Cees van der Pluijm, Adrian Kasnitz

De Nederlandse dichter, schrijver en columnist Cees van der Pluijm werd geboren op 12 januari 1954 te Radio Kootwijk (Gld.). Zie ook alle tags voor Cees van der Pluijm op dit blog.

Uit: Momenten

1963

Ze was misschien een saaie, domme griet
Maar jarig, dus je deed aan dit corvee
Als buurkind moedig mee, niet om de pret
Maar om de taart. Je speelde Pim Pam Pet

Je ging op reis (Parijs!) en je nam mee…
Verbeurde pand of ergerde je je niet
Totdat het kinderfeestje werd verstoord
Je moeder had iets vreselijks gehoord

Wij hadden televisie, haast als eerste
(Er ging een verre ouwe tante dood
De rouw was kort, de weelde was compleet)

Daar zag ik wat die dag het nieuws beheerste:
Een man die in een zwarte auto reed
En iemand die met kogels op hem schoot

 

1972

Al achttien, maar je woonde nog gevangen
In ouderhuis en middelbare school
En diep van binnen woelde het verlangen
Je eigen baas zijn was daar het parool

Je eigen lied gaan zingen, geen gezangen
Van anderen. Dag dorp! Ha metropool!
Het leven werd een schitterende reis
Eén ding ontbrak er nog: een rijbewijs

Je had die dag je eindexamen Frans
Je durfde op de goede afloop hopen
En greep diezelfde middag nog de kans

Om ook je rij-examen te doorlopen
Voor beide toetsen slaagde je met glans
Wat leek de weg naar vrijheid mooi en open

 

1993

Je had haast alles meegemaakt
De dag gevierd, de nacht gebraakt
Je schreefje boeken, zong je lied
Je leefde niet voor je verdriet

Werd soms door het geluk geraakt —
De toekomst lag in het verschiet
Haast veertig jaar in dit bestaan
Misschien nog veertig jaar te gaan

Maar wat er van je werk beklijft
En of je nog herinnerd wordt
Of alle bloei voorgoed verdort

Dat weet geen sterveling — je blijft
Hooguit een kruimel op een schort
En hij verwaait die dit nu schrijft

 

Cees van der Pluijm (12 januari 1954 – 14 december 2014)

 

De Duitse dichter en schrijver Adrian Kasnitz werd geboren op 10 januari 1974 in Orneta, Polen. Zie ook alle tags voor Adrian Kasnitz op dit blog.

 

ZIEKENHUIS AAN DE RAND VAN DE STAD
Is grijze steen aan de andere kant van de stad
gemaakt van cement en toevoegsel is een afgesloten plaats
nu, waar alles om draait, is desondanks een komen
en gaan, je komt staande en
gaat liggend, zeggen de oudjes die bij de uitgang staan te roken
de jongeren lachen mee zonder te begrijpen
dat ook zij bedoeld worden als het misgaat
is een grijze steen in je maag die eruit
moet worden gesneden is een stolsel
een gezwel, een weefsel, een wrat, een waan
is niet te stelpen, is niet te lijmen
is een grijze steen met grijze hersenen en
grijze gedachten, als je het niet verleerd bent
het denken en liefhebben is een ding
dat in de put valt en daar blijft zitten
in je longen komt en daar blijft zitten
is iets dat je de adem beneemt
tot er een lange pauze ontstaat
……….. lange
……………….. lange
…………………………pauze

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Kasnitz (Ometa, 10 januari 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Katharina Hacker, Adrian Kasnitz

De Duitse dichteres en schrijfster Katharina Hacker werd geboren op 11 januari 1967 in Frankfurt am Main. Zie ook alle tags voor Katharina Hacker op dit blog.

Uit: Über Leben mit Tier

„Grinsen

Als ich ein Foto der Hündin, die ich kaufen wollte, zugeschickt bekam, war ich enttäuscht; sie sehe sehr schmal und recht ernst aus, monierte ich, die Airedale Terrier meiner Kindheit hätten doch wollig gelacht.
Hängt von Ihnen ab, erwiderte die Züchterin knapp. So ist sie, die Hündin, auch Mahnung und Maßstab, und kommt sie mir grinsend entgegen, wird mir das Herz leichter.

Mit Hündchen

Ihren Auftritt haben die literarischen Tiere oft nebensächlich, und werden sie nicht geradeheraus als Sachen betrachtet, so doch als Staffage oder Requisite, sie beleben eine Kulisse, bilden den Hintergrund für die Helden der Geschichte. Niemand wusste, wer sie war, und alle nannten sie einfach: die Dame mit dem Hündchen.
In Tschechows Geschichte kommt das Hündchen kaum vor, wird nur ein paarmal genannt, die Dame hat es auf ihren Spaziergängen bei sich, sie trägt immer dasselbe Barett. Er ist der Vorwand ihrer Bekanntschaft, denn Gurow lockt den Spitz, droht ihm gleich darauf mit dem Finger. Der Spitz knurrt. Aber er beißt nicht, sagt sie errötend.
Etwas später verliert sie eine Lorgnette, durch die sie eben noch ihn, diesen Mann namens Gurow, betrachtet hatte.
Er ist ein Frauenliebling, ein Schürzenjäger.
Sie ist verheiratet.
Der Hund ist ein weißer Spitz.
Vielleicht haben sie den Hund mitgenommen auf ihre Spaziergänge.
Bestimmt nicht auf Anna Sergejewnas Zimmer, sie suchen es nach einer Woche auf, danach fühlt sie sich als gefallene Frau in Gurows Augen, und er begreift nicht, warum.“

 

Katharina Hacker (Frankfurt am Main, 11 januari 1967)

 

De Duitse dichter en schrijver Adrian Kasnitz werd geboren op 10 januari 1974 in Orneta, Polen. Zie ook alle tags voor Adrian Kasnitz op dit blog.

 

Verkreukelen

Op dit moment valt buiten de regen
een kom daarin drijft een stukje papier
gewoon een stukje een verfrommeld briefje
met zwartgeblakerde randen handgeschreven
zelfs het vernietigen lukt je niet

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Kasnitz (Ometa, 10 januari 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 11e januari ook mijn blog van 11 januari 2019 en ook mijn blog van 11 januari 2015 en ook mijn blog van 11 januari 2016 deel 2.

Saskia Stehouwer, Adrian Kasnitz

De Nederlandse dichteres Saskia Stehouwer werd geboren op 10 januari 1975 in Alkmaar. Zie ook alle tags voor Saskia Stehouwer op dit blog.

 

onder ons

ik weet dat jullie er zijn
mijn reisgenoten
met wie ik samenkom in de nacht
om een ring te vormen
rond de wereld

met wie ik treur om kalende gronden
rouw om het water dat dromen verdrinkt

met jullie maak ik plannen
om longen schoon te vegen
een hart te transplanteren
een verse huid te laten groeien

ik weet dat jullie er zijn
omdat het moet gebeuren
aan de voet van de boom
op de oever van de rivier
waar vis en mens waar vogel en otter
waar water en zand

ik weet dat jullie er zijn
ik zie het vet druipen
van het dak van de wereld
waar de lichten nog aan zijn

onze tenen reiken naar het beven van de grond
tot de draden die ons verbinden
zich ritsen tot een weefsel

kom binnen
we vertrekken
als de dag begint

 

schetsen van een voetafdruk

we laten het raadsel intact
omdat het anders zou oplossen

het laat ons worstelen met dieren
die groter en sterker zijn dan wij
en toch voor ons blijven werken
het laat ons huilen als de wind
de oogst de verkeerde kant op blaast
en honger brengt

takken die in ons gezicht zwiepen zodra de wind het
vraagt vissen die liggen te stotteren op het droge
de schetsen die we maken van verdwenen dieren

we leggen ze op de berg gevonden voorwerpen
en houden ze tegen het licht

we dansen het raadsel
verbeelden het ons
zingen het dromen het
schrijven het in zand

we gooien het vuile water weg
met de moordenaars en de moeders
warmen onszelf op
om de aarde te koelen

elke dag de keuze
om te doden of te baren
onze angst een stuk grond
om te bewerken

om ons eraan te herinneren
hoe de nacht voelt
en hoe zij ons beschermt
tegen wat we kennen

 

Saskia Stehouwer (Alkmaar, 10 januari 1975)

 

De Duitse dichter en schrijver Adrian Kasnitz werd geboren op 10 januari 1974 in Orneta, Polen. Zie ook alle tags voor Adrian Kasnitz op dit blog.

 

nachtrit, dimlicht

het licht gericht in de verte
de ruitenwisser op het volgende glas

het geluid van de auto
die naar een andere versnelling schakelt

huilkrampen achter het stuur
na de lak stuksnijdende woorden

achterin de herinnering
aan afscheidsrituelen

geen huis op de route
waar je nu nog zou kunnen aankomen

geen dik haar / je haar in lokken
onaangeraakt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Adrian Kasnitz (Ometa, 10 januari 1974)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 10e januari ook mijn blog van 10 januari 2019 en ook mijn blog van 10 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Bas Heijne, Nora Bossong

De Nederlandse schrijver, essayist, columnist en vertaler Bas Heijne werd geboren op 9 januari 1960 in Nijmegen. Zie ook alle tags voor Bas Heijne op dit blog.

Uit: Mens/onmens

“Eerst een korte rondleiding langs de huidige elitekritiek. Allereerst heb je de ultrarechtse, nationaalpopulistische afkeer, of beter gezegd, haat, jegens een elite die is losgezongen van ‘het volk’ en zich uitleeft in het vieren van onnadenkend, egocentrisch kosmopolitisme. De leider van de nationaalpopulistische partij Forum voor Democratie, Thierry Baudet, drukte het tijdens zijn speech na de verrassend gewonnen verkiezingen voor de Provinciale Staten begin 2019 zo uit: ‘Net als al die andere landen van onze boreale wereld worden we kapotgemaakt door de mensen die ons juist zouden moeten beschermen. we worden ondermijnd door onze universiteiten, door onze journalisten, door de mensen die onze kunstsubsidies ontvangen en die onze gebouwen ontwerpen. En bovenal worden we ondermijnd door onze bestuurders.’ Een echo van deze woorden valt bij alle Europese radicaal-rechtse partijen te horen, het is zo’n beetje de geloofsbelijdenis van het nationaalpopulisme. Daarnaast is er de elitekritiek op links, een groeiende kritiek op een klasse die alleen in schijn progressief is, maar al haar idealen het raam uitgooit zodra er werkelijk hervormd moet worden of de eigen belangen in het geding komen. Dat al te opportunistische, blingbling idealisme van de welgestelde klasse wordt bijvoorbeeld aan de kaak gesteld in het veelbesproken waarom de superrijken de wereld niet zullen veranderen (Winnen Take All, 2018) van de Amerikaans-Indiase journalist Anand Giridharadas. Door rijken en beroemdheden worden progressieve denkbeelden verkondigd over gelijkheid en duurzaamheid, worden awards uitgereikt en in ontvangst genomen. Er wordt druk overlegd tijdens conferenties op A-locaties, maar het blijft bij krabben aan de oppervlakte. De Nederlander Rutger Bregman, auteur van De meeste mensen deugen (2019), scherpte begin 2019 de kritiek van Giridharadas aan in het hol van de leeuw, het World Economic Forum in Davos, waar hij van leer trok tegen de alom geaccepteerde filantropie van de superrijken. Eerst word je gewoon zo rijk mogelijk, zonder acht te slaan op het gemeenschappelijk belang, daarna geef je royaal terug – via fondsen, donaties, projecten, die dankbaar jouw naam dragen. weg met die filantropie, hield Bregman zijn elitaire publiek voor: betaal gewoon eens eerst fatsoenlijk belastingen. In dat licht moet je de kritiek op de gulle Franse weldoeners zien, die miljoenen toezegden na de brand op de Notre-Dame.
En voeg aan ijdelheid gerust hypocrisie toe: het engagement van beroemdheden is te vaak niets anders dan een vanity project, de drang om je in de glans van een goede zaak te koesteren – feminisme, racisme, milieu – zonder dat er van reële daadkracht sprake is. Denk aan al die vrouwenpanels waarin de noodzaak van feminisme wordt bezongen door prinsessen en koninginnen (Máxima) en miljardairsvrouwen. Het dodelijkste voorbeeld van dit soort hypocrisie is dat van celebraties die in hun privéjet naar een conferentie over de klimaatcrisis vliegen.”

 

Bas Heijne (Nijmegen, 9 januari 1960)

 

De Duitse dichteres en schrijfster Nora Bossong werd geboren op 9 januari 1982 in Bremen. Zie ook alle tags voor Nora Bossong op dit blog.

 

Rattenvangers

Ik ontmoette twee jongens
onder de brugboog ’s nachts,
ze plasten tegen een paal en
zeiden dat ze met z’n zevenen waren
zeiden dat ze luizen hadden.
Ze lachten me uit toen ik
het wilde geloven. Niets te halen
behalve luizen, onthulde de kleinste.
Hij wees naar de struiken en ging
op mijn wreef staan. Ik was graag
verliefd op hem geworden, zo goedkoop was
die avond verder niets meer
te beleven. De grootste vroeg of het klopt,
dat ook het dier niet alleen
kan sterven. Het was
te laat voor jongens onder deze brug.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Nora Bossong (Bremen, 9 januari 1982)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e januari ook mijn blog van 9 januari 2019 en ook mijn blog van 9 januari 2016 deel 2 en eveneens deel 3.

Juan Marsé, Alfred Tomlinson

De Catalaanse schrijver Juan Marsé werd geboren op 8 januari 1933 in Barcelona. Zie ook alle tags voor Juan Marsé op mijn blog.

Uit: Ringo. Een jeugd in Barcelona (Vertaald door Mariolein Sabarte Belacortu)

“Torrente de las Flores, Stroom van Bloemen. Hij had nooit gedacht dat een straat met zo’n naam het decor kon zijn voor een tragedie. De straat begint hoog, bij de Travesera de Dalt, en gaat dan met een forse helling, die steeds minder steil wordt, naar beneden om uiteindelijk dood te lopen op de Travesera de Gracia. De straat telt zesenveertig hoeken en drie kroegen, hij is zeveneneenhalve meter breed en de gebouwen zijn er niet al te hoog. ’s Zomers, wanneer de dagen geuren naar het grote buurtfeest, het Fiesta Mayor, ligt de straat te sluimeren onder een sierdak van stroken zijdepapier en kleurige slingers. Er klinkt een aangenaam geruis als van een door de wind gewiegd rietveld en er is een soort golvend onderwaterlicht, als uit een andere wereld. Op snikhete avonden is de straat na het eten een voortzetting van de huiskamer. Dit is allemaal al jaren geleden gebeurd, toen de stad onwaarschijnlijker, maar werkelijker was dan tegenwoordig. Op een zondag in juli, even voor twee uur ’s middags, smelt de stralende zon enkele minuten samen met een plotselinge regenbui en over de hele lengte van de straat ontstaat er een woelig licht, een bedrieglijke, stekelige transparantie. Het is heet deze zomer en de zwartige huid van de weg warmt op dit uur van de dag zo op dat de regen verdampt voordat hij hem aanraakt. Op de stoep voor de bar-bodega Rosales ligt een slordig in een juten zak gewikkelde staaf ijs, die daar is achtergelaten door het bestelbusje dat het ijs rondbrengt, en die in de meedogenloze zon begint te smelten zodra de regenbui voorbij is. Het duurt niet lang voordat de dikke Agustin, de kroegbaas, met een emmer en een priem naar buiten komt, op zijn hurken gaat zitten en de staaf haastig in stukken begint te hakken. Precies om halfdrie komt mevrouw Mir uit de portiek van nummer 117, iets voorbij het café, maar aan de overkant, in het gedeelte van de straat dat het gevoeligst is voor optische illusies, naar buiten hollen. Ze is zichtbaar in de war, alsof ze aan een brand is ontsnapt of net een geest heeft gezien. Op haar pantoffels en in haar half dichtgeknoopte, witte verpleegsters-jas gaat ze midden op straat staan zonder zich erom te bekommeren dat ze iets laat zien wat niet zichtbaar hoort te zijn. Zoals ze daar om haar as draait en met beide handen in de lucht tast, lijkt het heel even of ze niet weet waar ze is, maar dan staat ze stil, buigt haar hoofd en slaakt een lange, schorre kreet, die diep uit haar buik lijkt te komen, dan langzaam overgaat in gekreun en eindigt als het gemiauw van een klein katje. Over haar voeten struikelend loopt ze een eindje bergopwaarts en blijft dan staan, draait zich om en zoekt naar iets om zich aan vast te houden; nu sluit ze haar ogen, legt haar handen kruiselings over haar borst en laat zich langzaam voorovergebogen door haar knieën zakken, alsof ze op die manier rust of verlichting vindt, en ten slotte strekt ze zich op haar rug uit op de tramrails die nog in het laatste stuk van het oude plaveisel gevat liggen.”

 

Juan Marsé (8 januari 1933 – 18 juli 2020)

 

De Engelse dichter, vertaler en graficus Alfred Charles Tomlinson werd geboren op 8 januari 1927 in Stoke-on-Trent, Staffordshire. Zie ook alle tags voor Alfred Tomlinson op dit blog.

 

Het schillen van de appel

Er zijn portretten en stillevens.
En er is het schillen van de appel.

En verder? Hem langzaam schillend
Verrijst koudwit vanonder
Koudgeel vandaan. En dan…?

De veer van de concentrische schil
Die het wit loswindt;
Het lemmet schuilgaand, splijtend.

Er zijn portretten en stillevens
En de eersten, want ‘menselijk’,
Overtreffen geenszins de laatsten, en
Geen van twee wordt minder bezwaard
Door een menselijk gebaar dan het schillen
Van de appel door menselijke onbeweeglijkheid.

Het koele lemmet snijdt
Scheidend door de frisheid, terwijl appelschil
Herkenning afdwingt.

 

Vertaald door Peter Nijmeijer

 

Alfred Tomlinson (8 januari 1927 – 22 August 2015)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 8e januari ook mijn blog van 8 januari 2019 en ook mijn blog van 8 januari 2017 deel 2.

De Drie Koningen (Michel van der Plas), Frans Kellendonk, Reginald Gibbons

 

 

De aanbidding door de Wijzen door Pieter van Lint, 1630

 

De Drie Koningen

Wij zijn de drie verdwaalde wijzen,
van heel, heel ver.
Wij komen uit het oosten reizen
met onze ster.
Maar waar die ster zal blijven staan
is onze koning;
daar zullen wij naar binnen gaan,
en dat wordt onze woning.

Wij zijn als drie verdwaalde zielen
in weer en wind.
Maar als wij eenmaal mogen knielen
voor ‘t koningskind,
dan ruilen wij de schone schijn
voor zekerheden,
dan zullen wij gelukkig zijn,
dan kennen wij de vrede.

Klein kind dat op ons ligt te wachten,
hier komen wij;
o word het licht van onze nachten
en maak ons vrij;
wees boven sterren, droom en waan
van groter waarde:
de ware zin van ons bestaan,
u, onze God op aarde.

 

Michel van der Plas (23 oktober 1927 – 21 juli 2013)
Den Haag, de geboorteplaats van Michel van der Plas in de kersttijd

 

De Nederlandse schrijver en vertaler Frans Kellendonk werd geboren in Nijmegen op 7 januari 1951. Zie ook alle tags voor Frans Kellendonk op dit blog.

Uit: Mystiek Lichaam 

“Gijselhart koperkoning! Steengruis, de haakworm die ingewanden doorzeeft, zwavelbranden, houtsplinters en steenbrokken die moorddadig uit schraagpalen en mijnwanden gemitrailleerd worden, water vergiftigd door arsenicum en zuur dat je blaren en gezwellen bezorgt, al die plagen waren voor hem, Gijselhart, door mijnwerkers getrotseerd in de woestijnen van Atacama en Mohave; in Canada en de Andes. Om het koper naar hem toe te brengen slingerden zich uit alle windstreken goederenwagons over rails die Katanga Katanga Katanga zongen. Hij, kleine man verborgen in een speldeprik op de wereldkaart, had een fantoomvinger in de pap van Kennecott en Anaconda, van Phelps Dodge, Calumet & Hecla, O’okiep en de troebele Union Minière. Als hij zijn handel van hij wist niet hoeveel ton op de markt zou gooien, dan konden couponknippers van Stockholm tot Buenos Aires met hun kunstdrukaandelen hun salonnetjes behangen. Ze moesten eens weten! Hij hield van zijn koper en toch, soms was hij het liever kwijt dan rijk. Geld was zijn religie. Schuld, boete, kwijtschelding – voor hem sprak het vanzelf dat die termen evenzeer thuis zijn in de boekhoudkunde als in de biechtstoel. Zijn miljoen was zijn zaligheid, het ging erom die intact te houden. Verkwisting was zonde, precies zoals de volksmond zegt. De fiscus was de erfzonde. Tegenover anderen kon hij hartstochtelijk mopperen op de belastingen, maar als ze niet bestaan hadden zou hij zich overbodig en ongelukkig hebben gevoeld. Belastingen scheppen schuld, van jaar tot jaar, voortdurend, en het delgen van die schuld was de dynamiek van zijn leven. In zijn hart hield hij van de belastingen, omdat ze hem in staat stelden om ieder jaar zijn ziel rein te wassen. Hij was schuldeloos als een pasgeboren kind, dankzij de belastingen. Hij stond bij niemand in het krijt. Hem konden ze niets maken. Per saldo was hij door het leven gegaan zonder dat het leven een spoor op hem had nagelaten.
Voor wie hem zijn gierigheid verweet had hij een mystiek antwoord klaar: ‘Geld is het bloed van het sociale lichaam, het brengt het voedsel naar de hongerende leden. Bloed is liefde, geld is liefde. Ik ben een groot minnaar.’ Een groot minnaar? Een bloedprop, een trombose. Dat was niet de reden waarom hij hield van het geld. Hij hield ervan omdat het verschilt van alle tijdelijk bezit, waarvan we meer houden voordat we het in handen krijgen dan daarna. Geld houdt het verlangen heel, het is hebben en verlangen ineen, het verleent de vrek de eeuwige jeugd die de dichter ontleent aan zijn woorden. Gijselhart geloofde vast dat geld uit de hemel komt. Zo niet uit Gods hemel, dan toch uit de Hemel der Ideeën.”

 

Frans Kellendonk (7 januari 1951 – 15 februari 1990)

 

De Amerikaanse dichter, redacteur en hoogleraar Reginald Gibbons werd geboren in Houston op 7 januari 1947. Zie ook alle tags voor Reginald Gibbons op dit blog.

 

Lucky Strikes

De lus van roestige kabel kerft
zijn schaduw in de gepleisterde muur.
Mijn vader lacht verlegen en neemt
een van mijn sigaretten aan, houdt hem

aanvankelijk ongemakkelijk vast, alsof het
een pijl is, terwijl de tuin langzaam
over de brede vensterbank van daglicht zwaait.
Dan is het de snelle hand van een jongeman

die naar zijn lippen gaat, hij leunt tegen de muur,
zijn witte overhemd open bij de hals,
waar de huid verweerd is, en hij praat
en dagdroomt, iets wat hij nooit doet.

Als hij zijn sigaret rookt is hij zelfs
jonger dan ik ben, een broer die
begint verbaasd te vermoeden dat
wat hij zal gaan doen, dit zal blijken te zijn.

Hij herinnert zich het huis dat hij had
toen ik werd geboren, nu hij ertegenaan leunt
nu na het werk, het verbleekte stucwerk
van de herinnering, 1947.

Babyflessen staan binnen bij de gootsteen.
De nieuwe draad van de telefoon wacht
sluimerend in een kronkel, op het eerste rinkelen.
De jaren zijn rook.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Reginald Gibbons (Houston, 7 januari 1947)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 7e januari ook mijn blog van 7 januari 2022 en ook mijn blog van 7 januari 2019 en ook mijn blog van 7 januari 2018 deel 1 en eveneens deel 2.

Hester Knibbe, Carl Sandburg

De Nederlandse dichteres Hester Knibbe werd geboren op 6 januari 1946 in Harderwijk. Zie ook alle tags voor Hester Knibbe op dit blog.

 

Van heel oude mensen

ik krimp tot nooit gewilde stilte
straks ben je weg, leef ik langzaam verder
wit en versteend – heel oude sneeuw,
straks lig je alleen en geblinddoekt.

wie zal me nog noemen als jij bent verdwenen –
stapvoets maak je je los in de zomer,
er hangt een ijzeren klok in de ruimte
die wet slaat, die jou wegslaat.

als alle vruchten van de zomer rijp zijn,
als alles doodbloeit in de regentijd,
moeten we terugvloeien in onszelf
als hemel en aarde gescheiden

[2]

in haar blauwe hortensia-kamer
liefkoost ze het onvoltooide,
borduurt ze verbaasde mirakels
op het dunne stramien van de horizon.

de dag raakt verstrikt in weefsel
van wat ze maar niet kan vergeten,
wordt een niet te ontwarren draad,
elk uur een wirwar van steken.

maar als ze draden en naald
terzijde legt, haar haar schikt, haar
kamer uitgaat, merkt niemand op straat,
heeft niemand direct een vermoeden

hoe, in de ban van de blauwe hortensia’s,
zij deus-ex-machina afmaakt
wat onvoltooid niet overgaat

[3]

gesloten doen ze elke morgen
opnieuw je dode deuren open

je bent nog lang niet uitgestorven,
al wordt je telkens trager wakker
uit doolhoven en cirkelgangen
beschilderd met verbleekte dromen
en stilte als uit steen gehouwen

daar worden in doorschijnend licht
oude sproken om je heen gesponnen
en leemten waarin stap voor stap
je labyrint wordt tot een pad
naar uitgangen in het licht verborgen

 

Hester Knibbe (Harderwijk, 6 januari 1946)

 

De Amerikaanse dichter Carl Sandburg werd geboren op 6 januari 1878 in Galesburg, Illinois. Zie ook alle tags voor Carl Sandburg op dit blog.

 

De weg en het einde

Ik zal hem bewandelen
In de schemering langs de rijbaan,
Waar vormen van honger ronddwalen
En de voortvluchtigen van de pijn voorbij gaan.
Ik zal hem bewandelen
In de stilte van de ochtend,
Zien hoe de nacht overgaat in de dageraad,
De langzame grote winden horen opkomen
Waar hoge bomen de weg flankeren
En richting hemel rijzen.

De gebroken rotsblokken langs de weg
Zullen mijn ondergang niet gedenken.
Spijt zal het grind onder de voeten zijn.
Ik zal uitkijken naar
Slanke vogels, met snelle vleugels
Die gaan waar wind en donderslagen
De wilde processies van regen voortjagen.

Het stof van de afgelegde weg
Zal mijn handen en gezicht beroeren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Carl Sandburg (6 januari 1878 – 22 juli 1967)
Portret door William Arthur Smith, 1961

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 6e januari ook mijn blog van 6 januari 2021 en ook mijn blog van 6 januari 2019 deel 2 en eveneens deel 3.  

Joris van Casteren, Andreas Altmann

De Nederlandse schrijver, dichter en journalist Joris van Casteren werd geboren in Rotterdam op 5 januari 1976. Zie ook alle tags voor Joris van Casteren op dit blog.

Uit: De gebroeders Zwagerman

 “Eenmaal op de middelbare school zette hij zijn broers boeken op de leeslijst. “Ik heb er zelfs een spreekbeurt over gehouden,” zegt hij. De leraar Nederlands vroeg hem wat de schrijver ermee bedoeld had. “Dat zal ik hem binnenkort eens vragen, zei ik.”Mevrouw Zwagerman zat in over het onzekere schrijversbestaan dat haar oudste zoon in de grote stad was gaan leiden. “Ze hoopte dat mijn broer alsnog iets zou vinden waar hij met een broodtrommel onder de snelbinder heen zou kunnen,” zegt hij. “Had hij maar een gewone baan van negen tot vijf, zei ze, dan hoefde ik niet zo in de zorgen te zitten.” Hij wierp tegen dat zijn broer zo”n baan nooit zou volhouden. “Als je hem ziet bij boekpresentaties en zo, weet je dat hij helemaal in zijn element is.” Onaangenaam werd het als er slechte recensies verschenen. “Dan hing hij vloekend en tierend aan de telefoon. Mijn moeder zei dan: maar Joost, je hebt het toch zelf geschreven? Zo heb ik het toch nooit bedoeld, tierde hij dan, die eikel weet niet eens wat hij leest.”In 1989 kwam het boek Gimmick! uit en bereikte zijn broer een groot lezerspubliek. “Joost was toen al een behoorlijke beroemdheid,” zegt hij. Er verschenen interviews met zijn broer waarin hij flink afgaf op zijn jeugd. “Hij zei dingen over mijn moeder die ik totaal niet herkende.” Met zijn vader en een onderwijzerscollega van zijn vader spoorde hij van Alkmaar naar Amsterdam, waar in een bekende boekhandel de presentatie van Gimmick! zou plaatsvinden. Om extra media-aandacht te genereren liet zijn broer het boek door een bekendheid in brand steken. “Er waren veel mensen die ik alleen van de televisie kende. En allemaal waren ze gekomen voor míjn broer.”In Alkmaar rondde Alexander de havo af. “Ik heb een heel rustige puberteit gehad,” zegt hij. “Ik was op tijd thuis en ging altijd rustig naar boven.” Hij ging in Amsterdam aan een hogeschool voor leraar studeren. Schoolkrantmedewerkers vroegen hem of hij een artikel wilde schrijven. Hij deed interviews en waagde zich aan beschouwelijke stukken. “Het schrijven ging mij behoorlijk goed af,” zegt hij. Op zoek naar een kamer in Amsterdam ontmoette hij een zekere Gijs de Kogel, een hogeschoolstudent die nog plek had voor een huisgenoot. “Toen hij hoorde dat ik de broer van Joost was, kon ik direct bij hem intrekken,” zegt hij. De Kogel wilde zelf ook schrijver worden en hoopte dat de beroemde broer over de vloer zou komen.“Hij was verguld toen Joost hem een keer meenam naar een echte boekpresentatie.”

 

Joris van Casteren (Rotterdam, 5 januari 1976)

 

De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) op 4 januari 1963. Zie ook alle tags voor Andreas Altmann op dit blog. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009. 

 

‘s morgens

het heeft gesneeuwd, de bomen zitten vol regen.
het is koud. de ogen tranen in het opkomende licht.
water drijft in dunne lijntjes over het vensterglas.
velden hebben een huid van sneeuw. kale struiken
tekenen zich daarop af. er zijn geen stappen voorbij
het pad gelopen. ik rij naar het meer, wil wat ijs
over het water dragen. een half leven is sindsdien
verteld. de wind blaast in je gezicht. ik bekijk de dingen
vanuit het einde, heb je gezegd. dat is een langzame zin.
bij het treinstation wordt ik afgehaald. Ik ben hier vreemd.
altijd voel ik me vreemd, alleen niet bij jou.
je bent mooi. Je hebt een lied gezongen. het wordt dag
en de sneeuw glijdt van de daken. de winter
zal komen, hij is er al. en ik moet gaan.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andreas Altmann (Hainichen, 4 januari 1963)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e januari ook mijn blog van 5 januari 2021 en ook mijn blog van 5 januari 2019 deel 1 en eveneens deel 2.

Carl Frode Tille

De Noorse schrijver Carl Frode Tiller werd geboren op 4 januari 1970 in Namsos. Tiller groeide op in Nord-Trøndelag. Hij studeerde eerst literatuur en later geschiedenis aan de Noorse Universiteit voor Wetenschap en Technologie in Trondheim. In 2001 publiceerde Tiller zijn eerste roman, “Skråninga” (De Helling), waarmee hij de Tarjei Vesaas-prijs won. De prijs wordt uitgereikt voor het beste literaire debuut van een jaar. Ook in 2001 ontving hij de publieksprijs van P 2, een Noors radiostation. Het boek werd ook genomineerd voor de Brage Prijs. Een gedramatiseerde versie van het boek werd opgevoerd in verschillende Noorse theaters, waaronder het Det Norske Teatret in Oslo. Net als zijn debuutwerk kregen ook zijn romans “Bipersonar” (Engels: Secondary Characters) en “Innsirkling” (Omcirkeling) zeer goede recensies. Zijn boeken zijn vertaald in het Zweeds, Deens, Fins, IJslands, Duits, Engels, Frans en Russisch. Kort proza ​​van Tiller verscheen ook in tijdschriften en bloemlezingen. Samen met Håvard Thørring vormt hij de band Kong Ler, die twee cd’s heeft uitgebracht.

Uit: Omcirkeling (Vertaald door Kor de Vries)

“Saltdal, 4 juli 2006. Op tournee

We rollen langzaam het centrum binnen, als je dit tenminste een centrum kunt noemen, een kleine rotonde met een paar huizen eromheen. Ik zit voorovergebogen in mijn stoel, kijk om me heen, er is geen mens te zien, het is uitgestorven, stil, er zijn hier zelfs bijna geen winkels, alleen een gesloten café en een kruidenierswinkeltje met verduisterde ramen. Moeten we hier spelen, het lijkt goddomme wel of hier helemaal niemand woont, ik begrijp ook niet wie hier zou willen wonen, wie zou zichzelf zo willen straffen. Ik ga achterover in mijn stoel zitten, draai het raampje naar beneden en leg mijn elleboog op het portier. Een koele, frisse wind streelt mijn gezicht, een heerlijke wind. Ik leg mijn hoofd achterover en doe mijn ogen dicht, adem in door mijn neus en ruik, er zitten zo veel geuren in de lucht als het net heeft geregend, deze geur van vochtige grond, de geur van seringen. Ik open mijn ogen, leun weer naar voren. Zo verrekte verlaten, zo doods, er is goddomme geen enkele sterveling te zien en bijna geen geluid te horen, ik hoor alleen het gebrom van onze motor. Plus het plakgeluid van banden die over nat asfalt rijden. Ik snap bij God niet wie op een plek als deze gaat wonen. `Als we voor het concert nog tijd hadden gehad, zou ik gaan vissen, zegt Anders. ‘Er moet hier een geweldige zalmrivier zijn!’ Ik draai me om en kijk hem aan, glimlach. Maar hij kijkt alsof hij het serieus meent, zit daar op de achterbank en kijkt me aan, knikt naar rechts. Ik strek mijn hals en kijk waar hij naar knikt. Er hangt een kartonnen bord achter een raam aan de overkant van de weg, VISKAARTEN  TB KOOP, staat er, met zwarte stift geschreven in een kronkelig handschrift dat aan de rechterkant naar beneden helt. Ik draai me om en tuur weer door de voorruit la, ja, zeg ik. ‘Behalve inteelt is jagen en vissen waarschijnlijk het enige wat je hier kunt doen: Ik draai me om naar Anders, glimlach opnieuw. Maar hij zit op-zij gedraaid en kijkt me niet aan, hij heeft het waarschijnlijk niet meegekregen. Ik draai terug en staar weer door de voorruit. ‘En sport, natuurlijk, voeg ik eraan toe, ‘skiën en zo! Maar geen teamsport, er zijn waarschijnlijk niet genoeg mensen om aan teamsport te doen hier: Het is een poosje stil. Lars slaat rechts af en we rollen een lichte helling af die naar een kade leidt. Beneden in de verte word ik de blauwe, glinsterende zee gewaar, een paar meeuwen cirkelen rond een groene container. Maar geen mens te zien, het is goddomme overal hartstikke uitgestorven, midden op de dag en dan zo verlaten. Ik leun wat voorover en laat mijn blik van links naar rechts gaan, glimlach en schud mijn hoofd. `Jezus nog aan toe!’ zeg ik en ik wacht even, schud nog een keer het hoofd. ‘Het lijkt erop dat de Senterparti nog een flinke klus te wachten staat als ze hun doelstellingen voor een “levendig Noors platteland” willen halen, zeg ik. Ik wacht weer even en dan draai ik me om naar Lars, kijk hem aan en knik. <Als je nu snelle banjomuziek hoort, dan geef je meteen plankgas, hoor!’ zeg ik en ik lach kort.”

 

Carl Frode Tiller (Namsos, 4 januari 1970)

David Berman, Andreas Altmann

De Amerikaanse dichter, songwriter en frontman van Silver Jews David Berman werd geboren op 4 januari 1967 in Williamsburg, Virginia. Zie ook alle tags voor David Berman op dit blog.

 

The Spine of the Snowman

On the moon, an old caretaker in faded clothes is holed up in his
pressurized cabin. The fireplace is crackling, casting sparks onto the
instrument panel. His eyes are flickering over the earth,

looking for Illinois,

looking for his hometown, Gnarled Heritage,
until his sight is caught in its chimneys and frosted aerials.

He thinks back on the jeweller’s son who skated the pond
behind his house, and the local supermarket with aisles
that curved off like country roads.

Yesterday the robot had been asking him about snowmen.
He asked if they had minds.
No, the caretaker said, but he’d seen one
that had a raccoon burrowed up inside the head.

“Most had a carrot nose, some coal, buttons, and twigs for arms,
but others were more complex.
Once they started to melt, things would rise up
from inside the body. Maybe a gourd, which was an organ,
or a long knobbed stick, which was the spine of the snowman.”

The robot shifted uncomfortably in his chair.

 

Classic Water

I remember Kitty saying we shared a deep longing for
the consolation prize, laughing as we rinsed the stagecoach.

I remember the night we camped out
and I heard her whisper
“think of me as a place” from her sleeping bag
with the centaur print.

I remember being in her father’s basement workshop
when we picked up an unknown man sobbing
over the shortwave radio

and the night we got so high we convinced ourselves
that the road was a hologram projected by the headlight beams.

I remember how she would always get everyone to vote
on what we should do next and the time she said
“all water is classic water” and shyly turned her face away.

At volleyball games her parents sat in the bleachers
like ambassadors from Indiana in all their midwestern schmaltz.

She was destroyed when they were busted for operating
a private judicial system within U.S. borders.

Sometimes I’m awakened in the middle of the night
by the clatter of a room service cart and I think back on Kitty.

Those summer evenings by the government lake,
talking about the paradox of multiple Santas
or how it felt to have your heart broken.

I still get a hollow feeling on Labor Day when the summer ends

and I remember how I would always refer to her boyfriends
as what’s-his-face, which was wrong of me and I’d like
to apologize to those guys right now, wherever they are:

No one deserves to be called what’s-his-face.

 

David Berman (4 januari 1967 – 7 augustus 2019)

 

De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) op 4 januari 1963. Zie ook alle tags voor Andreas Altmann op dit blog. Zie ook mijn blog van 8 juni 2009 

 

grens bos

je kijkt door je ogen naar de grens. verspreide
nederzetting, de rottende huid van de huizen.
jij in die kamers als kind. daarachter paden
die zich rond het uitzicht rijgen. maag
klachten door het kleiner worden. de bossen
met de schoten op jou gericht.

je vader moe van het zwijgen. je moeder
moe van het zwijgen. geen woord
dat terugleidt. ze komen niet naar huis
tot aan hun dood, die zich een moment
over de tijd uitstrekt. de grens begint
in de ogen daarvoor. soldaten, papieren, ik

ben te voet met de ogen van mijn vader,
die mijn hand steviger vasthoudt, en de parels
op mijn moeders wimpers, die ik bewaar in lege
sigarendoosjes en die beslaan
elke keer als ik ze openmaak onder het bed. in het bos
zijn wapens begraven, heeft iemand me verteld

die geen naam heeft, sindsdien zijn de bomen
de lucht in geschoten die hier verdwenen is.
ik let alleen op het pad, om mijn weg naar buiten
te vinden voordat de avond aanbreekt.
maar als ik alleen in mijn kamer ben, slaap ik
met het licht aan, dat zich verspreidt.

 

Vertaald door Frans Roumen

 

Andreas Altmann (Hainichen, 4 januari 1963) 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 4e januari ook mijn blog van 4 januari 2019 en ook mijn blog van 4 januari 2017 en mijn blog van 4 januari 2015 deel 1 en eveneens deel 2 en deel 3.