Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

The Guardian Angel of the Private Life

All this was written on the next day’s list.
On which the busyness unfurled its cursive roots,
pale but effective,
and the long stern of the necessary, the sum of events,
built-up its tiniest cathedral …
(Or is it the sum of what takes place?)
If I lean down, to whisper, to them,
down into their gravitational field, there where they head busily on
into the woods, laying the gifts out one by one, onto the path,

hoping to be on the air,
hoping to please the children—
(and some gifts overwrapped and some not wrapped at all)—if
I stir the wintered ground-leaves
up from the paths, nimbly, into a sheet of sun,
into an escape-route-width of sun, mildly gelatinous where wet, though
………………………………………………………………………………………………mostly crisp,

fluffing them up a bit, and up, as if to choke the singularity of sun
with this jubilation of manyness, all through and round these passers-by—
just leaves, nothing that can vaporize into a thought,
no, a burning-bush’s worth of spidery, up-ratcheting, tender-cling leaves,
oh if—the list gripped hard by the left hand of one,
the busyness buried so deep into the puffed-up greenish mind of one,
the hurried mind hovering over its rankings,
the heart—there at the core of the drafting leaves—wet and warm at the
…………………………………………………………………………………..zero of

the bright mock-stairwaying-up of the posthumous leaves—the heart,
formulating its alleyways of discovery,
fussing about the integrity of the whole,
the heart trying to make time and place seem small,
sliding its slim tears into the deep wallet of each new event
………………………………………………………………on the list
then checking it off—oh the satisfaction—each check a small kiss,
an echo of the previous one, off off it goes the dry high-ceilinged
……………………………………………………………………………….obligation,
checked-off by the fingertips, by the small gust called done that swipes

the unfinishable’s gold hem aside, revealing
what might have been, peeling away what should …
There are flowerpots at their feet.
There is fortune-telling in the air they breathe.
It filters in with its flashlight-beam, its holy-water-tinted air,
down into the open eyes, the lampblack open mouth.
Oh listen to these words I’m spitting out for you.
My distance from you makes them louder.

Are we all waiting for the phone to ring?
Who should it be? What fountain is expected to
thrash forth mysteries of morning joy? What quail-like giant tail of
promises, pleiades, psalters, plane-trees,
what parapets petalling-forth the invisible
into the world of things,
turning the list into its spatial form at last,
into its archival many-headed, many-legged colony….
Oh look at you.
What is it you hold back? What piece of time is it the list
won’t cover? You down there, in the theater of
operations—you, throat of the world—so diacritical—
(are we all waiting for the phone to ring?)—
(what will you say? are you home? are you expected soon?)—

oh wanderer back from break, all your attention focused
—as if the thinking were an oar, this ship the last of some
original fleet, the captains gone but some of us
who saw the plan drawn out
still here—who saw the thinking clot-up in the bodies of the greater men,
who saw them sit in silence while the voices in the other room
lit up with passion, itchings, dreams of landings,
while the solitary ones,
heads in their hands, so still,
the idea barely forming
at the base of that stillness,
the idea like a homesickness starting just to fold and pleat and knot
……………………………………………………………………………………itself
out of the manyness—the plan—before it’s thought,
before it’s a done deal or the name-you’re-known-by—
the men of x, the outcomes of y—before—

the mind still gripped hard by the hands
that would hold the skull even stiller if they could,
that nothing distract, that nothing but the possible be let
…………………………………………….to filter through—
the possible and then the finely filamented hope, the filigree,
without the distractions of wonder—
oh tiny golden spore just filtering in to touch the good idea,
which taking-form begins to twist,
coursing for bottom-footing, palpating for edge-hold, limit,
now finally about to
rise, about to go into the other room—and yet
not having done so yet, not yet—the
intake—before the credo, before the plan—
right at the homesickness—before this list you hold
in your exhausted hand. Oh put it down.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Een dag als deze, druilerig en grijs

Een dag als deze, druilerig en grijs,
aan ditzelfde raam, over een jaar of vijf,
nog altijd aan het werk, of dat al opgegeven
en alleen maar langzaam aan het overleven,

misschien nog steeds alleen, of draaglijk
met een ander, starend naar het zwenken
van de meeuwen laag boven de tuin,
moet ik vast plots aan je denken,

net als op dit moment,
en hoor ik weer je stem,
maar hoe zacht, hoe zacht,

nog maar amper te verstaan,
pas als ik je woorden opschrijf
lees ik met een glimlach

niets dan mijn eigen naam.

 

Bliksemtocht

Ik landde op een lelie en ging de bloemkelk binnen
langs een wenteltrap van ranke geuren.
Hooglicht van honing vloeide beschroomd.
En de wind die suizelde tussen de punten
die vogels markeerden met hun ijl gezang
dat blonk als parels op een vroege Rembrandt,
als geluiden konden blinken, en dat deden ze,
hier wel! Zo hing in een boom een fluister van
golvend goudbrokaat, en in het gras trilde
de klacht van een verdwaalde steppewolf.
Zo toonde wat klonk zich, hier wel!
Ik zat in de bloemkelk en gonsde
van aandacht voor wat zich ontvouwde
onder mijn handen: een loom silhouet
van een meisje natuurlijk dat lachte
als water des zomers langs rotsige
oevers begroeid met exotische kruiden,
en het wolkte omhoog als een zwerm
voor het eerst aan de korf ontkomen
bijen, en ook ik maakte deel uit
van vleugels in voorjaar, klom boven
de mogelijkheid van geluk uit en zag
een fontein die zich proestend verhief
op een duin dat zo even nog somber
verdroogde, en zag hoe de lelie haar
maskers afzette en de gerimpelde tronie
zich toonde van wat was en is en zal.

 

Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Eenmanscircus

Goochelaar met hoeden en echte handgranaten,
Buitelaar, slangenmens, imitator,
Levend standbeeld, koorddanser, ontsnappingskunstenaar,
Amateur buikspreker en helderziende

En dat allemaal zonder te worden ontmaskerd
Ondertussen ontspannen over straat kuierend,
Koop ik op een of andere hoek een krant,
Buig me voorover om een blindegeleidehond te aaien

Of zit tegenover je vrouw aan tafel te eten
Terwijl zij doorzeurt over het weer
En jij je concentreert op een trapeze in je hoofd,
De tijgers woest in hun kooi heen en weer lopen.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Willem Wilmink, Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

 

Dolce far niente

 

 
Slapende man met boek door Yehuda Pen, ca. 1900-1910

 

Een probleem

Vandaag vroeg mijn zoontje
met angstige stem :
‘Als iemand dood gaat
wat gebeurt er dan met hem ?’
Nu ken ik wel iemand
die daarover zegt :
‘Wie dood is komt in de hemel terecht
dus boven de wolken, dus altijd mooi weer
met een bal in het gras en ijsjes, meneer.’
Maar weer iemand anders vertelde zo waar
‘Als je dood bent, dan komt er een tovenaar.
Dan tovert hij aan je en word je een dier
een mus of een tijger, een leeuw of een mier.
Zelf mag je kiezen welk dier je wilt zijn,
een mug of een olifant of een konijn.’
Maar op een morgen ben ik gegaan
naar een man die heel oud was, dus gauw dood zou gaan
‘Of ik een dier wordt,’ zei deze man
‘Of ik in de hemel kom, ik weet er niets van,
maar als ik dood ben is ’t eerste wat ik doe
honderd jaar slapen. Want ik ben moe…’

 

 
Willem Wilmink (25 oktober 1936 – 2 augustus 2003)
De Grote Kerk in Enschede, de geboorteplaats van Willem Wilmink

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

Mother’s Hands Drawing Me

Dying only mother’s hands continue
undying, blading into air,
impersonal, forced, curving it
down — drought incessant rain
revolution and the organs shutting
down but not these extremities,
here since I first opened my first
eyes first day and there they were,
delicate, pointing, will not back off,
cannot be remembered. Mother,
dying — mother not wanting to
die — mother scared awakening
each night thinking she’s dead —
crying out — mother not
remembering who I am as I run
in — who am I — mother we must
take away the phone because who
will you call next — now saying I
dreamt I have to get this dress on, if
I get this dress on I will not die —
mother who cannot get the dress on
because of broken hip and broken
arm and tubes and coils and pan
and everywhere pain, wandering
delirium, in the fetid shadow-
world — geotrauma — trans-
natural — what is this message
you have been scribbling all your
life to me, what is this you drag
again today into non-being. Draw it.
The me who is not here. Who is the
ghost in this room. What am I that
is now drawn. Where are we
heading. Into what do you throw
me with your quick eye — up onto
me then down onto the blank of the
page. You rip the face
off. I see my elbow there where
now you bend it with the pen, you
fill it in, you slough it off me onto
more just-now making of more
future. You look back up, you take
my strangeness from me, you
machine me, you hatch me in. To
make what, mother, here in this
eternity this second this million
years where I watch as each thing is
seen and cancelled-out and re-
produced — multiplying aspects of
light in the morning air — the
fingers dipping frantic into the bag
of pens, pencils, then here they
are — the images — and the hands
move — they are making a
line now, it is our world,
it horizons, we ghost, we sleepwalk,
everything around us is leveled,
canceled, we background, we
are barely remains, we remain, but
for what, the fingers are deepening
curling, bringing it round, the mind
does not — I don’t think — know this
but the fingers, oh, for all my life
scribbling open the unseen,
done with mere things, not
interested in appraisal, just
seizure — what is meant by
seizure — all energy, business-
serious, about direction, tracing
things that dissolve from thingness
into in-betweens — here firm lines,
here powdery lift off — hunger,
fear — the study begins — all is not
lost — the thought a few seconds
wide — the perusal having gone
from here to here, aggregates,
thicket, this spot could be where
we came in, or where we are saved,
could be a mistake, looks across
room through me, me not here
then, me trying to rise in the beam,
nothing I do will make it
happen, rock-face, work that
excludes everything that is not
itself, all urge in the process of
becoming all effect, how can I touch
that hand like snow moving, when
is it time again as here there is no
time, or time has been loaded but
not cocked, so is held in reserve, all
wound up, I was also made but not
like this, I look for reluctance,
expectation, but those are not the
temperatures — if only I could be in
the scene — my time is not
passing — whose is the time that is
passing — the hands rushing across
the paper, cloudy with a sun
outside also rushing scribbling —
wisdom turning itself away from
wisdom to be — what — a thing that
would gold-up but cannot, a patch
of blue outside suddenly like the
cessation of language when lips
cease to move — sun — self-
pronouncing — I want this to not be
my writing of it, want my hands not
to be here also, mingling with hers
who will not take my hand ever into
hers, no matter how late we are, no
matter that we have to run so fast
through all these people and I need
the hand, somewhere a radiant
clearing, are we heading for it, head
down towards the wide page, hand
full of high feeling, cannot tell if it
takes or gives, cannot tell what it is
that is generating the line, it comes
from the long fingers but is not
them, all is being spent, the feeling
that all — all that we need or have —
would be spent for this next thing
this capture, actually loud though
all you can hear is the small
scratching, and I feel dusk
approaching though it is still early
afternoon, just slipping,
no one here to see this but me, told
loud in silence by arcs, contours,
swell of wind, billowing, fluent —
ink chalk charcoal — sweeps, spirals,
the river that goes
nowhere, that has survived the
astonishments and will never
venture close to that heat again, is
cool here, looking up at what,
looking back down, how is it
possible the world still exists, as it
begins to take form there, in the not
being, there is once then there is the
big vocabulary, loosed, like
a jay’s song thrown down when the
bird goes away, cold mornings,
hauling dawn away with it, leaving
grackle and crow in sun — they have
known what to find in the unmade
undrawn unseen unmarked and
dragged it into here — that it be
visible.

 

 
Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Drie liedjes uit het zwarte water

(licht lied)

Liefje als het later
aan het zwarte water
onder lichtgeklater
nog als nu als nu kon zijn

Heel ons leven staat er
en alles alles gaat er
in een stille schater
door ons terug in zijn voorbij

Liefje als het later
zoals nu als nu kon zijn:
goud over berg en water
en dat oude goud zijn wij.

(donker lied)

Maar als het als het later
aan het lange zwarte water
onder duisternisgeklater
een alleen alleenzijn is
En jouw leven staat er
als een schaduw naast en
begint opnieuw te praten
als van onder aarde

Dan zal ook ik ontwaken
in de opgegraven stem
waarmee ik over water
naar je kom toegerend

 

Klamme lente

Een boeket violen staat
te zwiepen op de radio.
Ergens in een studio
zweet de dirigent zich dood.

Het is inderdaad een warme dag.
Anderhalf miljoen mussen
vielen van de daken – toch
glimlachen wij welterusten.

Slaap je al? Ik ook niet, nee.
Het is te warm, te warm…
Mijn God wat ben je klam…
Hoe laat? Een uur of twee.

Ook de kikkers raken al
vermoeid na drie keer kwaken.
Hoog in de concertzaal
puffen vaag de sterren

en beginnen zoek te raken.
Het waterig applaus wordt
afgebroken door het nieuws.
Negen Mei en dertig graden,

voorbij flitst het bestaan.
Bekkenslag. Een buiging.
En dan het zachte kraken
van de bevroren nacht.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)
Cover

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Old Couple

They’re waiting to be murdered,
Or evicted. Soon
They expect to have nothing to eat.
In the meantime, they sit.

A violent pain is coming, they think.
It will start in the heart
And climb into the mouth.
They’ll be carried off in stretchers, howling.

Tonight they watch the window
Without exchanging a word.
It has rained, and now it looks
Like it’s going to snow a little.

I see him get up to lower the shades.
If their window stays dark,
I know his hand has reached hers
Just as she was about to turn on the lights.

 

So Early in the Morning

It pains me to see an old woman fret over
A few small coins outside a grocery store –
How swiftly I forget her as my own grief
Finds me again – a friend at death’s door
And the memory of the night we spent together.

I had so much love in my heart afterward,
I could have run into the street naked
Confident anyone I met would understand
My madness and my need to tell them
About life being both cruel and beautiful,

But I did not – despite the overwhelming evidence:
A crow bent over a dead squirrel in the road,
The lilac bushes flowering in some yard,
And the sight of a dog free from his chain
Searching through a neighbor’s trash can.

 


Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

My Computer Ate My Homework 4, Dolce far niente, Gene Ziegler, Pieter Boskma, Jorie Graham, Luuk Wojcik

 

My Computer Ate My Homework 4, Dolce far niente

 

 
"Parallax Dance" Computer Graphic Painting, 2010, door
 Alexander Peverett

If Dr. Zeuss were a Technical Writer

If a packet hits a pocket on a socket on a port,
and the bus is interrupted as a very last resort,
and the address of the memory makes your floppy disk abort
then the socket packet pocket has an error to report!

If your cursor finds a menu item followed by a dash,
and the double-clicking icon puts your window in the trash,
and your data is corrupted cause the index doesn’t hash,
then your situation’s hopeless, and your system’s gunna crash.

You can’t say this? What a shame, sir!
We’ll find you another game, sir.

If the label on the cable on the table at your house
says the network is connected to the button on your mouse,
but your packets want to tunnel on another protocol,
that’s repeatedly rejected by the printer down the hall,
and your screen is all distorted by the side-effects of gauss,
so your icons in the window are as wavy as a souse,
then you may as well reboot and go out with a bang,
cause as sure as I’m a poet, the sucker’s gunna hang!

When the copy of your floppy’s getting sloppy on the disk,
and the microcode instructions cause unnecessary risc,
then you have to flash your memory
and you’ll want to RAM your ROM.
quickly turn off your computer and be sure to tell your mom!

 

 
Geschreven door Gene Ziegler in 1994

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Drie liedjes uit het zwarte water

Proloog

Cruiseschip Goethe stoomt de haven uit
van Malcesine, zweeft over zonneschittering
op het lange zwarte water weg naar Sirmione.
De bergen aan de overkant duwen hun schedeldak
in zachtoranje nevel en schurken zich
behaaglijk onder de eerste warmte van april.

Ik zie mij wonen aan het kiezelstrand
met zeven kakelende nimfen uit het Zuiden.
Wij drinken bij de lunch al wijn voor stevige
siësta-seks, en lopen soms de bossen in,
de steile weg van vrije mensen.

’s Avonds slaan de honden aan wanneer
een kiezeltje verrolt. Komeet Hale-Bopp
loert met zijn staart van melkglas
tussen hoge zwarte pieken naar
het lange zwarte water.

Zulke dingen, eenvoudig en echt en omdat
zij eenvoudig en echt zijn, ook goed.
Er zijn vele goede dingen, alleen je ziet ze
zo zelden zoals ze zijn, bevrijd van gedachten
en context. Vaak staan er tranen in het raam
en ruisen er oude en valse liefdes
door de leegstaande huizen verderop.

Het is een onevenwichtig gegeven, dit leven,
en toch ook volslagen stabiel in de geest.
Het gaat er maar om te blijven bewegen
en achter te laten wat duistert en stoort
en de hartslag doet razen van onmacht en haast.

Heb geduld en lief tot het laatst.

We liepen in de schemer door het Vondelpark.
Je zei niet veel, je dacht nog aan Amerika,
Sedona Arizona, de rode kathedralen door
God zelve neergezet, toen er nog sprake was
van bladstil en lang geleden, en ik dacht
aan sequoia’s, zeehonden in de branding,
het witte dekbed van de mist die aankroop
uit de blauwe west, en waarom dus Maria
diezelfde kleuren droeg. Je begreep het wel
maar zocht nog naar een trefpunt in New Mexico,
vanwege de visioenen van een dronken indiaan
die op een avond zomaar voor je tafel had gestaan.
‘Alles is peyote,’ zei je bij het weitje aangekomen
waar een ezel en een lama samen waren losgelaten,
‘heilige dieren blijven voor elkaar een droom.’
En je loste op in de schaduw van die droom.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

The Way Things Work

is by admitting
or opening away.
This is the simplest form
of current: Blue
moving through blue;
blue through purple;
the objects of desire
opening upon themselves
without us; the objects of faith.
The way things work
is by solution,
resistance lessened or
increased and taken
advantage of.
The way things work
is that we finally believe
they are there,
common and able
o illustrate themselves.
Wheel, kinetic flow,
rising and falling water,
ingots, levers and keys,
I believe in you,
cylinder lock, pully,
lifting tackle and
crane lift your small head–
I believe in you–
your head is the horizon to
my hand. I believe
forever in the hooks.
The way things work
is that eventually
something catches.

 


Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter Luuk Wojcik werd geboren in Roermond op 9 mei 1993. Zie ook alle tags voor Luuk Wojcik op dit blog.

 

Plekken waar we te weinig komen

Tussen de rand van het bed en de vloer,
lijken we te vallen alsof we nooit iets anders dan vallen hebben gedaan.

In de lift zakken we alsof we nooit iets anders hebben gedaan dan zakken.

We kunnen zeggen van niet, maar we hebben nooit iets anders gedaan.

Achterop mijn fiets zit ik, jij voor. We rijden totdat de straatlichten op zijn,

druipend op je kamer, wringen we onszelf uit handdoeken.

Op de tennisbaan horen we de hemel in het ploppen van tennisballen.

In het wilde westen heb je jongens voor wie de camera op de voorkant van de telefoon het belangrijkst is. Ze kijken op een andere manier naar de wereld, naar alles wat achter hun hoofden zit. Hashtag selfie.

We hebben in de auto gezien: alles wat dichterbij ligt gaat eerder voorbij dan wat veraf is.
Daarom houden we graag plekken op afstand, tenminste dat houden we ons voor.

We houden ons aan een afspraak die we niet afgesproken hebben.

We joggen samen door de straten, zien alles een seconde stil hangen op onze tenen.
Onze lokken, de draadjes van onze oordopjes, een zweetdruppel die geen kracht nog voelt.

We zien de stad de bocht om komen.

Dit is de laatste keer dat ik mijn sleutels vergeet.

 

 
Luuk Wojcik (Roermond, 9 mei 1993)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2017 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga, Richard Adams, James Barrie

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Wenteling

Het jaar begon toen koud. Zelfs de duinen wit
van de tot kant gestolde mist. Het weer
van weinig mensen, die kropen binnen
op elkaar voor een geboortegolf.

In de politieke smidse was de waakvlam al gedoofd.
Het Kamerdebat over netelige kwesties lag huiverend
op straat. Daar warmde bij een vuurtje in een oliedrum
de allerlaatste motie zijn magere motief.

Zo groeide de kloof tussen de enthousiaste burger,
copulerend op het vloerkleed voor de open haard,
en het gezag dat buiten naar zijn eigen adem staart.

Het was gewoon te laat, zelfs het opgefokt klimaat krabde
zichzelf achter de wolken. Maar de dichters stonden klaar,
‘Barre Omstandigheden’ was hun geuzennaam,

het krassen van hun pen dreef het landsbestuur al in het nauw,
en zie: daar werd een van hen op de troon gehesen
waarna de koersen kelderden en vaak de stroom uitviel,

en dat met die bittere koude. Niks te vreten, nog geen dreumes
van de revolutie, zo die er al was. Er verrezen de partijen
die het vers hadden afgeschaft. Massamars, omwenteling,

en toch maar weer het geld.

 

De morgen

Het waren de dagen dat de poëzie zich schuilhield.
Voor het staaroog van de grijsaard als een eindeloze dageraad.
Voor het kinderbrein als een voorgoed geschrapt verouderen.
Voor het zwarte als een pirouette van primaire kleuren.

De wegstervende echo van het geïnspireerde woord
werd nog af en toe gehoord door wie de stekkers
uit elk toestel trok, maar de online geblevenen
viel het niet eens op dat ze nooit meer neurieden.

En niemand die nog pleitte voor afschaffing van het parlement,
die hol keffende achterhoede van de samenleving,
of voor het hangen van zes manen aan een stapelwolk
of het oplossen van de frontlijn in een pornografisch hologram.

Er waren geen woorden voor het lang verwachte andere.
Men sprak er op gelijke wijze niet eens schande van.
Men sprak algauw in het geheel nog slechts fragmenten.
En daar ging ook de klank als een ontsnapte heliumballon.

Weinigen bemerkten dat nieuwslezers hard vloekten
bij de aankondiging van elk uiterst schaars bericht.
Nondeju die klotesport en nondeju dat kutweer.
En elk meisje dat wel kussen wilde werd door tachtig man verkracht.

Het waren de dagen die wij heden morgen noemen
of de morgen dat wij reeds ach en heden zuchten.

 

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)
Cover

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga, Richard Adams, James Barrie”

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

Ontwakend zelfportret
Voor Remco Campert

Terwijl ik de tram in stapte dacht ik aan de zee.
Maar al wat er ruiste, wat er aan golven brak
stak aan een draadje in de meeste oren om mij heen.
En laten we ter stede maar niet spreken van de geuren.

Toch was het een prachtdag: de zon verscheen
boven de Herengracht, die licht begon te geven,
de mooiste meisjes fietsten blozend door de
katerloze ochtend, en nergens een hinderlaag.

Ik spoorde rustig voort, ik leefde op omdat ik dacht
dat ik het verplicht was aan mijn omgekomen liefde.
Men zit vast aan iets waarin men ging geloven
al betwijfelt men dat minstens even sterk.

Hoop en vrees, een koppig koppel dat elkaar
nooit loslaat, maar ik spoorde rustig voort
langs regel na stillere regel, hopend op de volgende,
vrezende dat die niet kwam – al hoeveel jaar.

Museumplein, ik moest eruit en alles klopte weer.
Ik stak schuin over het gras naar mijn nieuwe
uitgeefhuis, het vers was bijna af, een merel
zong brutaal op het Amerikaanse consulaat.

Dit was de dag, ik keek omhoog, ja, dit was de dag.

 

Uit: Doodsbloei

Ben jij het, liefste, ben je alles nu?
Stem die de diepste tonen zingen kan?
Gras dat koorddanst op een duinrug,
zon die opvlamt uit een vennetje?

Is het de zee waarmee je aanruist nu,
het nauw hoorbaar vallen van een blad?
Knipoog je vliegtuigstrepen aan de lucht
en plaag je me gewoon maar wat?

Naar het waarom zal ik niet langer vragen.
Geen enkel antwoord was bevredigend,
het leidde slechts tot feller onbehagen.

Vlieg dus maar rond en wees het lied
dat wij elkaar nog altijd kunnen geven,
allebei de tekst en allebei de melodie.

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

Nostalgische priëlen

I
‘ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
alles verjongt zich, behalve de ziel,
groter de kloof met wie je al was –
ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
 
de zon zal een onbetrouwbare gloed in het daglicht leggen
en een voorspelde profetie uit de hanen geselen
de doden zullen er slijpen de zeisen en
wankelen naar het vruchtbare veld, en moeders
zullen hoeren zijn als zij dragen de vrucht van je vlees.
 
nee, ga niet ruggelings in nostalgische priëlen.
een kim verheft zich uit het gras en noemt zich
levensdoel; daarachter dansen duizend zwarte
kimmen op een rij. er zal geen vrijgesproken oog
opnieuw details vergulden met een milde tong van binnen.
 
en wat er torent heeft naam en schaduw.
bestrijkt met grote macht de aanzet tot gedachten
die vervagen achter de gestalten van de zo even
nog klinkende dingen, dus nee:
ga niet ruggelings in nostalgische priëlen…’

II
‘… of in de violette winter waar de jeugd patent op heeft,
waar portieken fonkelen van blozende omhelzingen,
achter ouderwetse vensters, in de schemerende serres,
beosnavels glanzen als een bloeddoorlopen oog,
waar lantarenlicht zich uitrekt als een majesteit,
stiller dan de jaren vijftig weer de jonge vrouwen lachen
en zich statig weten in hun drachtige heelal,
waar lopers op de sloten passen met een zucht
van heimwee, houtrook uit een woonboot een moment
een meeuw verbijstert en hem verbrande veren geeft
waar de zolders gloeien voor een redeloze toekomst
en gipsen cherubijnen tegen de beroete gevels
geen wolkjes adem zuchten, maar verdomd: van goud.’

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Charles Simic, Jotie T’Hooft, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

De mist vriest aan

De mist vriest aan: het bos is wit.
Vier harige uitheemse ossen,
huiverend, hun kop gebogen,
staren naar de harde mossen.
Ik schrik ervan hoezeer zij lijken
op een mens die al zijn dromen
plots is kwijtgeraakt en weet
er niks voor in de plaats te krijgen.
Goed, nieuwe winter aan de kust,
de gloed van waanzin in mijn ogen
dempt je kou die door mijn leden trekt,
dus ik maak me niet meer druk
om wat oprukt tussen de bomen,
de tanden blinkend in de gesperde bek.

 

Onder de lichtboom (Fragment)

Zoals golven, zonder duidelijk begin,
misschien als rimpeling veroorzaakt
door een vis, zich naargelang de wind,
onstuimig of gedwee, verheffen uit de zee
– hun uitwaaierend schuim al zien
ontbloeien tot bewolking –, en een
moment in evenwicht van gravitatie
en cohesie wachten op het breekpunt
waarvoor zij zich gesteld zien door
de wereld der verschijnselen,

zo raakt ook de mens – geboren uit het weids
gebaar van een korrel zand – op de toppen
van zijn bloei, zijn wil, zijn werk, zijn visie,
er plots van doordrongen dat hij ten hemel
dacht te reiken in een almaar magistraler
expanderend vergezicht, maar in feite slechts
zijn idolen achterna stuift op de rimpelloze stranden
terwijl nieuwe kelen fluisteren van het tegenlicht
dat al in de ogen van de volgelingen openbreekt,
verwonderd hoe virtuoos en hoe viriel dat gaat,

en staat men op een dag – het regent zonder twijfel,
onzekerheid beweegt de lucht –  onder een boom
in juni, telt als voor het eerst de vingers van zijn
hand, leest in de nerven van een blad de vele
namen van de liefdes die men dacht verdrongen,
en huivert, voelt opnieuw de oude kou van
afscheid nemen, het nieuwe schrijnen in de wond
die ons doet wankelen, en die boom in juni, sacraler
dan een kathedraal, breder dan een boulevard,
staat daar maar – al meer dan honderd jaar.

 
Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian, Alan Bennett, Lucian Blaga”

Jacques Perk, Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian

Bij Hemelvaartsdag

 

 

The Ascension door Benjamin West, 1801

 

 

Hemelvaart
Est deus in nobis

De ronde ruimte blauwt in zonnegloed
En wijkt ver in de verte en hoog naar boven:
Mijn ziel wiekt als een leeuwriklied naar boven
Tot boven ‘t licht haar lichter licht gemoet.

”Zij baadt zich in den lauwen aethervloed,
En hoort met hosiannaas ‘t leven loven;
Het floers is wèg van de eeuwigheid geschoven
En goddlijk leven gloeit in mijn gemoed.

De hemel is mijn hart en met den voet
Druk ik loodzwaar den schemel mijner aard’,
En, nederblikkend, is mijn glimlach zoet.

Ik zie daar onverstand en zielevoosheid…
Genoegen lacht… ik lach… en met een vaart
Stoot ik de wereld weg in de eindeloosheid.-

 

JacquesPerk (10 juni 1859 – 1 november 1881)

Lees verder “Jacques Perk, Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Leopold Andrian”

Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Bulat Okudzhava, Leopold Andrian

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

Tijding

Nu de Grote Nieuwe Laatste Moederlijke Oorlog
slechts drie weken duurde, honderddrieënzeventig
doden snik aan onze kant, enkele tienduizenden
bij nou ja de vijand, en het lentezonnetje schijnt
en op het balkon bloeien de planten allerkleurigst

nu de wapenen gesproken de schedels gespleten
de ledematen bloederig uit de moskeeën trippelen
bovendien de gramstorige lama op een berg in India
zijn glas gekookt water drinkt en het verder wel gelooft

nu de rivieren allemaal zijn omgelegd en van de zee
landinwaarts stromen, de paden op de lanen in,
dorpen bergen lijken allerwegen overstromen

en de vissen ach de vissen zie hen eens vakantie vieren
achter hun vissenogenkleine zonnebrillen want zij kennen
het bestraald geweten van de generaal de kardinaal
de pederast en zelfs de pronograaf in celibaat

als de vissen mensen wisten zouden zij wenen de zee
als de vissen eens wisten dat zij reeds weenden de zee

nu de lange tijd die ons werd gegeven plots nogal verkort
begint te lijken op de droom waar je al half uit ontwaakt
met scherven op je ogen en een suizen in de oren
– het terneergestort lawaai van de gewonnen strijd –

nu ziet het er toch echt naar uit dat de kruik zeer lang
te water ging langer nog dan dorst verdroeg te lang
want statig zinken reeds de barsten in een schotschrift
dat amper opgesteld de vinger alweer op de trekker legt
en die in slow motion met veel tromgeroffel overhaalt.

Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

Lees verder “Pieter Boskma, Jotie T’Hooft, Charles Simic, Jan Drees, Bulat Okudzhava, Leopold Andrian”