

Ben jij het, liefste, ben je alles nu?
Stem die de diepste tonen zingen kan?
Gras dat koorddanst op een duinrug,
zon die opvlamt uit een vennetje?

Is het de zee waarmee je aanruist nu,
het nauw hoorbaar vallen van een blad?
Knipoog je vliegtuigstrepen aan de lucht
en plaag je me gewoon maar wat?

Naar het waarom zal ik niet langer vragen.
Geen enkel antwoord was bevredigend,
het leidde slechts tot feller onbehagen.

Vlieg dus maar rond en wees het lied
dat wij elkaar nog altijd kunnen geven,
allebei de tekst en allebei de melodie.

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

Nostalgische priëlen

I
‘ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
alles verjongt zich, behalve de ziel,
groter de kloof met wie je al was –
ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
 
de zon zal een onbetrouwbare gloed in het daglicht leggen
en een voorspelde profetie uit de hanen geselen
de doden zullen er slijpen de zeisen en
wankelen naar het vruchtbare veld, en moeders
zullen hoeren zijn als zij dragen de vrucht van je vlees.
 
nee, ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
een kim verheft zich uit het gras en noemt zich
levensdoel; daarachter dansen duizend zwarte
kimmen op een rij. er zal geen vrijgesproken oog
opnieuw details vergulden met een milde tong van binnen.
 
en wat er torent heeft naam en schaduw.
bestrijkt met grote macht de aanzet tot gedachten
die vervagen achter de gestalten van de zo even
nog klinkende dingen, dus nee:
ga niet ruggelings in nostalgische priëlen…’

II
‘… of in de violette winter waar de jeugd patent op heeft,
waar portieken fonkelen van blozende omhelzingen,
achter ouderwetse vensters, in de schemerende serres,
beosnavels glanzen als een bloeddoorlopen oog,
waar lantarenlicht zich uitrekt als een majesteit,
stiller dan de jaren vijftig weer de jonge vrouwen lachen
en zich statig weten in hun drachtige heelal,
waar lopers op de sloten passen met een zucht
van heimwee, houtrook uit een woonboot een moment
een meeuw verbijstert en hem verbrande veren geeft
waar de zolders gloeien voor een redeloze toekomst
en gipsen cherubijnen tegen de beroete gevels
geen wolkjes adem zuchten, maar verdomd: van goud.’

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

De mist vriest aan

De mist vriest aan: het bos is wit.
Vier harige uitheemse ossen,
huiverend, hun kop gebogen,
staren naar de harde mossen.
Ik schrik ervan hoezeer zij lijken
op een mens die al zijn dromen
plots is kwijtgeraakt en weet
er niks voor in de plaats te krijgen.
Goed, nieuwe winter aan de kust,
de gloed van waanzin in mijn ogen
dempt je kou die door mijn leden trekt,
dus ik maak me niet meer druk
om wat oprukt tussen de bomen,
de tanden blinkend in de gesperde bek.

 

Onder de lichtboom (Fragment)

Zoals golven, zonder duidelijk begin,
misschien als rimpeling veroorzaakt
door een vis, zich naargelang de wind,
onstuimig of gedwee, verheffen uit de zee
– hun uitwaaierend schuim al zien
ontbloeien tot bewolking –, en een
moment in evenwicht van gravitatie
en cohesie wachten op het breekpunt
waarvoor zij zich gesteld zien door
de wereld der verschijnselen,

zo raakt ook de mens – geboren uit het weids
gebaar van een korrel zand – op de toppen
van zijn bloei, zijn wil, zijn werk, zijn visie,
er plots van doordrongen dat hij ten hemel
dacht te reiken in een almaar magistraler
expanderend vergezicht, maar in feite slechts
zijn idolen achterna stuift op de rimpelloze stranden
terwijl nieuwe kelen fluisteren van het tegenlicht
dat al in de ogen van de volgelingen openbreekt,
verwonderd hoe virtuoos en hoe viriel dat gaat,

en staat men op een dag – het regent zonder twijfel,
onzekerheid beweegt de lucht –  onder een boom
in juni, telt als voor het eerst de vingers van zijn
hand, leest in de nerven van een blad de vele
namen van de liefdes die men dacht verdrongen,
en huivert, voelt opnieuw de oude kou van
afscheid nemen, het nieuwe schrijnen in de wond
die ons doet wankelen, en die boom in juni, sacraler
dan een kathedraal, breder dan een boulevard,
staat daar maar – al meer dan honderd jaar.

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”