Ascension (Malcolm Guite), Markus Breidenich

 

Bij Hemelvaartsdag

 

De Hemelvaart door James Thornhill, jaren 1720

 

Ascension

We saw his light break through the cloud of glory
Whilst we were rooted still in time and place
As earth became a part of Heaven’s story
And heaven opened to his human face.
We saw him go and yet we were not parted
He took us with him to the heart of things
The heart that broke for all the broken-hearted
Is whole and Heaven-centred now, and sings,
Sings in the strength that rises out of weakness,
Sings through the clouds that veil him from our sight,
Whilst we our selves become his clouds of witness
And sing the waning darkness into light,
His light in us, and ours in him concealed,
Which all creation waits to see revealed .

 

Malcolm Guite (Ibadan, 12 november 1957)
De Dominicaanse Kapel in Ibadan, Nigeria

 

De Duitse dichter en schrijver Markus Breidenich werd geboren in Düren op 18 mei 1972. Zie ook alle tags voor Markus Breidenich op dit blog.

 

Sound Check

Soms glijdt

uit het niets een pick-upnaald
over de oneffenheden van de hemel.

Men ontdekt in de leisteen de
originele persing van The Velvet Underground.

Uit de groeven van de platen mixolydisch:
Tektoniek. Door de ether dringt

vogelgetjilp. Uit de soundtrack ontstonden
de jaarringen.

Iemand verzamelt de schellak van
scherven schors . Aan wolkenkrabbers

voltrekt het leven zich in grote sprongen.
Evergreen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Markus Breidenich (Düren, 18 mei 1972)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 18e mei ook mijn blog van 18 mei 2020 en eveneens mijn blog van 18 mei 2019 en ook mijn blog van 18 mei 2018 en eveneens mijn blog van 18 mei 2014 deel 2.

Ascension day (Michael Symmons Roberts), Maxwell Bodenheim

 

Bij Hemelvaartsdag

 

De Hemelvaart van Christus. Glas-in-loodraam in de Saint Joseph Catholic Church in Somerset, Ohio

 

Ascension day

In the Blue Lobster Café backyard,
the head chef – arms outstretched –
bears what looks like a body,

but conjures six cook’s shirts,
hot-laundered, pegged out,
dripping in a drench of sun.

As they dry, their half-hearted
semaphore becomes
more urgent, untranslatable.

Sex and death are in the air
this May morning: pollen and spent
blossom on an aimless breeze;

crab-backs, prawn skins, clams,
black-violet mussel shells,
all reek in sun-baked bin-sacks.

 

Michael Symmons Roberts (Preston, 13 oktober 1963)
De St Walburgiskerk in Preston, Lancashire

 

De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zie ook alle tags voor Maxwell Bodenheim op dit blog.

 

Merkteken van je stem

Merkteken van je stem, een dageraad
Die kleine gebaren op mijn voorhoofd laat vallen,
Terwijl sluimergedachten in mijn hoofd opkomen
En koddig en verward terugzwaaien.
Pijn heeft geschertst met de wervelende nacht
En beide verdwijnen als een onuitsprekelijk gebed,
Dus, maak van je stem een dageraad
Die kleine gebaren op mijn voorhoofd laat vallen.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Maxwell Bodenheim (26 mei 1892 – 6 februari 1954)
Hier met zijn tweede echtgenote Ruth Fagin rond 1952

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e mei ook mijn blog van 26 mei 2021 en ook mijn blog van 26 mei 2020 en eveneens mijn blog van 26 mei 2019 en ook  mijn blog van 26 mei 2018.

Ascension Day (Christina Rossetti), Kathleen Jamie

 

Bij Hemelvaartsdag

 

Hemelvaart van Christus door Il Garofalo (Benvenuto Tisi), 1520

 

Ascension Day

“When Christ went up to Heaven the Apostles stayed”
Gazing at Heaven with souls and wills on fire,
Their hearts on flight along the track He made,
Winged by desire.

Their silence spake: “Lord, why not follow Thee?
Home is not home without Thy Blessed Face,
Life is not life. Remember, Lord, and see,
Look back, embrace.

“Earth is one desert waste of banishment,
Life is one long-drawn anguish of decay.
Where Thou wert wont to go we also went:
Why not today?”

Nevertheless a cloud cut off their gaze:
They tarry to build up Jerusalem,
Watching for Him, while thro’ the appointed days
He watches them.

They do His Will, and doing it rejoice,
Patiently glad to spend and to be spent:
Still He speaks to them, still they hear His Voice
And are content.

For as a cloud received Him from their sight,
So with a cloud will He return ere long:
Therefore they stand on guard by day, by night,
Strenuous and strong.

They do, they dare, they beyond seven times seven
Forgive, they cry God’s mighty word aloud:
Yet sometimes haply lift tired eyes to Heaven—
“Is that His cloud?”

 

Christina Rossetti (5 december 1830 – 27 december 1894)
De kerk St Bartholomew the Great in Londen, de geboorteplaats van Christina Rossetti

 

De Schotse dichteres Kathleen Jamie werd geboren op 13 mei 1962 in Currie, Edinburgh. Zie ook alle tags voor Kathleen Jamie op dit blog.

 

De waterspreeuw

Het was winter, bijna ijskoud,
Ik liep door een sparrenbos
toen ik zag hoe uit de waterval
een eenzame vogel opdook.

Hij lichtte op vanaf een vochtige rots,
en, terwijl het water domweg verder viel,
perste hij uit zijn eigen keel een
soepel, niet in te dammen lied.

Het is niet aan mij om te geven.
Ik kan deze vogel niet naar mijn hand lokken,
die de diepte van de rivier kent
maar erover zingt op het land.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Kathleen Jamie (Currie, 13 mei 1962)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 13 mei ook mijn blog van 13 mei 2020 en eveneens mijn blog van 13 mei 2019 en ook mijn blog van 13 mei 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Christi Himmelfahrt (Annette von Droste-Hülshoff ), Robert Creeley

 

Bij Hemelvaartsdag

 

Christi Himmelfahrt. Altaarstuk door Jan Baegert in de Kirchspielkirche in Liesborn, 1517-22

 

Christi Himmelfahrt

Er war ihr eigen drei und dreißig Jahr.
Die Zeit ist hin, ist hin!
Wie ist sie doch nun alles Glanzes bar,
Die öde Erd’, auf der ich atm’ und bin!
Warum durft’ ich nicht leben, als sein Hauch
Die Luft versüßte, als sein reines Aug’
Gesegnet jedes Kraut und jeden Stein?
Warum nicht mich? Warum nicht mich allein
O Herr, du hättest mich gesegnet auch!

Dir nachgeschlichen wär’ ich überall
Und hätte ganz von fern,
Verborgen von gebüschesgrünem Wall,
Geheim betrachtet meinen liebsten Herrn.
Zu Martha hätt’ ich bittend mich gewandt
Um einen kleinen Dienst für meine Hand:
Vielleicht den Herd zu schüren dir zum Mahl,
Zum Quell zu gehn, zu lüften dir den Saal –
Du hättest meine Liebe wohl erkannt.

Und draußen in des Volkes dichtem Schwarm
Hätt’ ich versteckt gelauscht,
Und deine Worte, lebensreich und warm,
So gern um jede andre Lust getauscht;
Mit Magdalena hätt’ ich wollen knien,
Auch meine Träne hätte sollen glühn
Auf deinem Fuß; vielleicht dann, ach, vielleicht
Wohl hätte mich dein selig Wort erreicht:
Geh hin, auch deine Sünden sind verziehn!

Umsonst! Und zwei Jahrtausende nun fast
Sind ihrem Schlusse nah’,
Seitdem die Erde ihren süßen Gast
Zuletzt getragen in Bethania.
Schon längst sind deine Märtyrer erhöht,
Und lange Unkraut hat der Feind gesät;
Gespalten längst ist deiner Kirche Reich,
Und trauernd hängt der mühbeladne Zweig
An deinem Baume; doch die Wurzel steht.

Geboren bin ich in bedrängter Zeit;
Nach langer Glaubensrast
Hat nun verschollner Frevel sich erneut;
Wir tragen wieder fast vergeßne Last,
Und wieder deine Opfer stehn geweiht.
Ach, ist nicht Lieben seliger im Leid?
Bist du nicht näher, wenn die Trauer weint.
Wo Drei in deinem Namen sind vereint,
Als Tausenden in Schmuck und Feierkleid?

‘S ist sichtbar, wie die Glaubensflamme reich
Empor im Sturme schlägt,
Wie Mancher, der zuvor Nachtwandlern gleich,
Jetzt frisch und kräftig seine Glieder regt.
Gesundet sind die Kranken; wer da lag
Und träumte, ward vom Stundenschlage wach;
Was sonst zerstreut, verflattert in der Welt,
Das hat um deine Fahne sich gestellt,
Und jeder alte, zähe Firnis brach.

Was will ich mehr? Ist es vergönnt dem Knecht,
Die Gabe seines Herrn
Zu meistern? Was du tust, das sei ihm recht!
Und ist dein Lieben auch ein Flammenstern,
Willst läutern du durch Glut, wie den Asbest,
Dein Eigentum von fauler Flecken Pest:
Wir sehen deine Hand und sind getrost,
Ob über uns die Wetterwolke tost,
Wir sehen deine Hand und stehen fest.

 

Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 – 24 mei 1848)
Schloss Hülshoff bij Münster, waar de dichteres werd geboren.

 

De Amerikaanse dichter Robert Creeley werd geboren op 21 mei 1926 in Arlington, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Robert Creeley op dit blog.

 

Naar Lorca
voor M. Marti

De kerk is een bedrijf en de rijken
zijn de zakenlieden.
Als ze de klokken luiden, komen
de armen binnen en wanneer een arme man sterft, heeft hij een houten
kruis, en ze haasten zich door de ceremonie.

Maar wanneer een rijke man sterft, slepen
zij het sacrament naar buiten
en een gouden kruis, en gaan doucement, doucement
naar de begraafplaats.

En de armen zijn er dol op
en denken dat het te gek is.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Robert Creeley (21 mei 1926 – 30 maart 2005)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 21e mei ook mijn blog van 21 mei 2019 en ook mijn blog van 21 mei 2018.

Hoogtijden IV – Hemelvaart (Willem de Mérode)

Bij Hemelvaartsdag

 

 Hemelvaart door Francisco Camilo, 1651

 

Hoogtijden IV – Hemelvaart

Zij vroegen, waarom ik naar boven tuur,
Daar ‘k U, een stipje, zag verdwijnen,
Ik dacht, Gij zoudt de wolk doorschijnen,
Als een fel vuur.

En toen hun stille licht beneden kwam,
Heeft ’t langs mijn oogen niet geblonken.
Ik stond in aandacht weggezonken….
Toen zag ‘k hun witte vlam.

Nu weet ik, dat Gij zit ten troon
En van mij spreekt bij Uwen Vader.
O, wat komt nu mijn hart Hem nader!
Mijn Broeder is Zijn Zoon!

Want nu ik deel heb aan Uw bloed,
Uw dood, Uw leven,
Nu kan Hij U niets geven,
Dat Gij niet met mij deelen moet.

Wat deert mij dan de korte dag,
Dat Gij zijt weggenomen?
Zij zeggen, dat Gij weer zult komen,
Zooals ‘k U zag.

’t Is maar een weinig donkerheid.
‘k Zie reeds der wolken randen
Van goud en zilver branden,
Wijl Gij er achter zijt.

Straks, plotseling, rijst Uw gezicht.
En ik zal met U blinken.
Mij overzinken
De stroomen van Uw licht.

 

Willem de Mérode
(2 september 1887 – 22 mei 1939)
Spijk (Groningen),
de geboorteplaats van Willem de Mérode

 

Zie voor de schrijvers van de 30e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

De hemelvaart (Nicolaas Beets)

 

Bij Hemelvaartsdag

 

 
Christi Himmelfahrt. Schilderij boven het hoofdaltaar in de Hofkirche, Dresden, door Anton Raphael Mengs, 1756

 

De hemelvaart
Handel. I. v. 4-12.

De verlatenen

Hij heeft voor ’t laatst den Berg bestegen,
En zijn disciplenschaar met Hem;
Nu klinkt nog eens zijn vriendenstem,
En uit zich in den jongsten zegen;
Daar rijst voor hun verbijsterd oog,
De Heer, nog zegenend omhoog,
En zweeft den ruimen hemel tegen.

Gewis ten hemel moest Hij varen,
Die uit den hemel was gedaald;
Die onder menschen had gedwaald,
Hernam ’t gebied der Englenscharen;
Het elfgetal, verstomd van schrik,
Staat met onafgewenden blik,
En houdt niet op Hem na te staren.

Maar ras onttrekt Hem aan hunne oogen
Een wolk, die om Hem henen zweeft,
En den verheven Christus heeft
Als met een wijd gewaad omtogen.
Is dit de wolke, die voorheen,
Op Isrels heiligdom verscheen,
Der heerlijkheid van God den Hoogen?

De Jongren waren diep verslagen,
En hielden ’t hoofd ter aard gebukt,
Als van een vreemden droom gedrukt,
En durfden vraag noch uitroep wagen.
Hun Heer was heerlijk weggegaan!
Maar wie, wie zou hun ziel voortaan
Versterken, leeren, onderschragen?

Weer beuren zij den blik ten hoogen,
Of niets meer zichtbaar zij van Hem!
– Daar vangt hun oor een hemelstem;
Twee Englen stonden voor hun oogen:
‘Gij Galileërs, staart niet meer!
Uw Heer komt even zeker weer,
Als Hij van u is weggetogen!’

Zoo treurt niet als verlaten weezen,
Keert weder naar Jeruzalem;
Gedenkt, vereert, verkondigt Hem;
Hij zal ook deze smart genezen.
Gaat henen en verwacht den Geest.
Hij komt, Hij komt op ’t Pinksterfeest!
De Zone Gods zij luid geprezen!

 

 
Nicolaas Beets (13 september 1814 – 13 maart 1903)
Koepel van de Sint Bavo kathedraal in Haarlem, de geboortestad van Nicolaas Beets

 

Zie voor de schrijvers van de 10e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Hemelvaart (Gabriël Smit)

Bij Hemelvaartsdag

 

 
L’Ascension door Gustave Doré, 1879

 

Hemelvaart

Wat hebben zij gezien ? Er was
iets van u, een stem, een oogopslag,
een trillend licht in hun midden,
handen die andere wilden vinden,
een lichaam herinnering, doorzichtig
omringd binnen een landschap van
eindelijk vrede, iets van overkant,
nu nog hier, zwijgend, maar straks
overal opengebroken naar vruchtbare
dalen geluk : waar zij stonden
zagen zij het al allerwegen vervuld, over
het golvende land rondom stroomde
koren, oogsten te zwaar om te dragen,
psalmen van dank, want het zou eigen
zijn, hij had het beloofd, hij reikte
zelf de vlammende schoven aan,
de druiventrossen, de gouden raten
en het nieuwe lied.

Maar hij week,
alles scheen plotseling onzeker, hij
was er wel, maar toch ook niet,
hij scheen van het toegezegde rijk
niet te willen weten, hij beloofde wel
iets van kracht, maar wanneer ? Zij
stonden met lege handen, harten met
nauwelijks nog vermoeden van toekomst
en voor ze konden vragen om zekerheid, was
hij verdwenen, ergens omhoog, achter
een raadselachtige wolk.

Maar uit
het hulpeloos lege land rondom rezen
onverhoeds twee mannen op, gestalten
schitterwit, en klonken stemmen van
vaste belofte : hij komt terug zoals
hij is gegaan. En ook die mannen
verdwenen weer, maar nu had het
landschap een andere horizon, een
verdere verte, midden op de dag
iets van morgenlicht, en zwijgend
in geluk daalden zij samen
van de berg, naar de mensenstad.

 

 
Gabriël Smit (25 februari 1910 – 23 mei 1981)
Utrecht, met in de verte de Dom. Gabriël Smit werd geboren in Utrecht.

 

Zie voor de schrijvers van de 25e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Christi Himmelfahrt (Theodor Körner)

Bij Hemelvaartsdag

 

 
Die Himmelfahrt Christi door Fritz von Uhde, 1897

 

Christi Himmelfahrt

Als Christus von den Todten auferstanden,
Erscheint er seinen trauernden Gefährten,
Die froh und schnell den Meister, den Verklärten,
Den eingebornen Gottessohn erkannten.

»Euch«, spricht der Herr, »erwählt’ ich zu Gesandten:
»Mein ist die Macht im Himmel und auf Erden;
»Wer an mich glaubet, der soll selig werden.
»Geht hin und lehrt und tauft in allen Landen!«

Jetzt segnet er noch einmal seine Treuen,
Zum großen Bund der Liebe sie zu weihen;
Dann trägt ihn eine Wolke himmelwärts.

Und betend sinken Alle hin im Staube;
Mit stiller Kraft vollendet sich der Glaube,
Der heil’ge Geist glüht siegend durch das Herz.

 

 
Theodor Körner (23 september 1791 – 26 augustus 1813)
De Hofkirche in Dresden. Theodor Körner werd geboren in Dresden

 

Zie voor de schrijvers van de 5e mei ook mijn vorige blog van vandaag.

Am Tage der Himmelfahrt Christi (Martin Opitz)

Bij Hemelvaartsdag

 

 
Ascensione di Cristo door Pietro Perugino, 1496-1500

 

Am Tage der Himmelfahrt Christi

Wie Christus auferstanden
Und nun entgangen war
Des finstern Todes Banden,
Zeigt’ er sich seiner Schar,
Ließ seine starke Hand
Noch vierzig Tage sehen;
Man hat ihn wohl erkannt
Aus dem, was ist geschehen.

Er sprach: Ihr Jünger, weichet
Von Solyma hier nicht,
Bis ihr die Tauf erreichet,
Die Gott euch selbst verspricht;
Die Zeit wird eilends sein.
Johannes hat genommen
Das Wasser nur allein,
Ihr sollt den Geist bekommen.

Ihr werdet ihn empfangen
Den Geist der Herrlichkeit,
Und solche Kraft erlangen,
Die reiche weit und breit:
Ihr sollt mir Zeugen sein
So weit der Bau der Erden
Durch meinen Sonnenschein
Erleuchtet pflegt zu werden.

Mit diesem wollt’ er enden,
Bis eine Wolke kam
Und ihn aus ihren Händen
Hin in den Himmel nahm,
Von da er nach der Zeit,
Wie er ward aufgenommen,
Mit großer Herrlichkeit,
Und Macht wird wiederkommen.

 ;<>
Martin Opitz  (23 december 1597 – 20 augustus 1639)
Parochiekerk “Maria-Hemelvaart” in Bunzlau. Opitz werd geboren in Bunzlau

 

Zie voor de schrijvers van de 14e mei ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Hemelvaart (Aart van der Leeuw)

 Bij Hemelvaartsdag

 

 
  Hemelvaart door Rembrandt Harmensz. van Rijn, 1636

 

Hemelvaart

Als ik beklim de zilvren treden,
Langzaam, en de aarde diep beneden,
Een klein insect in avondglans,
De vonk doet spranklen van zijn dans,

Laat mij dan in mijn armen dragen
De zacht gepelsde, die behagen
Zelfs in de schim zijns meesters vindt,
Warm aan zijn borst zich vleit, en spint;

En dat de hond, wild als een jongen,
Over de heemlen aangesprongen,
Blaffend met meteoren vecht,
En kwisplend ze aan mijn voeten legt;

Het milde rund laat met mij komen,
Het is misschien wat log voor dromen,
a denk, dat het toch ongevraagd
Zijn uier naar de melkweg draagt;

Dat ook de krekel, op wiens zingen
Ik vaak tot voor de troon mocht dringen,
Nu ik nog nader ben bij Hem,
Mij overweldge met zijn stem;

Laat dan de valk, die zonder vrezen
Tot in het hart der zon kan lezen,
De vleuglen uit elkander slaan,
Zodat de deuren opengaan,

En ik tezaam met mijn geleide,
Op een bebloemde lenteweide,
Een door de wind gebogen vlam,
Zal nederknielen voor het lam.

 


Aart van der Leeuw (23 juni 1876 – 17 april 1931)
Delft, wijk Hof van Delft, Buiyenwatersloot
(Aart van der Leeuw werd geboren in Hof van Delft)

 

Zie voor de schrijvers van de 29e mei ook mijn vorige blog van vandaag.