Olga Berggolts, Lothar Baier, Olaf J. de Landell, Rens van der Knoop, Naomi Rebekka Boekwijt

 

De Russische dichteres en schrijfster Olga Fyodorovna Berggolts werd geboren op 16 mei 1910 in Sint Petersburg. Zie ook alle tags voor Olga Berggolts op dit blog.

 

In The Name Of The Word

In the name of the word that, my dear,
Is best one and single for us,
Again fall in love with me here,
And tell me all this and – at once.

Beware! You could loose the right moment!
So, call for, not looking at past,
The proud and happiest load
Of my love’s unusual thrust.

You’ll never find fate more delicious,
Nor heights, deeper sunk in the blue,
Because it contains our last wishes –
The last air to breathe for us two.

 

 

Promise

My foes will be not by my perish consoled –
They won’t have a reason to pour the false tears.
The hook, I’m to hang on, still isn’t in a board,
It’s not even forged, its ore lies in the earth.
I’ll stand up above my life’s bottomless crater,
Above all its fears and iron-made pines…
I know and remember so much… I’m a fighter.
I’m too of some kind of the horrible price…

 

Vertaald door Yevgeny Bonver

 

 
Olga Berggolts (16 mei 1910 – 13 november 1975)

 

De Duitse schrijver, vertaler en essayist Lothar Baier werd geboren in Karlsruhe op 16 mei 1942. Zie ook alle tags voor Lothar Baier op dit blog.

Uit: Keine Zeit. 18 Versuche über die Beschleunigung

„Mit dieser Lesart könnten sich auch die demonstrierenden Arbeitslosen einverstanden erklären, die darauf verweisen, dass es ihnen an dieser Luxusware, der Zeit, nicht fehlt. Der Penner in Arcands Film ist damit allerdings nicht einverstanden, wahrscheinlich deshalb nicht, weil er mit der Freiheit der Verfügung über die Zeit allerhand Erfahrung hat. Den Trost, wenn er auch sonst nichts hat, wenigstens Zeit zu haben, hat der Penner sich längst ausgeredet. Es ist ihm aufgegangen, dass er, bei aller Freiheit vom Zwang zur Zeit einteilung, dennoch nicht selbst über die Zeit verfügt. Auch in Zeiten der Arbeitslosigkeit dominiert das Paradigma der Erwerbsarbeit und damit auch die von den Rhythmen der Erwerbsarbeit bestimmte Zeit. Diese Zeit hat auch den Stadtstreicher im Griff, deshalb macht er keinen Witz, sondern beschreibt seine Lage ganz richtig, wenn er sagt, dass er keine Zeit hat.
Die Stadt, die der Penner durchstreift, ist in sein Zeiterleben eingesickert, mag er ihren approbierten Geschäften auch den Rücken kehren. Er ist vom Bewusstsein der Ohnmacht durchdrungen, wie ein Gefolterter, der mit zerschlagener Nase und aufgeplatzten Lippen vor dem Verhörspezialisten kauert. »Ich habe Zeit«, sagt der Verhörspezialist zu seinem Opfer, »ob heute, morgen oder übermorgen, reden wirst du so oder so.
Besser wäre es allerdings für dich, wenn du gleich den Mund aufmachst, denn wenn du damit noch wartest, wirst du dich hinterher nicht wiedererkennen, wenn du dann überhaupt noch etwas erkennst. Früher oder später wirst du sowieso alles sagen. Je früher, desto besser – für dich, nicht für mich. Ich kann warten. Ich habe Zeit, du aber tust besser daran, dich zu beeilen.« Der Folterer hat Zeit, weil er die Macht über den Körper des Gefolterten hat und die vergehende Zeit dieser Macht über den der Zeit unterworfenen Körper zuarbeitet.“

 


Lothar Baier (16 mei 1942 – 11 juli 2004)

 

 

De Nederlandse schrijver Olaf J. de Landell werd geboren in Cirebon op Java in Nederlands-Indië op 16 mei 1911. Zie ook alle tags voor Olaf J. de Landell op dit blog.

 

Het was een blijde dag

Het was een blijde dag, toen men mij vroeg
of ik de sleutel van de hemelpoort soms droeg.
Maar wat begreep men van mijn stralende humeur?
Het was de sleutel van de achterdeur.

 

 
Olaf J. de Landell (16 mei 1911 – 26 april 1989)

 

 

Onafhankelijk van geboortedata

 

De Nederlandse dichter Rens van der Knoop werd geboren in Engeland in 1987. Hij studeerde Beeld & Taal aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Hij stond regelmatig op podia van literaire festivals en publiceerde in Tirade, Mister Motley en Tubelight. Hij werkt aan een muziek-encyclopedie. Binnenkort verschijnt bij De Bezige Bij zijn debuut: Twee mannen spreken elkaar onopgemerkt aan. Op Revisor.nl twee gedichten: ‘Stadshart’ en ‘Een bescheiden man veegt zijn voorhoofd’.

 

Stadshart

In het nieuwe stadhart
zag ik een zwerm mensen
en andere vogels

die eerst een punt
toen levendige rook en een punt
en vervolgens naamloze vormen werd

de zwerm was vergeten dat niet elk moment
alle andere in zich draagt
zoals ik dat in mijn afstand ook vergeten was

er zaten lichamen bij die ik kende
en ook die ik gekend heb
maar me niet meer kan herinneren

hun oplichtende contouren
in een ver raam

 

 
Rens van der Knoop (Engeland, 1987)

 

 

De Nederlandse schrijfster Naomi Rebekka Boekwijt werd eboren in 1990. Zij studeerde wijsbegeerte aan de Universiteit van Leiden. Zij won met haar verhalen diverse prijzen waaronder de Write now! Literatuurprijs. Momenteel woont en werkt ze op een boerderij in Zwitserland.

Uit:Hoogvlakte

“Moser had mij naar de overkant gestuurd. De veldweg was nat. Op de akkers aan weerszijden lag water dat niet wegzakken wilde. Een kansloze dag voor de oogstmachines. Aan de linkerkant de suikerbieten, de kruinen al boven de grond uit. De mais ernaast stond geel en recht. Mijn schoenen waren zwaar van het grind en de modder die onder de zolen kleefden. De hoeve van Wyss was zo’n vijfhonderd meter lopen. Ik had de motor al gestart, wilde snel heen en weer. Maar Moser had de sleutel uit het contact gehaald en gezegd: ‘Beter te voet.’ Het was vast een oldtimer die ik moest halen, of een verroeste machine. Moser had een hardnekkige verzamelwoede.
Bij Wyss was niemand te zien. Toch heerste er een sfeer van bedrijvigheid. Vanuit de silo’s klonk een hoog gezoem. Het was een modern bedrijf, met een loopstal voor het melkvee apart van het huis. Alles was aan kant. Nergens stond een bezem of riek tegen de muur. Aan de tractor van Wyss, een Fendt 800, hing de nieuwste voermengwagen.
Ik wachtte. Ik wilde niet zomaar naar binnen gaan. Op het omheinde betonstuk stond een koe mij verwachtingsvol aan te kijken. Ze liep naar me toe, maar kwam onderweg de automatische borstel tegen. Ik hoorde iemand in de stal lopen. Het moest Agnes zijn, dochter van Wyss. Wyss zelf liep zwaarder, met kortere passen. Agnes kwam tevoorschijn door de zijdeur.
‘Hoi,’ zei ze. ‘Hij komt er zo aan. Wacht je al lang?’
‘Ik sta er net.’
‘Dann isch guet.’

 

 
Naomi Rebekka Boekwijt (Nederland, 1990)