J.M.A. Biesheuvelprijs voor Marente de Moor

De Nederlandse schrijfster en columniste Marente de Moor heeft vrijdag de J.M.A. Biesheuvelprijs gewonnen, een prijs voor de beste Nederlandstalige bundel korte verhalen. De Moor krijgt de prijs, een bedrag van 4875,35 euro, voor haar bundel “Gezellige Verhalen” Zie ook alle tags voor Marente de Moor op dit blog.

Uit: Gezellige verhalen

“We sluiten de tent. Voorgoed. Jules is het ermee eens, althans, dat zei hij vannacht toen we in het donker tegenover elkaar stonden met de toonbank tussen ons in. De energiezuinige straatlantaarn wierp een groene gloed over zijn schedel, kaal op twee hoorntjes van pluishaar na. Mijn broer, de faun van Vaals. Hij had gedronken, de hemel mag weten wat, en nu vrees ik dat hij nooit meer terugkomt.
‘Goed man, gaan we sluiten,’ zei hij, de druipende vaatdoek wegsmijtend waarmee ik zojuist kortsluiting had veroorzaakt, ‘maar dan ook verder geen gezeik meer, ik doe wat ik wil en wat jij doet moet jij weten.’
Hij rook weer zo eigenaardig. Niet zoals toen we nog met z’n tweee¨n waren, niet naar het rijzende deeg en de vruchten van de vlaaien die hij bakte, maar naar de supplementen die zij hem laat slikken. Poeders, Aziatische wondermiddeltjes die hem uitputten. Die hoer laat hem als een estafetteloper achter zijn eigen stokje aan rennen. En de mensen zien het, want zo wandelt hij hier door de straten, met zijn dunne broek. God, de mensen zien het en zullen denken dat ik het ben, want niemand kan ons van elkaar onderscheiden. Hij is een halfuur jonger en vijf centimeter korter, knipt de zijkanten van zijn hoofd niet, ik wel; hij heeft zijn bril weggedaan terwijl ik ’m nog draag. Verschillen genoeg, zou je zeggen. Ik blijf rustig, hij is opvliegend; dat was hij al voordat hij haar ontmoette (als je bij zoiets al van een ontmoeting kunt spreken). Hij kan zingen, dansen en autorijden en ik allemaal niet; hij bakte en ik bediende, en dat wilden we volhouden tot ons pensioen, maar nu zijn we pas drieënvijftig en sluiten we de tent.
Zes uur. De volle maan is er nog even. Zal ik naar beneden gaan, beginnen met de vullingen? Dan hebben de gasten weer vlaai van Marcel, die weliswaar minder goed smaakt dan die van Jules; dat verschil merken ze dan weer wel. Kijken doe je met de bovenkant van je gezicht terwijl je proeft en roddelt met de onderkant, het is maar waar je voor kiest. Ik blijf het liefst hier liggen, zo lang mogelijk in dezelfde houding om het ledikant zijn afschuwelijke gekraak te besparen, in dit van mijn vuil verslapte beddengoed, starend naar de stripfiguurtjes aan de muur, ik blijf, ik laat alles zoals het is.”


Marente de Moor (Den Haag, 1972)