Alex Boogers, Lieve Joris, Allard Schröder, John van Ierland, Peter O. Chotjewitz, Harriet Beecher Stowe, Hermann Kant, Jerzy Kosiński, Thomas Graftdijk

De Nederlandse schrijver Alex Boogers werd geboren op 14 juni 1970 in Vlaardingen. Zie ook alle tags voor Alex Boogers op dit blog.

Uit: De lezer is niet dood.

“De mediagenieke schrijver, inmiddels een vast onderdeel van een commercieel circus, het kind van Narcissus, de tv-persoonlijkheid die geen aandacht meer heeft voor marginaal literair gezwets, probeert doorgaans zijn gelijk te halen met het noemen van cijfers. Hij spreekt over zijn grote succes, en krijgt de bevestiging die hij nodig heeft, maar hij ziet niet in dat hij in feite spreekt over het spek rond zijn middel waar uiteindelijk een blinde massa zonder enig gevoel van zal vreten. Het is niet moeilijk om de massa te vinden. Ze vraagt een eenvoudige receptuur. Het is door de jaren heen door uitgevers en verkopers eindeloos aangepast en verbeterd, en nog elke keer wordt er een kunstmatig ingrediënt aan toegevoegd zodat het idee van smaak bewaard blijft. Voor elke doelgroep een specifieke smaak, totdat ze er misselijk van worden. Commercieel succes voor een schrijver is alleen ’te verteren’ als hij het heeft weten te bereiken zonder dat hij zich heeft aangepast aan de heersende wetten en het vaste recept. Dat is bevredigend. De massa, die door de mediagenieke schrijver gevoed wordt, zal veranderen in een zevenkoppig monster, dat het hoofd van de schrijver zal afbijten als het niet zijn dagelijkse portie leugens krijgt, maar niet voordat het eerst ook diens buikspek heeft afgevreten.
De schrijver kan in de valkuil van het mediacircus vallen zonder dat hij het weet. Met de plotselinge aandacht rondom zijn boek wordt hij ineens gefeliciteerd alsof hij een belangrijke literaire prijs heeft gewonnen. Hij wordt verwelkomd door andere schrijvers met nog net iets meer commercieel succes en aanzien, want verschil moet er zijn en de hiërarchie moet bewaard. Hij wordt op de schouders geklopt en de woorden die hij spreekt vangt het schrijven aan, en dan worden de keuzes verdedigd: het is noodzakelijk om tegen de wanden van het fatsoen te schuren en de verheven moraliteit in onze maatschappij te betwijfelen. Ongetwijfeld. Maar waar zijn de jonge schrijvers die een verhaal hebben, maar de taal niet machtig zijn? De vertellers die niet meer geloven in boeken en verhalen, die niet eens weten dat zij de nieuwe vertellers zijn, de schrijvers en lezers die niet tot een doelgroep behoren en waarvan het hoofd overloopt en die een pen of een boek moet worden aangereikt. De vergeten milieus. De jongeren op straat, met hun ouders opgehoopt in stapelvilla’s. Het blanke uitschot. Kinderen van migranten, die allochtoon worden genoemd, en over wie veel wordt gesproken, maar wie niemand als buurjongen heeft. De armoedige, jonge lezer die een schrijver is, of in elk geval een verteller. De verteller die niet leest, maar op straat hangt, en niet meteen raad weet met wat er in zijn hoofd leeft. Hij verpakt zijn verhaal in vormen die niet meteen gezien of begrepen worden. Agressie als expressie. Of misschien schrijft hij zijn krukkige zinnen ’s nachts in een schrift, op bed, want het liefst blijft hij ongezien.”

 

Alex Boogers (Vlaardingen, 14 juni 1970)

 

De Vlaamse schrijfster Lieve Joris werd geboren op 14 juni 1953 in Neerpelt. Zie ook alle tags voor Lieve Joris op dit blog.

Uit: Terug naar Congo

“Hij zou missionaris worden, wat passend gevierd werd met een Feestdisch van Tomatten Soep, Ossenbraad met Princessen en Congobootjes. Zijn baard liet hij groeien, dat zou hem in Congo van pas komen, want zwarten keken op naar mannen met lange baarden omdat de hunne altijd kroesden.
Die vooravond van Kerstmis 1923 stond heeroom in toga en hoge hoed aan de reling van de Albertville, een zwarte gebreide sjaal om de hals geknoopt. Een simpele jongen losgerukt uit het Vlaamse platteland, op weg naar het hart van Afrika om zieltjes te winnen. Naast hem, in een landschap van bontmantels en hoeden met pluimen, blikte zijn moeder smartelijk de camera in: het zou tien jaar duren voor ze haar teerbeminde kind weerzag.
Later op de dag, toen de loopbrug was binnengehaald en de stoomfluit had geklonken, begon de harmonie op het wandelterras te blazen en huurden de achterblijvers bootjes waarmee ze een eindje meedobberden op de Antwerpse Schelde, wuivend en roepend naar de Congogangers.
Heeroom moet zich onwennig gevoeld hebben op die boot. Hij was in zijn leven nooit verder dan Lourdes geweest. Als de kolonialen dansten in de balzaal, trokken de paters zich terug in hun hut om te brevieren. Of ze legden een kaartje in de rookkamer. Vaak reisden ze als aalmoezenier mee, dan kregen ze korting. Een van hen schreef ooit een verbolgen brief aan de directie: hij had een bemanningslid op het dek in innige omhelzing met een dame aangetroffen.
In die jaren had ieder Vlaams gezin wel een heeroom in de missie. Het moederleed om zijn afwezigheid werd ruimschoots vergoed door de nieuwe wereld waarin de familie terechtkwam: missionarissen met verlof brachten verhalen over zoonlief in de brousse en tafelden mee op zondag, zodat dieprode wijnvlekken achterbleven op het damasten tafellaken en het hele huis doortrokken was van sigarenwalm.”

 

Lieve Joris (Neerpelt, 14 juni 1953)
Cover

 

De Nederlandse dichter en schrijver Allard Schröder werd geboren in Haren op 14 juni 1946. Zie ook alle tags voor Allard Schröder op dit blog.

Uit: Der Hydrograf (Vertaald door Andreas Gressmann)

Als der Viermaster Posen am 15. April des Jahres 1913, zwei Tage nach dem Ablegen aus seinem Heimathafen Hamburg, den Kanal hinter sich ließ und mit dem Ziel Valparaíso Kurs auf Süden nahm, herrschte als Folge eines ausgedehnten Hochdruckgebiets über Westeuropa ruhiges Frühjahrswetter. Ein schwacher, zuweilen abflauender Wind sorgte ab und zu für ein leichtes Flattern der Segel, und kleine Wellen klatschten bockig gegen die Bordwand. So lustlos gab sich das Meer, dass Franz von Karsch, der sich ohne Reiseziel eingeschifft hatte, vielmehr mitfuhr, um wissenschaftliche Beobachtungen vorzunehmen, seine Kamera und seine Messinstrumente in seiner Kabine gelassen hatte, als er auf der Höhe von Brest nach einem Mittagsschläfchen mit leichtem Kopfschmerz an Deck ging. Das helle Sonnenlicht blendete ihn, wodurch sich das unerwartete Gefühl von Verlassenheit, mit dem er aufgewacht war, noch verstärkte. Als er die Augen aufgeschlagen hatte, wusste er nicht, wo er war, hatte kurz sogar geglaubt, die Schiffskabine gehöre zu einem alten, unangenehmen Traum, an dessen Einzelheiten er sich inzwischen schon nicht mehr erinnern könne. Als ihm dann klar geworden war, wo er sich befand, war er merkwürdigerweise einen Augenblick lang enttäuscht gewesen, als seien seine Träume ihm lieber gewesen als die Wirklichkeit, doch zugleich hatte er sich auch keinen Ort vorstellen können, an dem er gerade wirklich gern gewesen wäre. Minutenlang war er liegen geblieben, unfähig, sich zu erheben, bis er sich abrupt aus seiner Lähmung befreite, indem er sich auf die Seite drehte und aus dem Bett wälzte.
Einer seiner beiden Mitreisenden lehnte an der Reling und betrachtete den Horizont. Mechanisch und ohne jedes Anzeichen von Genuss zog er an einer dünnen Zigarre, als sei Rauchen keine Sucht, sondern Arbeit. Bei einer früheren Gelegenheit hatte er sich als Amilcar Moser vorgestellt, aus Triest stammend, wo er, wie er gleich hinzufügte, auch seine Jugendzeit zugebracht habe. Er arbeite als Einkäufer für eine Hamburger Salpeterfirma und befinde sich auf einer Geschäftsreise nach Chile.
Auf die Frage nach seinem Reiseziel hatte Karsch nach kurzem Zögern geantwortet, er habe keins. Der Salpeterhändler hatte ihm erst geglaubt, als ihm Karsch mit knappen Worten erläutert hatte, dass er sich an Bord befinde, um wissenschaftliche Beobachtungen vorzunehmen und Daten zu sammeln. Er wolle Seegang, Wind und Wogen messen und Strömungen untersuchen.”

 

Allard Schröder (Haren,14 juni 1946)
Cover Nederlandse uitgave

 

De Nederlandse schrijver en uitgever John van Ierland werd op 14 juni 1964 geboren in Breda. Zie ook alle tags voor John van Ierland op dit blog.

Uit: De Speer van Rijsbergen

“Hij ziet aan de ene kant Joop overeind krabbelen en in zijn ooghoeken aan de andere kant de kopgroep verder wegrijden. Ze stoppen niet, de Tour wacht immers op niemand.
“Joop, kom op… We moeten weer aansluiten! Lukt het? Kom op!”
Aan excuses denkt Johan niet, daar is geen tijd voor, de Tour moet gered worden, de Tour voor Joop, de Tour voor Raleigh en de Tour voor Nederland.
Joop zit weer op de fiets en laat zich door Johan leiden. Hij zit weer in het wiel, hij laat zich loodsen om weer de aansluiting te vinden bij de kopgroep. Johan merkt dat Joop in een roes verkeert en misschien nog wat verdoofd is. Hij ziet dat het achterwiel van de kopman hopeloos verkreukeld is maar toch rijdt de man in het geel door. Stoppen om van wiel te wisselen kan pas als er aansluiting is, als de kopgroep is teruggehaald.
“Verdomme, wat heb ik nu weer gedaan? Hoop niet dat het te ernstig is. Ik moet hem terugbrengen, koste wat kost, het moet. Kom op Johan, je kunt het en Joop ook.”

 

John van Ierland (Breda, 14 juni 1964)

 

De Duitse schrijver, vertaler en jurist Peter O. Chotjewitz werd geboren op 14 juni 1934 in Berlijn. Zie ook alle tags voor Peter O. Chotjewitz op dit blog.

Uit: Der dreißigjährige Friede

„Adolf berührt die beiden Hauptadern ihres Wesens, den Hang zum Schönen und Geistigen wie auch den Hang nach handfesten, berechenbaren Lebensverhältnissen, die nicht luxuriös sein sollen, aber sicher. Er gefällt ihr, wenn er einfühlsam und ausschweifend von den Städten und Landschaften erzählt, die er im Krieg kennengelernt hat.
Durch ihn lernt sie Paris kennen und die Normandie, ohne je dort gewesen zu sein, Warschau und die Weichsel, einschließlich der Weichselschollen, die die Weichselfischer auf Holzkohle gebraten an den Uferbänken verkaufen, Prag, das Baltikum und zuletzt auch noch Neapel, Rom und Florenz.
Danach lag er in einem Kriegsgefangenenlager bei Kreuznach. Das war eine schlimme Zeit, doch auch sie gestattet es ihr, ihn zu bewundern, wenn er von der Kunst zu überleben spricht, die er dort erlernt hat, während die anderen in ihren Erdlöchern verreckten, weil sie sich nicht beherrschen konnten, ihre Vorräte nicht einteilten, unabgekochtes Wasser tranken und ihre Zigarettenzuteilung selber rauchten, statt sie gegen Nahrungsmittel einzutauschen.
Adolf macht Eindruck auf sie. Er versteht es, das Zipfelchen Wahrheit, das er erhascht, für das Ganze auszugeben. Die Chemiestunden an der Meisterschule sind in seinen Reden ein tiefschürfendes naturwissenschaftliches Studium. Die Einblicke in die Betriebswirtschaftslehre, die ein entnazifizierter Berufsschullehrer den angehenden Handwerksmeistem vermittelt, befähigen Adolf auf der grünen Wiese zum Direktor eines großen Unternehmens.
N. lehnt sich an eine bewaldete Hügelkette, abends gehen die Liebenden oft hinaus ins Grüne und breiten die Wolldecke aus, Edith streift den Rock hoch, Adolf läßt schon mal den Naturhaarpullover auf seiner sportlichen Brust sehen und erzählt vom rätselhaften Zusammenwirken der Elemente, demonstriert die physikalischen Gesetze und befaßt sich nebenbei noch mit Geologie.
Edith erregen seine Reden mehr, als ein paar abgenutzte Handgriffe auf ihrem Körper es vermocht hätten. Mit Reden macht er sie sich untertan, so daß sie sich willig hingibt, wenn er es endlich will. Auf Französisch fragt er sie, ob sie mit ihm schlafen wolle, auf Italienisch sagt er, daß er sie liebe, auf Polnisch flüstert er ihr Schweinereien ins Ohr, und wenn ihm kühl wird, weil die Abendnebel den Waldrand erreichen, sagt er: Let’s go, Fräulein!“

 

Peter O. Chotjewitz (14 juni 1934 – 15 december 2010)

 

De Amerikaanse schrijfster en abolitioniste Harriet Beecher Stowe werd geboren in Litchfield, Connecticut, op 14 juni 1811. Zie ook alle tags voor Harriet Beecher Stowe op dit blog.

Uit: Uncle Tom’s Cabin

“Eliza had been brought up by her mistress, from girlhood, as a petted and indulged favorite.

The traveller in the south must often have remarked that peculiar air of refinement, that softness of voice and manner, which seems in many cases to be a particular gift to the quadroon and mulatto women. These natural graces in the quadroon are often united with beauty of the most dazzling kind, and in almost every case with a personal appearance prepossessing and agreeable. Eliza, such as we have described her, is not a fancy sketch, but taken from remembrance, as we saw her, years ago, in Kentucky. Safe under the protecting care of her mistress, Eliza had reached maturity without those temptations which make beauty so fatal an inheritance to a slave. She had been married to a bright and talented young mulatto man, who was a slave on a neighboring estate, and bore the name of George Harris.
This young man had been hired out by his master to work in a bagging factory, where his adroitness and ingenuity caused him to be considered the first hand in the place. He had invented a machine for the cleaning of the hemp, which, considering the education and circumstances of the inventor, displayed quite as much mechanical genius as Whitney’s cotton-gin.*
* A machine of this description was really the invention of a young colored man in Kentucky. [Mrs. Stowe’s note.]
He was possessed of a handsome person and pleasing manners, and was a general favorite in the factory. Nevertheless, as this young man was in the eye of the law not a man, but a thing, all these superior qualifications were subject to the control of a vulgar, narrow-minded, tyrannical master. This same gentleman, having heard of the fame of George’s invention, took a ride over to the factory, to see what this intelligent chattel had been about. He was received with great enthusiasm by the employer, who congratulated him on possessing so valuable a slave.“

 

Harriet Beecher Stowe (14 juni 1811 – 1 juli 1896)
Het Harriet Beecher Stowe House in Hartford, Connecticut

 

De Duitse schrijver Hermann Kant werd op 14 juni 1926 in Hamburg geboren. Zie ook alle tags voor Hermann Kant op dit blog.

Uit: Lebenslauf, zweiter Absatz

„Mein Alter hat gesagt, die ganzen Strippen müßten raus, die könnte Galvani noch selbst gezogen haben; aber was meinst du, was der Schnapspanscher angibt – bei Appendizitis, sagt er, exstirpiert man auch nur den Blinddarm –, ich hab ein Wörterbuch mitgehabt, das brauchst du bei dem Kerl.
Und dann läuft er immer mit einer Uhr herum und schreibt auf, wie oft du in der Minute den Schraubenzieher drehst. Dabei hätte er sich für das Geld, das er bisher hat blechen müssen, die Bruchbude dreimal neu installieren lassen können.
Schade um den Schnaps, denn den hätte man nötig, wenn man da gewesen ist. Die anderen im Hause spinnen nämlich auch. Seine Alte ist seit Jahren nicht mehr aus ihrem Schlafzimmer rausgekommen, und das Bett ist, glaube ich, zur gleichen Zeit frisch bezogen worden, als sie die Lichtleitung legten.
Wenn du da in die Stube mußt, kriecht sie so lange unter die Decke, bis du wieder raus bist.
Und die Tochter, Mann, die liegt auch bis in die Puppen im Bett, aber die wirft die Decken weg, wenn du reinkommst, und dem Franz hat sie schon mal wo hingefaßt.
Der einzige Lichtblick ist das Dienstmädchen, Sophie heißt sie, bloß zu landen ist bei der auch nicht … Na, tröste dich man, ich glaube, da müßte Theodor Buttewegg schon seinen ganzen Fusel alleine ausgetrunken haben, bevor der deinen Meister einlädt, seinen Kurzschluß zu suchen …«
Als ich mein Fahrrad an die Hauswand des Herrn Buttewegg lehnte, erwartete ich denn auch, den Besitzer des Anwesens im Delirium anzutreffen.“

 

Hermann Kant (14 juni 1926 – 14 augustus 2016)
Cover

 

De Amerikaans-Poolse schrijver Jerzy Kosiński werd geboren in Łódź op 14 juni 1933. Zie ook alle tags voor Jerzy Kosiński op dit blog.

Uit: Being There (script door Jerzy Kosinski en Robert C. Jones)

EXT. GARDEN – NIGHT Chance, wearing a different suit and carrying the laundry bag, crosses from the rear building to the main house.
INT. MAIN HOUSE – REAR ENTRANCE/HALLWAY – NIGHT The interior of the main house has the mustiness of age, the warmth of oak. White dropcloths and sheets cover all of the furniture. Chance enters, walks through the hallway.
INT. MAIN HOUSE – DINING ROOM – NIGHT A large dropcloth is over the dining room table and chairs. It is neatly folded back at one end, leaving one chair and place setting uncovered. A small portable color TV is next to the place setting. Chance enters, puts his laundry bag on a covered table near the doorway. He sits at the dining room table, turns on the TV, and carefully unfolds his napkin, puts it on his lap as he watches the screen. LOUISE, an elderly black maid, enters with a tray of food and Chance’s clean laundry.
LOUISE (sets dinner before Chance) … Evening, Chance.
CHANCE (slowly, perfect diction, no accent of any kind) … Good evening, Louise. Louise sets Chance’s clean clothes on the small table, picks up his laundry bag.
LOUISE … The Old Man is getting weaker, Chance.
CHANCE (begins to eat) I see.
LOUISE I’m afraid he’s slippin’ a bit with every hour that goes by…
Chance, his manners impeccable, concentrates on the TV as he eats. A buzzer SOUNDS, Louise looks upstairs.
LOUISE (CONT’D) … Back up those stairs – damn… That Man’s needin’ me more and more just before he never needs me again…
CHANCE (still watches TV) Is his back feeling better?
Louise gives Chance a look. »
LOUISE … Gobbledegook… You and your gobbledegook. You’re gonna be the death of me yet, Chance…
(she turns to leave) … Unless those stairs are… The Good Lord’s liable to snatch up two unwillin’ souls at the same time if I keep on trampin’ up those stairs… I don’t want none of that…”

 

Jerzy Kosiński (14 juni 1933 – 3 mei 1991)
Scene uit de gelijknamige film uit 1979 met Shirley MacLaine (Eve) en Peter Sellers (Chance)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Thomas Graftdijk werd geboren in Amsterdam op 14 juni 1949. Zie ook alle tags voor Thomas Graftdijk op dit blog.

 

De verloren zoon

Hij weet dat hij gekruisigd is, zijn lijdensweg
naar Golgotha brengt hem van zachtjes huilen in het
donker tot zwakzinnige, zichzelf betreffende
verkrachtingsdrang en nachtelijke angstaanvallen
dat men hem betrapt, van eenzaam dronken ’s avonds
bij de kachel en de televisie op zijn arrestatie
zitten wachten tot de niet te dichten scheuren
door de muren van zijn bovenkamer en strafrechtelijke
internering in het landelijk gelegen
duizendjarig rijk op aarde, zijn delirium gaat
altijd door, hij kan zijn ogen niet geloven.

Maar Napoleon en Dostojewski maken met hem kennis,
brengen hem door lange, natriumverlichte gangen
naar de God van het gesticht, als engelen des doods
die hem gaan liquideren – en hij hoort verbijsterd hoe
hoe hij wordt verdoemd: ‘Moet jij mijn zoon zijn? Jij?
Waar zijn je wonden, waar je doornenkroon? Ben jij
mijn zoon?’.

 

Love!

’s Ochtends vroeg ontwaakt hij vallend ziek,
een gillend wrak dat zich niet schaamt,
en in het brakke keelgat van zijn wereld wordt
door God gezongen:

‘Bleke Slachter Eierlijder Wezensvreemd,
wie heeft vannacht je kind genaaid
en doorgewurgd en toen gewetenloos nog eens
het lijk geschonden?’

Thomas Graftdijk (14 juni 1949 – 10 februari 1992)
Hier zittend met zoontje Arthur en Geerten Meijsing in 1991

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 14e juni ook mijn blog van 14 juni 2015 deel 1 en eveneens deel 2.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *