Bäume leuchtend (Johann Wolfgang von Goethe), Joseph Brodsky

 

 

Weihnachtsfeier in der Familie Leibl door Fritz Schider, ca. 1874

 

Bäume leuchtend

Bäume leuchtend, Bäume blendend,
Überall das Süße spendend.
In dem Glanze sich bewegend,
Alt und junges Herz erregend –
Solch ein Fest ist uns bescheret.
Mancher Gaben Schmuck verehret;
Staunend schau’n wir auf und nieder,
Hin und Her und immer wieder.

Aber, Fürst, wenn dir’s begegnet
Und ein Abend so dich segnet,
Dass als Lichter, dass als Flammen
Von dir glänzten all zusammen
Alles, was du ausgerichtet,
Alle, die sich dir verpflichtet:
Mit erhöhten Geistesblicken
Fühltest herrliches Entzücken.

 

Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 – 22 maart 1832)
Kerstmarkt in Frankfurt am Main, de geboorteplaats van Johann Wolfgang von Goethe

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

De ster van Bethlehem

In het kille jaargetij, in een streek meer aan warmte gewend
dan aan kou, meer voor vlakten dan voor bergen bestemd,
werd het kindeke geboren om Heiland te zijn.
Sneeuw stoof op, zoals dat ’s winters gaat in een woestijn.

Alles in de stal leek hem reusachtig groot: de moederborst,
de drie wijzen, de geschenken door hen hierheen getorst,
de gele damp uit de neusgaten van de ezel en de os.
Hij was slechts een stip, zo goed als de ster dat was.

Van verre, vanuit de diepten van het oneindig heelal,
keek de ster langs verspreide wolken naar de stal,
aandachtig en strak. En dit fonkelend licht
was de blik van de Vader, op het kind in de kribbe gericht.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Kerstmis in St. Petersburg, de geboorteplaats van Joseph Brodsky

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Michael Chabon, Joseph Brodsky

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: De wonderlijke avonturen van Kavalier & Clay (Vertaald door Gerda Baardman en C. Jonkheer)

“Jaren later, als Sam Clay op een stripboekconventie tegen een interviewer of tegen een publiek van bejaarde fans aan het oreren sloeg over de grootste schepping van hemzelf en Joe Kavalier, mocht hij graag vertellen dat hij als jongetje, aan handen en voeten gebonden in het luchtdicht afgesloten fust dat bekendstond als Brooklyn in New York, achtervolgd werd door dromen van Harry Houdini. ‘Voor mij was er geen verschil tussen Clark Kent in een telefooncel en Houdini in een pakkist,’ zette hij gewichtig uiteen op de WonderCon-manifestatie of in Angoulême of tegen de hoofdredacteur van The Comics Journal. ‘Je kwam er anders uit dan je erin was gegaan. Neem nou die eerste magische act van Houdini aan het begin van z’n carrière. Die heette “Metamorfose”. Het ging nooit alleen om ontsnappen. Het ging ook om transformatie.’ In werkelijkheid had Sammy als jongen hoogstens een terloopse belangstelling voor Harry Houdini en diens legendarische verrichtingen gekoesterd; zijn grote helden waren Nikola Tesla, Louis Pasteur en Jack London geweest. Toch klonk zijn verhaal over zijn rol — over de rol van zijn eigen verbeelding — bij het ontstaan van de Escapist volkomen geloofwaardig, net als al zijn mooiste verzinsels. Zijn dromen hadden inderdaad altijd iets Houdini-achtigs gehad: dromen van een pop die worstelde in zijn blinde cocon, snakkend naar een vleugje lucht en licht. Houdini was de held van kleine mannen, stadsratten en joden; Samuel Louis Klayman was dat alle drie. Hij was zeventien toen de avonturen begonnen: grote mond, misschien minder lichtvoetig dan
hij graag dacht, en, zoals veel optimisten, een tikkeltje opvliegend. Knap in conventionele zin was hij beslist niet. Zijn gezicht was een omgekeerde driehoek: breed voorhoofd, puntkin, pruillippen en een stompe, agressieve neus. Hij had een ronde rug en zijn kleren zaten nooit goed: hij zag er altijd uit alsof iemand hem net zijn lunchgeld had ontworsteld. ’s Ochtends toog hij er altijd op uit met de haarloze kaken van de onschuld zelve, maar tegen de middag was het begrip gladgeschoren vervlogen, al waren de landloperstoppels net niet donker genoeg om hem een stoer uiterlijk te geven. Hij vond zichzelf lelijk, maar dat kwam doordat hij zijn gezicht nooit ontspannen had gezien. Het grootste deel van 1931 had hij de Eagle rondgebracht om een stel gewichten te kunnen aanschaffen, die hij de acht jaar daarop elke ochtend had geheven tot de spieren als koorden op zijn armen, borst en schouders stonden; aan polio had hij zwakke spillebeentjes overgehouden. Van top tot teen mat hij een meter vierenzestig. Evenals zijn vrienden vatte hij het als een compliment op als iemand hem bijdehand noemde. Hij beschikte over onjuiste maar gepassioneerde kennis van de werking van de televisie, atoomkracht en antizwaartekracht, en koesterde de ambitie — onder talloze andere —om zijn levensavond te slijten aan het warme zonnige strand van de Grote Pooloceaan op Venus. Hij was een allesverslindende lezer met een neiging tot zelfeducatie, op z’n gemak bij Stevenson, London en Wells, vol plichtsbesef jegens Wolk, Dreiser en Dos Passos en idolaat van S.J. Perelman, en het programma voor zelfeducatie fungeerde ook bij hem als dekmantel voor beschamender vormen van leeshonger. In zijn geval gold de stiekeme hartstocht — tenminste, een ervan — die tweederangslectuur barstensvol bloed en mysterie, de pulpboeken.”

 

Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

Een poolreiziger

Alle husky’s zijn opgegeten. Het dagboek blijkt
vol te zijn. Maar de woordenkralen gaan hun gang
op de foto van zijn eega; als een moesje prijkt
de vermoedelijke datum op haar wang.
Nu het kiekje van zijn zus. Hij spaart er niet één:
vermeld moet immers de bereikte breedtegraad!
En gangreen kruipt omhoog langs zijn been,
als de netkous van een meid die op de bühne staat.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Portret van Joseph Brodsky door Alex Shirshov, z.j.

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2020 en eveneens mijn blog van 24 mei 2018 en ook mijn blog van 24 mei 2015 deel 2.

Der kleine Nimmersatt (Heinrich Seidel), Joseph Brodsky

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

Christmas Morning door Ronald Bayens, 2019

 

Der kleine Nimmersatt

Ich wünsche mir ein Schaukelpferd,
’ne Festung und Soldaten
und eine Rüstung und ein Schwert,
Wie sie die Ritter hatten.

Drei Märchenbücher wünsch’ ich mir
Und Farbe auch zum Malen
und Bilderbogen und Papier
Und Gold- und Silberschalen.

Ein Domino, ein Lottospiel,
Ein Kasperletheater,
Auch einen neuen Pinselstiel
Vergiss nicht, lieber Vater!

Ein Zelt und sechs Kanonen dann
Und einen neuen Wagen
Und ein Geschirr mit Schellen dran,
Beim Pferdespiel zu tragen.

Ein Perspektiv, ein Zootrop,
’ne magische Laterne,
Ein Brennglas, ein Kaleidoskop –
Dies alles hätt’ ich gerne.

Mir fehlt – ihr wisst es sicherlich –
Gar sehr ein neuer Schlitten,
Und auch um Schlittschuh’ möchte ich
Noch ganz besonders bitten.

Um weiße Tiere auch von Holz
Und farbige von Pappe,
Um einen Helm mit Federn stolz
Und eine Flechtemappe.

Auch einen großen Tannenbaum,
Dran hundert Lichter glänzen,
Mit Marzipan und Zuckerschaum
Und Schokoladenkränzen.

Doch dünkt dies alles euch zu viel,
Und wollt ihr daraus wählen,
So könnte wohl der Pinselstiel
Und auch die Mappe fehlen.

Als Hänschen so gesprochen hat,
Sieht man die Eltern lachen:
“Was willst du, kleiner Nimmersatt,
Mit all den vielen Sachen?

Wer so viel wünscht” – der Vater spricht’s –
“Bekommt auch nicht ein Achtel –
Der kriegt ein ganz klein wenig Nichts
In einer Dreierschachtel.”

 

Heinrich Seidel (25 juni 1842 – 7 november 1906)
Kapelletje in Perlin, de geboorteplaats Heinrich Seidel

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

VERBEELD JE…

Verbeeld je, bij kaarslicht, de stal op die avond,
gebruik om de kou daar te voelen wat neervalt
in vlokken, om honger te voelen de afwas
en voor de woestijn al wat draait rond de aardas.

Verbeeld je de stal in de nacht na die avond,
Maria en Jozef en, meer op de voorgrond –
je rimpels zijn prooi van een handdoek geworden –
het slapende Kindje in doeken gewonden.

Verbeeld je drie koningen, drie karavanen,
drie stralen veeleer die de ster nader kwamen,
kamelen, hun vracht en ’t geklingel van bellen
(het Kindeke had nog niet veel te vertellen,
verdiende geen galmende klokken op voorhand).
Verbeeld je de Heer die op peilloze afstand
Zichzelf voor het eerst in de Heiland herkende:
een dakloze in een geboren ontheemde.

 

Vertaald door Peter Zeeman

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Sint Petersburg, de geboorteplaats van Joseph Brodsky in de Kersttijd

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Michael Chabon, Joseph Brodsky

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: The Amazing Adventures of Kavalier and Clay

IN LATER YEARS, holding forth to an interviewer or to an audience of aging fans at a comic book convention, Sam Clay liked to declare, apropos of his and Joe Kavalier’s greatest creation, that back when he was a boy, sealed and hog-tied inside the airtight vessel known as Brooklyn, New York, he had been haunted by dreams of Harry Houdini. “To me, Clark Kent in a phone booth and Houdini in a packing crate, they were one and the same thing,” he would learnedly expound at WonderCon or Angoulême or to the editor of The Comics Journal. “You weren’t the same person when you came out as when you went in. Houdini’s first magic act, you know, back when he was just getting started. It was called ‘Metamorphosis.’ It was never just a question of escape. It was also a question of transformation.” The truth was that, as a kid, Sammy had only a casual interest, at best, in Harry Houdini and his legendary feats; his great heroes were Nikola Tesla, Louis Pasteur, and Jack London. Yet his account of his role—of the role of his own imagination—in the Escapist’s birth, like all of his best fabulations, rang true. His dreams had always been Houdiniesque: they were the dreams of a pupa struggling in its blind cocoon, mad for a taste of light and air.
Houdini was a hero to little men, city boys, and Jews; Samuel Louis Klayman was all three. He was seventeen when the adventures began: bigmouthed, perhaps not quite as quick on his feet as he liked to imagine, and tending to be, like many optimists, a little excitable. He was not, in any conventional way, handsome. His face was an inverted triangle, brow large, chin pointed, with pouting lips and a blunt, quarrelsome nose. He slouched, and wore clothes badly: he always looked as though he had just been jumped for his lunch money. He went forward each morning with the hairless cheek of innocence itself, but by noon a clean shave was no more than a memory, a hoboish penumbra on the jaw not quite sufficient to make him look tough. He thought of himself as ugly, but this was because he had never seen his face in repose. He had delivered the Eagle for most of 1931 in order to afford a set of dumbbells, which he had hefted every morning for the next eight years until his arms, chest, and shoulders were ropy and strong; polio had left him with the legs of a delicate boy. He stood, in his socks, five feet five inches tall. Like all of his friends, he considered it a compliment when somebody called him a wiseass. He possessed an incorrect but fervent understanding of the workings of television, atom power, and antigravity, and harbored the ambition—one of a thousand—of ending his days on the warm sunny beaches of the Great Polar Ocean of Venus. An omnivorous reader with a self-improving streak, cozy with Stevenson, London, and Wells, dutiful about Wolfe, Dreiser, and Dos Passos, idolatrous of S. J. Perelman, his self-improvement regime masked the usual guilty appetite. In his case the covert passion—one of them, at any rate—was for those two-bit argosies of blood and wonder, the pulps. He had tracked down and read every biweekly issue of The Shadow going back to 1933, and he was well on his way to amassing complete runs of The Avenger and Doc Savage.”

 

Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

Dido en Aeneas

De grote man keek door het raam,
Maar voor haar eindigde de wereld met de zoom
Van zijn brede Griekse tuniek
Die door de rijkdom van zijn plooien leek op een
Stilstaande zee.
………….Maar hij
Keek door het raam en zijn blik was op dit moment
Zo ver van deze plaats dat zijn lippen
Verstarden als een schelp waarin
Geruis verborgen ligt, en de horizon was in zijn drinkbeker
Onbeweeglijk.
……Maar haar liefde
Was niet meer dan een vis, die misschien in staat was
Achter zijn schip aan in zee te duiken,
De golven te doorklieven met een soepel lichaam
En hem zo misschien in te halen, maar hij,
Hij stapte in gedachten al aan land.
En de zee werd tot een zee van tranen.
Maar, zoals men weet, begint er juist op het moment
Van de wanhoop altijd een gunstige wind
Te waaien. En de grote held
Verliet Carthago.
……………………Zij stond
Voor de brandstapel die door haar soldaten
Onder de stadsmuur werd aangestoken
En zag hoe in het mistige schijnsel van de brandstapel
Dat beefde tussen vuur en rook
Carthago geluidloos uiteenviel

Lang voor de profetie van Cato.

 

Vertaald door Kees Verheul

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2020 en eveneens mijn blog van 24 mei 2018 en ook mijn blog van 24 mei 2015 deel 2.

Pfingsten (Ferdinand Schmatz), Joseph Brodsky, Michael Chabon

 

Prettige Pinksterdagen!

 

The Pentecost Painting door Mark Durham, z.j.

 

Pfingsten

brabbelnd dreht sich
ein, was eins will sein,
am zettel, schrift –
so züngelts halt das an,
was braust, und oben hallt
als mancher töne stoss,
so stimmt es das, was sausend
alle himmel formt, die lautwand hoch
– wo sprache weinend fliesst
besagten brabblern durch
der kehle fell,
getränkt hin bis zum bruch,
gespalten
(nun das buch) –

ja, so walten sie des ganzen,
teil für heil, der stift jedoch,
der hellt im schein
des fackelns nicht so richtig auf
was sinnt –
denn richtig grell
brennt nichts mehr an,
gefeuertes geht aus,
entgeistert schlägt es
mundwärts selbst das tor
– zu kunden – nur noch auf,
und lockt mit glocken
zu feste, das was hellt,
das bildet aber nichts mehr aus,
doch brockt es ein:
was rede ruhe war, wird schal,
im rauch der bilder liegen worte,
brach
(im brauch) –

sirren sie dann los,
was jetzt war freut sich
– unten –
nicht mal an sich selbst,
weil sichs verdreht
und nichts versteht
(was ist, geschrieben steht) –
gesetzt hinüber
bleibt es,
unlesbar und süsst
der reben sinn im dann,
danach (ist wann):
vom eigenen gelöst
durch fremder zunge stock
schlägt es das eine wie das andre auf
– taub –
und legt sich so das ganze
wieder einmal hin und aus
– so dass die glosse lallt

 

Ferdinand Schmatz (Korneuburg, 3 februari 1953)
De Egidiuskerk in Korneuburg

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

God woont niet op het dorp…

God woont niet op het dorp in kamerhoeken
zoals de spotter denkt, maar overal.
Hij zegent dak en bord en schouderdoeken
en maakt geen deur te breed of ooit te smal.
Hier op het land leeft God in alle dingen,
kookt ’s zaterdags zijn linzen in de pan,
danst loom op vuur, hurkt neer om op te springen,
knipoogt mij toe als zijn vertrouwensman.
Hij maakt het hek, maakt meisjes echtgenote
van koddebeiers en zorgt voor de grap
dat wéér de stroper er heeft naast geschoten,
de eend weer aan de weitas is ontsnapt.

De kans dat je dit allemaal bekijkt
– wanneer de herfstwind fluit of als het mist –
is in het dorp daarbij het enig blijk
van Gods genade voor de atheïst.

 

Vertaald door Charles B. Timmer

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Portret door Aleksey Moroz, 2011

 

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: Telegraph Avenue

“Thank you for telling me that,” Obama said. “You know, I could hear it in his playing. Something grieving. But I didn’t know what it was.”
“Mr. Jones was his own kind of shiftless fool,” she said gently. “A musician. He made, I guess he made, all these elaborate plans for his funeral, a marching band, a Cadillac hearse.” She shook her head. “The past two weeks, when we could have been getting ready for the baby, en­joying our last time alone together? My husband chose to spend them in the garage, repairing that dusty old dinosaur of an amplifier over there. Now, with a month to go? He’s going to get caught up in all this funeral foolishness. Instead of what he should be focusing on.”
“But you know,” the senator said, “I, I understand your frustration. We’ve all heard, we all know how musicians can be. But traveling around, campaigning, at home, around the country, I have seen a lot of people, met a lot of people. The lucky ones are the people like your husband there. The ones who find work that means something to them. That they can really put their heart into, however foolish it might look to other people.”
“You’re right,” she said. “I have been wasting my life.”
“Oh, don’t be too hard on the brother, now,” he said, trying to keep his tone light.
“I don’t mean him,” she said. “I mean, I do, but I don’t. I mean what you said about work. About putting your heart and soul into something meaningful. Thank you for that.”
She shook his hand with a puzzling solemnity.
The band was silenced, the guests assembled, and Barack Obama loped into the living room, at ease and smiling. He stood against a high wall painted cinnamon brown, under a display of retablos, battered squares of scrap tin and steel on which credulous souls of Mexico had painted, with painful and touching simplicity of technique, scenes that depicted their woes and expressed in stark terms their gratitude to the Holy Mother of God or various santos and santas for the granting of relief. The state senator seemed to at least one observer to feel the weight of such wishes upon him. He paused for a couple of seconds before opening his remarks.

 

Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2020 en eveneens mijn blog van 24 mei 2019 en ook mijn blog van 24 mei 2015 deel 2.

Weihnachten (Theodor Storm), Kerstgedicht (Joseph Brodsky)

 

Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!

 

Weihnachten in Niederbobritzsch/Sachsen mit Kirche und Pfarrhaus door Burkhard Foltz, 2015

 

Weihnachten

Mir ist das Herz so froh erschrocken,
das ist die liebe Weihnachtszeit!
Ich höre fern her Kirchenglocken
mich lieblich heimatlich verlocken
in märchenstille Herrlichkeit.

Ein frommer Zauber hält mich wieder,
anbetend, staunend muß ich stehn;
es sinkt auf meine Augenlider
ein goldner Kindertraum hernieder,
ich fühl’s, ein Wunder ist geschehn.

 

Theodor Storm (14 september 1817 – 4 juli 1888)
Husum, de geboorteplaats van Theodor Storm, in kerstsfeer

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

Kerstgedicht

Stel je eens voor, die nacht een lucifer afstrijken
en door de kieren in de vloer de kou meekrijgen;
neem een leeg bord om daar een maaltijd op te missen
en voel vervolgens de woestijn – die overal is.

Stel je de stal voor: daar een lucifer afstrijken
en naar de beesten en de vuurkorf, het gereedschap kijken
en met een handdoek je gezicht afdrogen: zo misschien
het ingepakte kind en Jozef en Maria zien.

Stel je de wijzen voor, de trage karavanen
richting de stal, drie lijnen, overal vandaan,
richting de ster. De lading kraakt, een koebel klinkt,
het schemert donkerblauw boven het kind
dat zelf geen klokken hoort – die moet hij nog verdienen.

En stel je God voor in het verre donker
die voor het eerst zichzelf ziet in dit mensenkind –
een thuisloze die zich in deze thuisloze terugvindt.

 

Vertaald door Menno van der Beek

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
Portret door Robert Morgan, 1986

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 26e december ook mijn blog van 26 december 2018 deel 1 en ook deel 2 en eveneens deel 3.

Vader (Rutger Kopland), Michael Chabon, Joseph Brodsky

 

Bij een bijzondere verjaardag

 

De onzichtbare man door Salvador Dali, 1930

 

Vader, ik zie je gezicht weer, jaren
na je dood -bijna een schaduw
in deze ruimte, een schaduw
wit van de hitte -eenzame
steen in de hemel, de zee.


Een romeins veldherenhoofd, kapot
geslagen neus, opengereten mond,
lege oogkassen omhoog naar
de zon, in een woestijn.

Bijna een schreeuw nog om
deze dood.

Vader, je gezicht daar, zo’n
eiland waar nooit iemand
heeft gewoond, waar
nooit iemand komt.

 

Rutger Kopland (4 augustus 1934 – 11 juli 2012)

 

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: Moonglow

“Nothing can be done about a boy who throws cats out of windows,” said old Abraham, my grandfather’s grandfather, in his Pressburger German. Abraham ruled from his corner of the parlor that doubled as a dining room, enthroned atop his hemorrhoid donut among his books of commentary. It was nearly dark, one of the last free evenings of the summer.
“But what if he’s lost?” my grandmother said, for the thousandth or millionth time.
“He isn’t lost,” Uncle Ray said, issuing the finding that ultimately prevailed in the family Talmud. “He knows where he is.”
At that moment, he found himself under a boxcar, hiding from a railroad bull, a big man named Creasey with a film on his left eye and patches of carroty hair growing on parts of his face where no hair ought to be. Creasey had already thrashed my grandfather soundly a number of times that summer. The first time he had jerked my grandfather’s arm up behind his back so hard the bones sang. The second time he had dragged my grandfather across the yard by an earlobe, to the main gate, where he applied his boot heel to the seat of my grandfather’s trousers. My grandfather claimed the earlobe still bore the print of Creasey’s thumb. The third time Creasey caught my grandfather trespassing, he strapped him thoroughly with the leather harness of his Pennsy uniform. This time my grandfather planned to stay under that boxcar until Creasey moved on or dropped dead.
At last Creasey trampled his fifth cigarette, took another swig, and moved off. My grandfather counted to thirty and then slid out from under the boxcar. He brushed the grit from his belly, where the skin prickled. He spotted Creasey, carrying a knapsack, making for one of the little stucco houses scattered, here and there, across the lots. On his first forays into the Greenwich Yards my grandfather had been charmed by the idea that railmen were cottaged like shepherds among the herded trains. He soon determined that the little bungalows were no one’s habitations. They had mesh grilles over their blackwashed windows, and if you put your ear to their doors you could hear a thrum of power, and sometimes a thunk like the clockwork of a bank vault. Until now my grandfather had never seen anybody going into one, or coming out.
Creasey fished a keyring from his hip and let himself in. The door closed softly behind him.
My grandfather knew that he ought to head for home, where a hot supper and an operetta of reproach awaited him. He was hungry, and practiced in deafness and the formulation of remorse. But he had come here, today, to stand one final time at the top of one particular signal bridge that he had come to think of as his own, and tell another summer goodbye.”

 

Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

 

Debuut

1
Van de tentamenlast bevrijd, had zij
voor zaterdag een vriendje uitgenodigd;
’t was avond, en op tafel stond in ’t kaarslicht
de stevig dichtgekurkte rode wijn.

Maar zondagmorgen ving met regen aan;
en de logé sloop, een ervaring rijker,
steels weg en nam zijn kleren van de spijker,
die losjes in het pleisterwerk bleef staan.

Ze pakte van ’t burootje bij de muur
een beker, goot een restje thee naar binnen.
De woning sliep nog op dit vroege uur.
Ze lag in bad en voelde hoe in ’t midden

de bodem bladderde, en plotseling
kroop toen de leegte, licht naar badschuim geurend,
bij haar naar binnen via nog een opening,
die na vannacht bekend was met de wereld.


2
De hand, die stil de deur geopend had,
was – hij schrok op – besmeurd; hij stak hem weg en
het geld, nog van de wijn teruggekregen,
liet horen dat het in de voering zat.

De straat was leeg. Er dreven peukjes rond
in ’t water, stromend uit de regenpijpen.
Hij zag opnieuw het stucwerk en de spijker
en van zijn opgezwollen lippen klonk

ineens een vloek. De leegte bleef onaangedaan,
hij bloosde hevig en – bewust van ’t vreemde
van zijn gedrag – was door de grond gegaan,
als daar de trolleybus niet was verschenen.

Weer thuisgekomen, kleedde hij zich uit,
niet kijkend naar de sleutel, die nu afhing,
op vele deuren past en stonk naar zweet,
verbijsterd bij de allereerste draaiing.

 

Vertaald door Pieter Zeeman

 

Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2019 en ook mijn blog van 24 mei 2018 en ook mijn drie blogs van 24 mei 2015.

Wim Hijmans, Joseph Brodsky, Michael Chabon, Bob Dylan, Dolce far niente

 

Dolce far niente – Bij een bijzondere verjaardag

 

 
Vaders verjaardag door Mihály Munkácsy, 1882

 

In memoriam patris

O, nu moest hij maar sterven, zeiden wij,
want zo kan niemand leven, die zijn tijd
een levend mens was, vol van de verlangens
waardoor wij leven in bezetenheid.
Maar hij was hulpeloos als een kind geworden
en hij sprak zeer verward over de dagen
van zijn volwassenheid toen ik zijn kind was.
Hoe moeilijk is de mannelijkheid te dragen,
zijn vader als een kind gerust te stellen –
Doe nu je ogen dicht en ga maar slapen,
ga maar slapen en rust heerlijk uit,
hoor hoe die merel in de bomen fluit,
we krijgen regen, ga nu rustig slapen.
Praat niet zoveel, ja, ik blijf altijd bij je,
ik ga niet weg, ik ben toch steeds gekomen?
Je moet niet van die nare dingen dromen,
doe nu je ogen dicht, heus, ik blijf bij je. –
Hoe moeilijk is de mannelijkheid te dragen
als men een kind wil zijn en bij zijn vader schreien.
En hoe eenzaam waren je laatste dagen,
hoe stierf met jou het kind in mij en
hoe stierven mijn kindervragen.

 

 
Wim Hijmans (17 augustus 1926 – 1980)
De Nieuwe Kerk in Groningen, de geboorteplaats van Wim Hijmans

 

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

Uit: Anna Achmatova

“In het tijdperk dat wordt gekenmerkt door zoveel technische experimenten in de poëzie was zij opvallend non-avantgardistisch. Zo al met iets, dan kwamen haar middelen uiterlijk overeen met wat die golf van vernieuwingen veroorzaakte in de Russische poëzie net als overal elders tegen het einde van de vorige eeuw: met de kwatrijnen van de Symbolisten, alomtegenwoordig als gras. Vooralsnog werd deze uiterlijke overeenkomst door Achmatova opzettelijk gehandhaafd: daarmee zocht ze niet haar taak te vergemakkelijken maar de verschillen te verkleinen. Ze wilde gewoon eerlijk spel spelen zonder de regels geweld aan te doen. Kortom, ze wilde haar poëzie het gezicht op laten houden.
Niets onthult de zwakheden van een dichter zozeer als klassieke poëzie, en daarom wordt die op zo’n grote schaal ontweken. Een aantal regels onvoorspelbaar laten klinken zonder een komisch effect te veroorzaken of iemand anders te herhalen is een uiterst verwarrende zaak. Dit echo-aspect van strenge versmaten is heel vervelend, en daaraan ontkom je zelfs niet door de regel vol te stoppen met concrete fysieke details. Achmatova klinkt zo onafhankelijk omdat zij vanaf het prille begin wist hoe de vijand uit te buiten.
Dat deed ze door een collage-achtige verscheidenheid van de inhoud. Vaak behandelde zij binnen één couplet een veelheid van schijnbaar niet-verwante zaken. Als iemand in één adem spreekt over de ernst van haar ontroering, kruisbessebloesem en het aantrekken van haar linkerhandschoen aan haar rechterhand, dan beneemt dat je de adem – die in het gedicht het metrum is – in die mate dat je de herkomst ervan vergeet. De echo, met andere woorden, wordt ondergeschikt aan de discrepantie van objecten en verleent hun in feite een gemeenschappelijke noemer: hij is niet langer een vorm en wordt een norm van taalgebruik.”

 

 
Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)

 

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit: Gentlemen of the Road

“For a moment after the insult was hurled, the African went on eating, without looking up from the shatranj board, indeed without seeming to have heard the remark at all. Then, before anyone quite understood that a calumny so apposite went beyond the powers even of the myna and that the bird was innocent, this once, of slander, the African reached his left hand into his right buskin and, in a continuous gesture as fluid and unbroken as that by which a falconer looses his fatal darling into the sky, produced a shard of bright Arab steel, its crude hilt swaddled in strips of hide, and sent it hunting across the benches.
Neither the beardless stripling who was sitting just to the right of its victim, nor the one-eyed mahout who was the stripling’s companion, would ever forget the dagger’s keening as it stung the air. With the sound of a letter being sliced open by an impatient hand, it tore through the crown of the wide-brimmed black hat worn by the victim, a fair-haired scarecrow from some fogbound land who had ridden in, that afternoon, on the Tiflis road. He was a slight, thin-shanked fellow, gloomy of countenance, white as tallow, his hair falling in two golden curtains on either side of his long face. There was a rattling twang like that of an arrow striking a tree. The hat flew off the scarecrow’s head as if registering his surprise and stuck to a post of the daub wall behind him as he let loose an outlandish syllable in the rheumy jargon of his homeland.
In the fireplace a glowing castle of embers subsided to ash. The mahout heard the iron ticking of a kettle on the boil in the kitchen. The benches squeaked, and travelers spat in anticipation.
The Frankish scarecrow slipped out from under his impaled hat and unfolded himself one limb at a time, running his fingers along the parting in his yellow hair. He looked from the African to the hat and back. His cloak, trousers, hose and boots were all black, in sharp contrast with the pallor of his soft hands and the glints of golden whisker on his chin and cheeks, and if he was not a priest, then he must, thought the mahout, for whom a knowledge of men was a necessary corollary to an understanding of elephants, be a physician or an exegete of moldering texts.”

 

 
Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Amerikaanse zanger, songwriter en dichter Bob Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota. Zie ook alle tags voor Bob Dylan op dit blog.

 

Subterranean Homesick Blues

Johnny’s in the basement
Mixing up the medicine
I’m on the pavement
Thinking about the government
The man in the trench coat
Badge out, laid off
Says he’s got a bad cough
Wants to get it paid off
Look out kid
It’s somethin’ you did
God knows when
But you’re doin’ it again
You better duck down the alley way
Lookin’ for a new friend
The man in the coon-skin cap
By the big pen
Wants eleven dollar bills
You only got ten

Maggie comes fleet foot
Face full of black soot
Talkin’ that the heat put
Plants in the bed but
The phone’s tapped anyway
Maggie says that many say
They must bust in early May
Orders from the D.A.
Look out kid
Don’t matter what you did
Walk on your tiptoes
Don’t try “No-Doz”
Better stay away from those
That carry around a fire hose
Keep a clean nose
Watch the plain clothes
You don’t need a weatherman
To know which way the wind blows

Get sick, get well
Hang around a ink well
Ring bell, hard to tell
If anything is goin’ to sell
Try hard, get barred
Get back, write braille
Get jailed, jump bail
Join the army, if you fail
Look out kid
You’re gonna get hit
But users, cheaters
Six-time losers
Hang around the theaters
Girl by the whirlpool
Lookin’ for a new fool
Don’t follow leaders
Watch the parkin’ meters

Ah get born, keep warm
Short pants, romance, learn to dance
Get dressed, get blessed
Try to be a success
Please her, please him, buy gifts
Don’t steal, don’t lift
Twenty years of schoolin’
And they put you on the day shift
Look out kid
They keep it all hid
Better jump down a manhole
Light yourself a candle
Don’t wear sandals
Try to avoid the scandals
Don’t wanna be a bum
You better chew gum
The pump don’t work
‘Cause the vandals took the handles

 

 
Bob Dylan (Duluth, 24 mei 1941)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2018 en ook mijn drie blogs van 24 mei 2015.

Simeon in de tempel (Joseph Brodsky)

 

Bij Maria Lichtmis

 

 
Presentatie in de Tempel door Lodovico Carracci, ca. 1605

 

Simeon in de tempel

Toen zij voor het eerst met het kind op haar arm
de tempel betrad, trof ze onder het tal
dergenen die zich daar voortdurend bevonden,
ook Simeon aan en de profetes Anna.

De Heilige Simeon tilde het kind
Maria uit handen; het drietal omgaf
de boreling nu als een vage omlijsting,
die ochtend, verhuld door de duistere tempel.

De tempel omtoog hen als stammen van steen.
Hun rijzige kruinen, beschuttend gespreid,
onttrokken aan blikken van mensen en hemel,
dat ochtenduur, Simeon, Anna, Maria.

Alleen bij het kind viel toevallig een straal
van licht op zijn haar, maar hij wist nog van niets
en brabbelde slechts wat in vredige sluimer,
te ruste in Simeons stevige armen.

Het was aan de oude verkondigd dat hij
het duistere dal van de doden niet zien zou,
voordat hij de Christus des Heren gezien had.
En zo was geschied. Toen sprak Simeon: ‘Laat nu,

uw dienstknecht, Gij Here, indachtig uw woord,
in vrede vertrekken, want nu is het kind
gezien door mijn ogen, dit heil, alle volken
ten aanzien, door u toebereid: immers hij is

uw voortzetting, hij is de bron van het licht
voor heidense stammen, en Israëls roem.’
En Simeon zweeg nu. Er daalde een stilte.
Slechts scheerde van wat hij gezegd had de echo

nog langs het gebinte hoog boven hun hoofd
en cirkelde suizelend enige tijd
in ’t koepelgewelf rond, zoals soms een vogel
wel opvliegen kan, maar dan niet meer kan dalen.

Ze voelden zich vreemd. Het gesprokene was
al niet minder vreemd dan de stilte. Verward
volhardde Maria in zwijgen. ‘Wat woorden…’
En Simeon sprak, toegewend naar Maria:

‘Zie, deze die nu aan je boezem nog rust
zal velen tot val of tot opstanding zijn,
de oorzaak van tegenspraak, voorwerp van twisten.
Hetzelfde metaal dat zijn lichaam, Maria,

zal pijnigen, zal ook doorwonden jouw ziel,
opdat door die wonde je zult gaan verstaan
hetgeen overlegd wordt in harten van mensen
en als een soort oog in dat diep ligt verborgen.’

De man had gezegd. Hij verwijderde zich.
En zwijgende bleven Maria, gekromd,
en Anna, gebukt onder jaren, hem nazien.
Voortlopend verloor hij aan waarde en lengte

voor ’t vrouwenpaar dat in het donker daar stond.
En voortgejaagd haast door haar blikken, liep hij,
in zwijgen gehuld, door de ledige tempel
de gelige gloor tegemoet van de uitgang.

Zijn oudemanstred was bezonnen en ferm.
Alleen toen van achteren Anna haar stem
de tempel doorklonk, hield hij even de pas in:
maar hem was de roep niet bestemd, nee, de Here

werd luide inmiddels door Anna geloofd.
De uitgang kwam nader. Reeds raakte de wind
zijn kleren en voorhoofd, reeds werden zijn oren
bestormd door het koppig gedruis van daarbuiten.

Hij ging naar zijn dood toe. En toen hij de deur
had opengeduwd, liep hij niet het geraas
van straatlawaai in, maar het doofstomme doodsrijk.
Hij liep door de ruimte en voelde geen grond meer,

hij hoorde hoe tijd zijn geluiden verloor.
En Simeons ziel droeg het beeld van het kind,
de stralende krans rond het donzige kruintje,
afdalende over het pad van het doodsrijk,

als fakkel de pikzwarte duisternis in,
waar nimmer tevoren ooit iemand zijn weg
op enige wijze had kunnen verlichten.
De fakkelvlam blaakte. Het pad raakte breder.

 

Vertaald door Jan Robert Braat

 

 
Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)
De Izaäkkathedraal in Sint-Petersburg (Leningrad), de geboorteplaats van Joseph Brodsky

 

Zie voor de schrijvers van de 2e februari ook mijn vorige twee blogs van vandaag.

Joseph Brodsky, Michael Chabon, Bob Dylan, Henri Michaux, William Trevor, Tobias Falberg, Arnold Wesker, Rainald Goetz, Louis Fürnberg

De Russisch-Amerikaanse dichter en schrijver Joseph Brodsky werd op 24 mei 1940 in Leningrad (het huidige St.Petersburg) geboren als Iosif Brodski. Zie ook alle tags voor Joseph Brodsky op dit blog.

Uit:Anna Achmatova

“Anna Achmatova behoort tot de categorie dichters die geen genealogie hebben en ook geen duidelijk bespeurbare ‘ontwikkeling’. Zij is het soort dichter dat gewoon ‘toevallig ontstaat’, dat de wereld betreedt met een reeds gevestigde dictie en zijn of haar eigen unieke sensibiliteit. Ze kwam volledig toegerust, en ze heeft nooit op iemand geleken. Misschien nog veelzeggender is dat geen van haar talloze imitators ooit in staat is geweest een overtuigende Achmatova-pastiche te produceren: vroeg of laat leken ze meer op elkaar dan op haar.
Dit suggereert dat Achmatova’s idioom een produkt was van iets minder bevattelijks dan een scherpzinnige stilistische berekening en laat ons achter met de noodzaak het tweede deel van Buffon’s beroemde vergelijking aangaande het begrip ‘zelf’ te herwaarderen.
Los van de algemene geestelijke aspecten van de genoemde entiteit, werd de uniekheid in het geval van Achmatova voorts nog bevestigd door haar feitelijke lichamelijke schoonheid. Ze zag er echt fantastisch uit. Met haar een meter vijfenvijftig, donkere haar, blanke huid, lichte grijsgroene ogen als die van een sneeuwluipaard, slank en ongelooflijk lenig, werd zij gedurende een halve eeuw getekend, geschilderd, geboetseerd, gebeeldhouwd en gefotografeerd door legio kunstenaars, te beginnen met Amedeo Modigliani. Wat betreft de verzen die aan haar zijn opgedragen – die zouden meer boekdelen beslaan dan haar eigen verzamelde werk.
Hiermee is bedoeld te zeggen dat het zichtbare deel van die persoonlijkheid bepaald adembenemend was; dat het verborgen deel daar volmaakt tegenop woog, daarvan getuigt haar schrijftrant die een mengeling is van die twee.
De voornaamste karakteristieken van deze mengeling zijn adeldom en gereserveerdheid. Achmatova is de dichter van het strenge metrum, exacte rijmen en korte zinnen. Haar syntaxis is eenvoudig en vrij van bijzinnen, wier aforistische kronkelingen verantwoordelijk zijn voor het overgrote deel van de Russische literatuur; eigenlijk lijkt haar syntaxis qua eenvoud op het Engels. Vanaf het prille begin van haar carrière tot aan het einde toe is zij altijd volkomen helder en samenhangend gebleven. Temidden van haar tijdgenoten is zij een Jane Austen. Hoe het ook zij, als haar gezegden duister waren, kwam dat niet door haar grammatica.”

 


Joseph Brodsky (24 mei 1940 – 28 januari 1996)

 

De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Zie ook alle tags voor Michael Chabon op dit blog.

Uit:Gentlemen of the Road

“For numberless years a myna had astounded travelers to the caravansary with its ability to spew indecencies in ten languages, and before the fight broke out everyone assumed the old blue-tongued devil on its perch by the fireplace was the one who maligned the giant African with such foulness and verve. Engrossed in the study of a small ivory shatranj board with pieces of ebony and horn, and in the stew of chickpeas, carrots, dried lemons and mutton for which the caravansary was renowned, the African held the place nearest the fire, his broad back to the bird, with a view of the doors and the window with its shutters thrown open to the blue dusk. On this temperate autumn evening in the kingdom of Arran in the eastern foothills of the Caucasus, it was only the two natives of burning jungles, the African and the myna, who sought to warm their bones. The precise origin of the African remained a mystery. In his quilted gray bambakion with its frayed hood, worn over a ragged white tunic, there was a hint of former service in the armies of Byzantium, while the brass eyelets on the straps of his buskins suggested a sojourn in the West. No one had hazarded to discover whether the speech of the known empires, khanates, emirates, hordes and kingdoms was intelligible to him. With his skin that was lustrous as the tarnish on a copper kettle, and his eyes womanly as a camel’s, and his shining pate with its ruff of wool whose silver hue implied a seniority attained only by the most hardened men, and above all with the air of stillness that trumpeted his murderous nature to all but the greenest travelers on this minor spur of the Silk Road, the African appeared neither to invite nor to promise to tolerate questions. Among the travelers at the caravansary there was a moment of admiration, therefore, for the bird’s temerity when it seemed to declare, in its excellent Greek, that the African consumed his food in just the carrion-scarfing way one might expect of the bastard offspring of a bald-pated vulture and a Barbary ape.”

 

 
Michael Chabon (Washington, 24 mei 1963)

 

De Amerikaanse zanger, songwriter en dichter Bob Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota. Zie ook alle tags voor Bob Dylan op dit blog.

 

Positively 4th Street

You’ve got a lotta nerve to say you are my friend
When I was down you just stood there grinnin’
You’ve got a lotta nerve to say you got a helping hand to lend
You just want to be on the side that’s winnin’

You say I let you down, ya know its not like that
If you’re so hurt, why then don’t you show it?
You say you’ve lost your faith, but that’s not where its at
You have no faith to lose, and ya know it

I know the reason, that you talked behind my back
I used to be among the crowd you’re in with
Do you take me for such a fool, to think I’d make contact
With the one who tries to hide what he don’t know to begin with?

You see me on the street, you always act surprised
You say “how are you?”, “good luck”, but ya don’t mean it
When you know as well as me, you’d rather see me paralyzed
Why don’t you just come out once and scream it

No, I do not feel that good when I see the heartbreaks you embrace
If I was a master thief perhaps I’d rob them
And tho I know you’re dissatisfied with your position and your place
Don’t you understand, its not my problem?

I wish that for just one time you could stand inside my shoes
And just for that one moment I could be you
Yes, I wish that for just one time you could stand inside my shoes
You’d know what a drag it is to see you

 

 
Bob Dylan (Duluth, 24 mei 1941)
In 1989

 

De Franse schrijver, dichter  en schilder Henri Michaux werd geboren op 24 mei 1899 in Namur in België. Zie ook alle tags voor Henri Michaux op dit blog.

 

Annales

Alors commença la grande guerre des statues.
Ce fut dans l’année du cheval de feu et il y eut grande immolation.
Jeune ni vieux ne pouvait retenir sa vie.
Il fallut la sacrifier.

Pour statue, pour statue immobile.

Tribus du feu écrasèrent tribus du chêne.

Tribus de la flèche écrasèrent pays de la houe.

Le monde était tout spasme.
Ce furent les années, où ils durent vivre leur vie.

 

 

Chant Cinquième

Un désert brûlant, en sa saison extrême, sous le soleil le plus ouvert, en la
Saison que, même le grand scorpion noir africain hésite à sortir ses pattes sur le sable poivré de chaleur, ce désert, une armée qu’on croyait endormie, le
traversa, s’ébranlant dans des chars plus chauds que des poêles, fonçant en avant, et une bataille nouvelle dut être livrée.

Les éléments hostiles ne faisaient pas reculer.

Ici, le sable était si chaud qu’il faisait éclater la peau des jambes.

Là, si dense était la boue qu’elle engluait les canons, les hommes, les chevaux, dans un écœurant et gigantesque empêtrement.

Ailleurs, le froid glaçait l’œil dans l’orbite comme une bille.

Les armes, l’acier, collaient aux doigts, martyrisaient l’homme longuement, comme une grenouille sous un savant penché, bistouri à la main et préoccupé, préoccupé
de ses réflexes, si curieux, si curieusement finalistes d’allure, quand on y songe.

Le ciel était mis en batterie contre la terre et la terre contre le ciel.

Même au fond des eaux un navire n’était pas tranquille.

Hébétés dans la mêlée.
Hébétés hors de la mêlée.

La vie entre l’écorce et l’arbre pour les plus fortunés.
Les pensées, les propos étaient mitraillés.

L’air même était devenu policier.

Beaucoup regardaient leur nez, leur nom avec inquiétude, cherchant dans leur tréfonds les tendances d’une race honnie.

 

 
Henri Michaux (24 mei 1899 – 19 oktober 1984)
Les Trois Graces door Henri Michaux, 1930

 

De Ierse schrijver William Trevor werd geboren op 24 mei 1928 in Mitchelstown, County Cork. Zie ook alle tags voor William Trevor op dit blog.

Uit: A Bit on the Side

“His eyes had been closed and he opened them, saying he wanted to see the stable-yard.
Emily’s expression was empty of response. Her face, younger than his and yet not seeming so, was empty of everything except the tiredness she felt. ‘From the window?’ she said.
No, he’d go down, he said. ‘Will you get me the coat? And have the boots by the door.’
She turned away from the bed. He would manage on his own if she didn’t help him: she’d known him for twenty-eight years, been married to him for twenty-three. Whether or not she brought the coat up to him would make no difference, any more than it would if she protested.
‘It could kill you,’ she said.
‘The fresh air’d strengthen a man.’
Downstairs, she placed the boots ready for him at the back door. She brought his cap and muffler to him with his overcoat. A stitch was needed where the left sleeve met the shoulder, she noticed. She hadn’t before and knew he wouldn’t wait while she repaired it now.
‘What’re you going to do there?’ she asked, and he said nothing much. Tidy up a bit, he said.

* * * * *
He died eight days later, and Dr Ann explained that tidying the stable-yard with only a coat over his pyjamas wouldn’t have hastened anything. An hour after she left, the Geraghtys came to the house, not knowing that he was dead.
It was half past seven in the evening then. At the same time the next morning, Keane the undertaker was due. She said that to the Geraghtys, making sure they understood, not wanting them to think she was turning them away for some other reason. Although she knew that if her husband had been alive he wouldn’t have agreed to have the Geraghtys at his bedside. It was a relief that they had come too late.
The Geraghtys were two middle-aged women, sisters, the Misses Geraghty, who sat with the dying. Emily had heard of them, but did not know them, not even to see: they’d had to give their name when she opened the door to them. It had never occurred to her that the Geraghtys would attempt to bring their good works to the sick-room she had lived with herself for the last seven months. They were Legion of Mary women, famed for their charity, tireless in their support of the Society of St Vincent de Paul and their promulgation of the writings of Father Xavier O’Shea, a local priest who, at a young age in the 1880s, had contracted malaria in the mission fields of the East.”

 

 
William Trevor (24 mei 1928 – 20 november 2016)

 

De Duitse schrijver en tekenaar Tobias Falberg werd geboren op 24 mei 1976 in Wittenberg. Zie ook alle tags voor Tobias Falberg op dit blog.

 

Plastiniertes Gelände

Kernkraftwerk Isar 1

/
/

Aufkeimt Kraftwerksbeton, erst eine Knospe nur,
glatt und grau aus dem Braun körniger Erde, dann
pumpt er Triebe nach oben,
fünf zylindrische Röhren, dick,

saftig, voller Substanz, um Energie aus Brenn-
elementen und Dampf mittels Turbinenpark
tief im Wald zu erzeugen,
sie zu speichern im Wurzelblock.

Stäbe reifen, ihr Schmelz stockt an der Luft, gerinnt,
bindet Käfer und Tier, Unkraut, Gebüsch, das hier
ledrig siedelt, sich gegen
Licht und Reste von Regen wehrt.

Eichen, Buchen gebannt. Reglos verharrt ein Schwarm
luftversiegelter Krähn. Rehe und Hasen stehn
starr, in seltsam verrenkter
Körperhaltung im Raum fixiert.

Bald sprießt neuer Beton. Kraftwerke treiben aus
über steinigem Grund. Es konserviert der Wald
mit aseptischen Blättern
unermüdlich sein Biotop.

 

 
Tobias Falberg (Wittenberg, 24 mei 1976)
In 2013

 

De Britse schrijver Arnold Wesker werd geboren op 24 mei 1932 in Londen. Zie ook alle tags voor Arnold Wesker op dit blog.

Uit: Roots

“BEATIE Watcha Jimmy Beales, how you doin’ bor?
JIMMY Not so bad gal, how’s yourself?
BEATIE All right you know. When you comin’ to London again for a football match?
JIMMY O blust gal, I don’ wanna go to any more o’ those things. Ole father Bryant was there in the middle of that crowd and he turn around an’ he say (imitating), ‘Stop you a-pushin’ there,’ he say, ‘stop you a-pushin’.’
JIMMY Where’s Ronnie?
BEATIE He’s comin’ down at the end of two weeks.
JIMMY Ent you married yit?
BEATIE No.
JIMMY You wanna hurry then gal, a long engagement don’t do the ole legs any good.
JENNY Now shut you up Jimmy Beales and get that food down you. Every time you talk, look, you miss a mouthful! That’s why you complain of pain in your shoulder blades.
BEATIE You bin hevin’ pains then Jimmy?
JIMMY Blust yes! Right a’tween my shoulder blades.
JENNY Mother says it’s indigestion.
BEATIE What the hell’s indigestion doin’ a’tween his shoulder blades?”

 

 
Arnold Wesker (24 mei 1932 – 12 april 2016)
Affiche voor een voorstelling

 

 

De Duitse schrijver Rainald Maria Goetz werd geboren op 24 mei 1954 in München. Zie ook alle tags voor Rainald Goetz op dit blog.

Uit:Klage

„Hauptwerke der politischen Theorie
Mittwoch, 7. Februar 2007, Berlin
Ein herrlicher Morgen, Kyritz dahin am Rad, Kronprinzenbrücke, Adenauerstraße, Bismarckallee, heißt so hier, die immer noch traumhaft leergefegteWeite zwischen Bahnhof und Regierungsbauten, blassgelb besonnt da vorn im Westen nähert sich das Kanzleramt, Ecke Willy-Brandt-Straße, absteigen bitte. 9 Uhr 30, Kabinett.
In der Sicherheitskontrolle bleibt Kyritz schon am ersten strengen Türhüter hängen, schade, dass ich nie richtig Kafka gelesen habe. Die Verhandlungen mit der den Zugang zum Kabinett bewachenden Frau Gillar, die sich erst empört, dann freundlich, aber auf jeden Fall ausgiebig unerbittlich der Abweisung des Kyritz von hier widmet, passen zu diesem halkyonischen Tag. Die Anordnungen sind Unsinn, aber sie werden eingehalten, das stabilisiert dasWeltgefühl. Ich notiere den nächsthöheren Ansprechpartner, telefoniere mit ihm von daheim aus, schreibe ihm eine kurze Mail, sehr geehrter Herr, vielen Dank für Ihr Entgegenkommen. Und nächsten
Mittwoch wieder: 9 Uhr 30, Kabinett.
Der brandenburgische Held ist verliebt, passt nicht richtig auf, wie der Schlachtplan besprochen wird. Gegen ausdrückliche Weisung greift er den Feind an und siegt. Wegen Renitenz wird er trotz seines Sieges zum Tod verurteilt, aus Prinzip.
Er sieht seine Schuld ein, kann deshalb begnadigt werden.
Die Prinzessin tritt vor ihn hin und wird seine Frau. Da fällt der Held in Ohnmacht.
Mitschrift
Medienspiegel
Rede
Meldungen”

 

 
Rainald Goetz (München, 24 mei 1954)

 

 

De Tsjechoslovaaks-Duitse schrijver, dichter, journalist, componist en diplomaat Louis Fürnberg werd geboren op 24 mei 1909 in Jihlava, Moravië, Oostenrijk-Hongarije. Zie ook alle tags voor Louis Fürnberg op dit blog.

 

Und noch ein Frühlingslied

So viele Lieder geschrieben werden
auf den Frühling, es sind noch immer zu wenig
und je älter ich werde, desto mehr lieb ich ihn.
Wenn ich am Morgen in den jungfräulichen Tagen
nach den Bäumen schau, die die nackten Arme ausstrecken
und sie in der Sonne wärmen,
dann seh ich schon, wie sie Blätter tragen
und wie die Kastanien die Kerzen anstecken
und wie die Erde, von Blütenschauern erschreckt,
in hektischen Atemstößen den Vogelschwärmen
sich entgegenwirft, den Libellen, den Faltern,
den Bienen, den Blumen, den Käfern, den Beeten
und wie in der Nacht die Gärten vom Flöten
und Singen der Nachtigallen klingen und klingen
und nach jungem Heu duften und nach Holunder,
nach Maiglöckchenschlaf und Jasmin und Linden
und spür schon den Frühling den Sommer entbinden
und seh schon die Kinder Blumen winden
zu Kränzen und fühl die Buchen, die Birkenwunder,
die Ahornträume, die glitzernden Teiche,
den Halm, in den ich beiße,
das Blaue und Weiße
des Mittsommermittags…

 

 
Louis Fürnberg (24 mei 1909 – 23 juni 1957)
Monument in Weimar

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 24e mei ook mijn blog van 24 mei 2017 en ook mijn drie blogs van 24 mei 2015.