Adrienne Rich, Paul Gellings, Friedrich Rückert, Jakob van Hoddis, Juan Rulfo

 

De Amerikaanse dichteres Adrienne Rich werd 16 mei 1929 geboren te Baltimore. Zie ook alle tags voor Adrienne Rich op dit blog.

 

Uit: Bronnen

IV
Met wie geloof je dat je lot is verbonden?
Waar komt je kracht vandaan?

Ik denk dat hoe dan ook, waar dan ook
Elk gedicht van mij die vragen moet herhalen

die niet hetzelfde zijn. Er is een wie, een waar
die niet gekozen zijn – die zijn gegeven – en soms onwaar gegeven

in het begin pak je wat je pakken kunt
om te overleven.

 

 

Uit: Een en twintig liefdesgedichten

XI
Slapen, draaien in een baan zoals planeten
wentelend in hun nachtelijke weide:
aanraken is genoeg om te weten
dat wij zelfs slapend niet alleen zijn in het universum:
bijna spreken de droombeelden van twee werelden
dwalend door hun schimmensteden elkaar toe.
Ik ben wakker geworden van jouw zacht gepraat
lichtjaren of donkerjaren hiervandaan
alsof mijn eigen stem gesproken had.
Maar onze stem verschilt, zelfs in de slaap
en ons lichaam, zo hetzelfde, is zo toch anders
en het verleden dat echoot door ons bloed
is geladen met een andere taal en andere betekenissen –
Toch kan geschreven worden in elke kroniek
van de wereld die wij delen, als voor de eerste keer:
wij waren twee minnaressen
wij waren twee vrouwen van een generatie.

 

 

Wat voor tijden zijn dit

Er is een plek tussen twee boompartijen in waar gras groeit bergopwaarts
en waar de oude revolutionaire weg afbreekt in de schaduw
dicht bij een kerk, in de steek gelaten door de achtervolgden
die verdwenen in die schaduw.

Daar wandelde ik, plukte paddenstoelen aan de rand van de angst,
maar laat je niet bedotten,
dit is geen Russisch gedicht, dit gebeurt niet ergens anders maar hier,
ons land dat nadert tot zijn eigen waarheid en angst,
zijn eigen wegen om mensen te laten verdwijnen.

Ik zal je niet vertellen waar de plek is, het donkere netwerk van wouden
ontmoet er het niet- aangegeven streepje licht-
dwarswegen door geesten bezeten, humus paradijs:
Ik weet al wie het wil kopen, verkopen, het doen verdwijnen

En ik zal je niet vertellen waar het is, waarom vertel ik je dan
wat dan ook? Omdat je nog steeds luistert, want in tijden als deze
is het, om je aandacht hoe dan ook gaande te houden, noodzakelijk
om over bomen te praten.

 

Vertaald door Maaike Meijer

 

 
Adrienne Rich (16 mei 1929 – 27 maart 2012)

 

De Nederlandse dichter en vertaler Paul Johann Gellings werd geboren in Amsterdam op 16 mei 1953. Zie ook alle tags voor Paul Gellings op dit blog.

 

Egel

Een egel rust op de weg en kijkt.
Wat hij was ligt als een vrucht
vertrapt op de stenen.

Koud is de wind, de weg is nog lang,
even een huivering, maar wie zal ooit treuren
omdat hij de ziel van een egel zag?

Koud is de wind, ik moet nog zo ver,
maar ineengerold in mijn warmte
ben ik thuis als ik slaap.

De wind en de reis gaan verder.
Een egel ligt op de weg en kijkt
met een leeg oog naar niets.

 

 

Hek

Waarom deze ijzeren spijlen met verlies van
roest over hun drempel van steen? Kringen
op korstmos, bijna met gloed van de dag
dat gesmeed werd, gehamerd, gebogen.

Verfschubben sinds lang van zich afgeschud;
vergeten de kwast, door tijd uit elkaar.
Wie weet bungelt daar nog ergens een nest
met een rest van zorgvuldige haren.

– Toch zeker niet om de doden te zeggen
dat het verboden is vanuit je tombe aan
de wandel te gaan. Of om luidruchtige buren

bezoek te onthouden. Nee, het staat er om
voor altijd te waken over grotere vrede
tussen de wereld en dat andere, wrede.

 

 
Paul Gellings (Amsterdam, 16 mei 1953)

 

 

De Duitse dichter Johann Michael Friedrich Rückert werd geboren in Schweinfurt op 16 mei 1788. Zie ook alle tags voor Friedrich Rückert op dit blog.

 

Zwischen Welt und Einsamkeit

Een egel rust op de weg en kijkt.
Wat hij was ligt als een vrucht
vertrapt op de stenen.

Koud is de wind, de weg is nog lang,
even een huivering, maar wie zal ooit treuren
omdat hij de ziel van een egel zag?

Koud is de wind, ik moet nog zo ver,
maar ineengerold in mijn warmte
ben ik thuis als ik slaap.

De wind en de reis gaan verder.
Een egel ligt op de weg en kijkt
met een leeg oog naar niets.

 

 

Als ich sah die Wolken weinen

Waarom deze ijzeren spijlen met verlies van
roest over hun drempel van steen? Kringen
op korstmos, bijna met gloed van de dag
dat gesmeed werd, gehamerd, gebogen.

Verfschubben sinds lang van zich afgeschud;
vergeten de kwast, door tijd uit elkaar.
Wie weet bungelt daar nog ergens een nest
met een rest van zorgvuldige haren.

– Toch zeker niet om de doden te zeggen
dat het verboden is vanuit je tombe aan
de wandel te gaan. Of om luidruchtige buren

bezoek te onthouden. Nee, het staat er om
voor altijd te waken over grotere vrede
tussen de wereld en dat andere, wrede.

 

 

Uit: Geharnischte Sonnette

X
Du kalte Jungfrau mit der Brust von Schnee,
Auf, Russia, schüttle deine starren Röcke,
Daß Frost davon stieb’ auf die Bienenstöcke
Dort und ertränke sie in kaltem See!

Und du, Hispania, Schäfrin Galatee,
Treib’ aus zur Trift den kühnsten deiner Böcke
Durchs Tor der Pyrenäen, daß er blöke
Und sich ersätt’ge dort im fetten Klee!

Fruchtgarten Gallien, blühendstes Hesperiden,
Wähl’, willst du unter ungeheuren Flocken
Sein eingeschneit? die sendet dir Siberien.

Wähl’, willst du von versengenden Chirokken
Sein ausgedorrt? Die sendet dir Iberien.
Frost oder Glut, was wählst du? Beids macht trocken.

 

 
Friedrich Rückert (16 mei 1788 – 31 januari 1866)
Portret door Bertha Froriep, 1864

 

 

De Duitse dichter Jakob van Hoddis (pseudoniem van Hans Davidsohn) werd geboren in Berlijn op 16 mei 1887. Zie ook alle tags voor Jakob von Hoddis op dit blog.

 

Der Visionarr

Lampe blöck nicht.
Aus der Wand fuhr ein dünner Frauenarm.
Er war bleich und blau geädert.
Die Finger waren mit kostbaren Ringen bepatzt.
Als ich die Hand küßte, erschrak ich:
Sie war lebendig und warm.
Das Gesicht wurde mir zerkratzt.
Ich nahm ein Küchenmesser und zerschnitt ein paar Adern.
Eine große Katze leckte zierlich das Blut vom Boden auf.
Ein Mann indes kroch mit gesträubten Haaren
einen schräg an die Wand gelegten Besenstiel hinauf.

 

 

Der Oberlehrer

Gewaltig hockt er auf dem Tisch und spricht
Von Theben und Athen, heut nachmittag.
Ein grauer Schurrbart starrt durch sein Gesicht
Er riecht nach saurem Brot und nach Tobak.

Sein kahles Haupt umwettert der Gedanke
Von Theben heiliger Schaar, von Pindar spricht er
Der Primus reibt sich an der alten Banke
Die meisten machen willige Gesichter.

Er spricht von Theben heute nachmittag
Einige heben ihre kleinen Hände,
Einige kitzeln leise sich am Sack
Und gucken schläfrig auf die leeren Wände.

»Wer hat soeben auf den Tisch gehauen?«
Durch die betrübten Fenster schimmern Wolken.
Die Jungen sitzen staunend und verdauen. –
Der Lehrer wird jetzt in der Nase polken.

 

 
Jakob van Hoddis (16 mei 1887 – mei/juni ? 1942)
 

 

 

De Mexicaanse schrijver Juan Rulfo werd geboren op 16 mei 1917 in Sayula. Zie ook alle tags voor Juan Rulfo op dit blog.

Uit: No Dogs Bark (Vertaald door George D. Schade)

“I don’t see anything.”
“Too bad for you, Ignacio.”
“I’m thirsty.”
“You’ll have to stand it. We must be near now. Because it’s now very late at night they must’ve turned out the lights in the town. But at least you should hear dogs barking. Try to bear.”
“Give me some water.”
“There’s no water here. Just stones. You’ll have to stand it. Even if there was water, I wouldn’t let you down to drink. There’s nobody to help me lift you up again, and I can’t do it alone.”
“I’m awfully thirsty and sleepy.”
“I remember when you were born. You were that way then. You woke up hungry and ate and went back to sleep. Your mother had to give you water, because you’d finished all her milk. You couldn’t be filled up. And you were always mad and yelling. I never thought that in time this madness would go to your head. But it did. Your mother, may she rest in peace, wanted you to grow up strong. She thought when you grew up you’d look after her. She only had you. The other child she tried to give birth to killed her. And you would’ve killed her again, if she’d lived till now.”
The man on his back stopped gouging with his knees. His feet began to swing loosely from side to side. And it seemed to the father that Ignacio’s head, up there, was shaking as if he were sobbing.
On his hair he felt thick drops fall.”

 

 
Juan Rulfo (16 mei 1917 – 8 januari 1986)

 

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 16e mei ook mijn vorige blog van vandaag.