Maarten Biesheuvel heeft de P.C. Hooftprijs gewonnen. Dat heeft het bestuur van de Stichting P.C. Hooft-prijs voor Letterkunde vrijdag bekendgemaakt. Biesheuvels sterk associatieve verteltechniek ‘geeft zijn proza een weldadig effect ven irrationaliteit en onlogica, waardoor het fantastisch element te meer een kans krijgt’, aldus de jury onder leiding van Maarten Asscher. De jury prijst verder Biesheuvels ‘verbeeldingskracht, absurdistische humor en stilistische rijkdom’. Met zijn verhalen, die het autobiografische en het fantastische op een zo wonderbaarlijke manier met elkaar vermengen, heeft hij een unieke en onverwisselbare bijdrage geleverd aan de Nederlandse literatuur. Daarvoor komt hem de P.C. Hooft-prijs 2007 ten volle toe, aldus het jurerende gezelschap.
De P.C. Hooft-prijs 2007 is een oeuvreprijs van 60.000 euro, deze keer weer bedoeld voor proza. De in Leiden wonende Biesheuvel krijgt de onderscheiding op donderdag 24 mei 2007 in het Letterkundig Museum in Den Haag, drie dagen na de sterfdag van de naamgever van de prijs. Biesheuvel kreeg onder meer al de F. Bordewijk-prijs 1985 van de Jan Campert-Stichting voor zijn verhalenbundel Reis door mijn kamer en voor zijn debuut In de bovenkooi uit 1972 ontving hij de Alice van Nahuys-prijs.
Biesheuvel, die rechten studeerde in Leiden, debuteerde in 1972 met de verhalenbundel In de bovenkooi. De gelauwerde auteur past verschillende verteltechnieken toe en staat bekend om zijn wijze van parodiëren en ironiseren. Realistische verhalen, bijvoorbeeld over een gereformeerde opvoeding en een verblijf in een psychiatrische inrichting, worden door de schrijver afgewisseld door surrealistische en malle vertallingen. Ook mixt hij autobiografische gegevens met fictie.
Biesheuvel publiceerde onder meer De weg naar het licht en andere verhalen (1977), Brommer op zee (1982), Een overtollig mens (1988, Boekenweekgeschenk). In 2003 stelde zijn echtgenote Eva Gütlich een bundel uit Biesheuvels verhalen samen.
Uit: Gemiste kans
…”Ik trad binnen en zag dertien personen: twee dames en elf heren. Maar wat zagen ze er allemaal merkwaardig uit. Een man die iets kleiner was dan ik kwam op me af. Hij droeg een bruingrijs tweedjasje en een witte pantalon, op zijn neus zat een lorgnon van ouderwets model geklemd. De man keek me guitig aan en leek me heel slim. Het was net of ik hem al eens eerder had gezien. ‘Vlug, doe die deur dicht,’ zei hij, ‘we zijn hier maar incognito.’ ‘U bent toch Vladimir Nabokov?’ vroeg ik verbaasd. ‘Je raadt het,’ zei hij, ‘we zijn hier voor jou gekomen, maar laat ik je eerst aan de andere leden van onze club voorstellen.’ Ik schudde de handen van Homerus, Thomas Mann, Jane Austen, Herman Melville, Gogol, Tolstoj, Vergilius, Dante, Flaubert, Cleopatra, Jezus en Pontius Pilatus. De laatste was een reus van een kerel met rood haar, hij had een wit lang gewaad aan. Om zijn middel zat een strakke gordel en daaraan hing in een fraai bewerkte ivoren schede een dolkmes, waarschijnlijk het mes waarover ik al had horen praten. Pilatus droogde juist zijn handen af aan een rood-wit geblokte theedoek die een beetje naar haring stonk. ‘Nu ken je de leden van de club,’ zei Melville die op sandalen liep, in een Nankingse broek gekleed was en met ontbloot bovenlijf rondliep, hij rookte een pijp, ‘we hebben allemaal jouw werk gelezen. Je hebt nu wel genoeg geschreven. Hou ermee op. Het mooiste verhaal vinden wij allemaal “Brommer op zee”. Sommige andere verhalen halen ook een aardig peil. Homerus is vooral te spreken over “Oculare Biesheuvel”, dat verhaal met die ellendige namenlijst. Nabokov is nogal gesteld op “Een vreemd voorval”. Jane Austen vindt “De merel” prachtig. We zijn hiernaartoe gekomen om je lid te maken van de club. lets mooiers valt er niet te bereiken!’ Jezus keek me aan en zei een beetje stuurs: ‘Maar dan moet je wel meteen meegaan.’ Ik sputterde tegen. ‘Anton Tsjechov heeft “De dame met hondje” geschreven, waarom is hij dan geen lid van de club?’ ‘We wilden hem lid maken,’ sprak Jane Austen terwijl ze heel grappig mijn bewegingen en mijn stemgeluid nabootste, ‘maar op het laatste moment heeft hij de boot gemist.’ ‘Hoe kwam dat dan?’ vroeg ik. ‘Vertellen we je wel op zee,’ lachte Cleopatra.”
Maarten Biesheuvel (Schiedam, 29 mei 1939)