Charles Ducal, Adriaan Jaeggi, Pieter Aspe, Frederik van Eeden, Peter Huchel

 

De Vlaamse dichter en schrijver Charles Ducal (pseudoniem van Frans Dumortier) werd geboren in Leuven op 3 april 1952. Zie ook alle tags voor Charles Ducal op dit blog.

In de marge

Zij zitten hoog, op dunne banden,
in de marge van het verkeer. Hun strook
is niet ingelijfd, zij zijn op weg
in een tragere eeuw, missen de koorts

de wereld bijtijds te bestrijken,
de verte aanwezig te rijden, breed en brutaal.
De auto is jong, zingt de werkelijke taal.
Op de fiets komt men nergens. In ijdel

evenwicht sturen dichters hun hoogmoed
de marge in, waar God nog bestaat,
en zingen daarboven, met dunne halzen,
iets duurs op de rand van de taal.

 

Haas

Het veld was modder. Ik meed de wegen.
Regen waste het avondlicht schoon.
Prikkeldraad aan de rand sloot te hoog
om de verte tegen te spreken.

Ik had zoveel jeugd bij te benen,
angst stuwde op in mijn bloed,
kreeg snelheid, werd overmoed.
De wind hield zijn honden geketend.

Haas is een hartslag op lopers,
een springveer door hoepels van licht.
Ik liep. Ik zag niet de strik.
Ik werd wakker in de handen van stropers.

Charles Ducal (Leuven, 3 april 1952)

 

De Nederlandse schrijver, dichter en columnist Adriaan Jaeggi werd geboren op 3 april 1963 in Wassenaar. Zie ook alle tags voor Adriaan Jaeggi op dit blog.

 

Uit: De tol van de roem

Ik vind ze aardig, je ouders’ zei Marije.
Ik kon niet anders dan ja zeggen.
‘Waarom heb je me nooit eerder voorgesteld?
Was je bang dat ze me niet leuk zouden vinden?’
Ik lachte. Ze had mijn vader en vooral mijn moeder volledig ingepakt. Marije was precies het meisje dat ouders zich wensen als schoondochter. Knap op een beschaafde manier, lief en met een goede baan, zonder daar al te trots op te zijn. Maar het was moeilijk om dat aan haar uit te leggen zonder het neerbuigend te laten klinken.
‘Ach,’ zei ik, ‘het heeft ook tien jaar geduurd voor ze voor het eerst naar me kwamen luisteren.’
‘Ja, dat zei je vanmiddag al. Is daar een reden voor? Ik bedoel… je vindt het vast vervelend.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Een beetje. Ik heb ze nooit duidelijk kunnen maken wat muziek voor me betekent. Wat het is om te spelen. Waarom weet ik niet.’
‘Heb je het wel geprobeerd?’
‘Af en toe Maar als ik erover begon zag ik altijd die blik in hun ogen, als toen ik thuiskwam van de kleuterschool en mijn eerste vinger verftekening liet zien. Op zo’n moment zijn ouders heel trots op je, maar ze gaan er toch niet van uit dat je de rest van je leven door wilt gaan met vingerverven.’
Marije schoot in de lach. ‘Vingerverven. Nou maak je het zelf belachelijk . Zo kan ik het ook moeilijk serieus nemen.’
‘O, ik weet best dat er belangrijker dingen zijn dat trompet spelen. Ik zou alleen niet weten wat.’
Ik zag hoe ze haar gezicht half naar me toe draaide. Het licht van het dashboard scheen groen op haar voorhoofd. “


Adriaan Jaeggi (3 april 1963 – 10 juni 2008)

 


De Vlaamse schrijver Pieter Aspe (pseudoniem van Pierre Aspeslag) werd geboren in Brugge op 3 april 1953. Zie ook alle tags voor Pieter Aspe op dit blog.

 

Uit: Blauw Bloed

“DianaDelanghe, want zo heette ze officieel, betrok een appartement in de Witte Leertouwersstraat op loopafstand van de Coupure, waar Marcus Heydens naar alle waarschijnlijkheid zelfmoord had gepleegd. Het was een trieste buurt. De mensen bleven er wonen omdat er elders geen plaats voor hen was. Het pand in kwestie was een krot met een trapgevel dat onlangs als beschermd monument was geklasseerd en dringend aan renovatie toe was, maar daar had de eigenaar geen oren naar. Hij bleef de huur opstrijken en wachtte geduldig af tot de overheid met een interessant voorstel over de brug zou komen.

Die kans was klein want in de Witte Leertouwersstraat kwamen geen toeristen. Het vervallen monument had daarom geen enkele economische waarde. Van In raadpleegde de naamplaatjes die slordig naast de belknoppen waren aangebracht.

Dat van Diana viel op omdat het nog sneeuwwit was en er Heydens op stond in plaats van Delanghe.

“Ik denk dat ze op de tweede verdieping woont”, zei hij tegen Versavel.

Een van de overburen, een slome veertiger met een uitgezakte bierbuik, observeerde de politionele actie van achter het raam van zijn woning. Toen Van In bij Diana Delanghe aanbelde, riep hij zijn vrouw erbij. Hoewel het mens in de keuken aardappelen aan het schillen was – dat deed ze zittend vanwege haar spataderen – reageerde ze meteen op het verzoek van haar man.

“Ik heb je toch gezegd dat ze iets zouden ondernemen tegen dat tuig van hier rechtover.” De vrouw veegde haar aardappelschiller schoon aan haar schort. Wat moest ze daarop zeggen?

Dat de aangetekende brief die haar man vorig jaar aan het college van burgemeester en schepenen had gericht en waarop nooit een antwoord was gekomen, hoogstwaarschijnlijk niets te maken had met de politiewagen die nu voor de deur stond? Nee,als ze dat onder zijn neus zou wrijven, zou hij kwaad worden en kreeg ze weer slaag. Dat gebeurde steeds vaker sinds hij zijn baan was kwijtgeraakt.

“Ik hoop dat ze die vuile profiteurs meteen het land uitzetten.”

 

Pieter Aspe (Brugge, 3 april 1953)

Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Frederik van Eeden werd geboren in Haarlem op 3 april 1860. Zie ook alle tags voor Frederik van Eeden op dit blog.

 

Uit: De kleine Johannes

„Hij dacht aan de diepte van het stille, heldere water voor zich, – hoe gezellig het daar moest zijn, tusschen die waterplanten, in dat vreemde schemerlicht, en dan weer aan de verre, prachtig gekleurde wolken die boven de duinen zweefden, – wat daar wel achter zou zijn en of het heerlijk zou zijn daarheen te kunnen vliegen. Als de zon juist was ondergegaan, stapelden de wolken zich daar zóó opeen, dat ze den ingang van een grot schenen te vormen en in de diepte van die grot schitterde het dan van zachtrood licht. Dat was wat Johannes verlangde. Kon ik daarin vliegen! dacht hij dan. Wat zou wel daar achter zijn? Zou ik daar eenmaal, eenmaal kunnen komen?…..

Maar hoe dikwijls hij dat wenschte, telkens viel de grot in vale, donkere wolkjes uiteen, zonder dat hij er dichter bij konde komen. Dan werd het koud en vochtig aan den vijver en hij moest weêr zijn donker slaapkamertje in het oude huis gaan opzoeken.

Hij woonde daar niet geheel alleen; hij had een vader, die hem goed verzorgde, een hond die Presto en kat die Simon heette. Natuurlijk hield hij van zijn vader het meest, maar Pestro en Simon achtte hij volstrekt niet zooveel beneden hem, als een groot mensch dat zou doen. Hij vertrouwde zelfs meer geheimen aan Presto dan aan zijn vader, en voor Simon gevoelde hij een eerbiedig ontzag. Nu, dat was geen wonder! Simon was een groote kat met glanzig zwart vel en een dikken staart. Men kon hem aanzien dat hij volkomen overtuigd was van zijn eigen grootheid en wijsheid. Hij bleef altijd even deftig en voornaam, zelfs als hij zich verwaardigde even met een rollende kurk te spelen, of achter een boom een vergeten haringkop op te knauwen. Bij de dolle uitgelatenheid van Presto kneep hij minachtend de groene oogen toe en dacht: Nu ja! Die honden weten niet beter.

Begrijpt ge nu dat Johannes ontzag voor hem had? – Met den kleinen bruinen Presto ging hij veel vertrouwelijker om. Het was geen mooi of voornaam, maar een bizonder goedig en schrander hondje, dat nimmer verder dan twee pas van Johannes weg te krijgen was en geduldig zat te luisteren naar de mededeelingen van zijn meester.“

 

Frederik van Eeden (3 april 1860 – 16 juni 1932)

 

De Duitse dichter Peter Huchel werd geboren in Lichterfelde bij Berlijn op 3 april 1903. Zie ook alle tags voor Peter Huchel op dit blog.

Die Magd

Klaubholz hat sie im Wald geknackt,
die Kiepe mit Kienzapf gepackt.
Sie hockt mich auf und schürzt sich kurz,
schwankt barfuß durch den Stoppelsturz.

Im Acker knarrt die späte Fuhr.
Die Nacht pecht schwarz die Wagenspur.
Die Geiß, die zottig mit uns streift,
im Bärlapp voll die Zitze schleift.

 

Exil

Am Abend nahen die Freunde,
die Schatten der Hügel.
Sie treten langsam über die Schwelle,
verdunkeln das Salz,
verdunkeln das Brot
und führen Gespräche mit meinem Schweigen.

Draußen im Ahorn
regt sich der Wind:
Meine Schwester, das Regenwasser
in kalkiger Mulde,
gefangen
blickt sie den Wolken nach.

Geh mit dem Wind,
sagen die Schatten.
Der Sommer legt dir
die eiserne Sichel aufs Herz.
Geh fort, bevor im Ahornblatt
das Stigma des Herbstes brennt.

Sei getreu, sagt der Stein.
Die dämmernde Frühe
hebt an, wo Licht und Laub
ineinander wohnen
und das Gesicht
in einer Flamme vergeht.


Peter Huchel (3 april 1903 – 30 april 1981)

Rond 1947

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 3e april ook mijn blog van 3 april 2012 deel 2.