Burkhard Spinnen werd geboren op 28 december 1956 in Mönchengladbach. Hij studeerde germanistiek, communicatiewetenschappen en sociologie in Münster. In 1989 promoveerde hij aan het instituut voor germanistiek en werkte er toen tot 1995 als wetenschappelijk assistent. Sindsdien werkt hij als zelfstandig schrijver. Hij is medeoprichter van de Lübecker “Gruppe 05”. Naast wetenschappelijke werk, essayistische en literaire teksten schrijft Burkhard recensies en columns voor kranten en voor de radio.
Uit: Lego-Steine
“Liebe
Eine Mitschülerin aus der Volksschule habe ich sehr verehrt, schon ihr Vorname schien mir der edelste zu sein, den es gab. Sie hatte lange blonde Haare, meist zu dicken Zöpfen geflochten, und ein rundes Puttengesicht. Sie war mein Inbegriff des Schönen, ihre Schulnoten waren noch besser als die meinen, nur leider stammte sie aus einem anderen Teil des Vorortes und unsere Schulwege trafen sich erst auf dem Hof oder im Klassenzimmer. Nie konnte ich ein Wort mit ihr sprechen, das nicht unter der Aufsicht von Lehrerin und Mitschülern gestanden hätte. Also machte ich mich, um nicht aufzufallen, gleich bei allen Mädchen der Klasse beliebt. Ich ärgerte sie nicht, um ihnen, besonders aber ihr, näher sein zu können; ich verteidigte ihre Ansichten gegen die der Jungen, die auch die meinen waren; und ich spielte ihre Spiele, deren Peinlichkeit ich ebenso wie den Spott der Jungen in Kauf nahm. In der vierten Klasse wurden Claudia und ich als Klassensprecherin und Klassensprecher gewählt, und in dieser Funktion, in die mich allein die Stimmen der Mädchen gebracht hatten, sammelten wir, zu meiner Seligkeit, einmal in der Woche gemeinsam das Milchgeld ein.
Allerdings war dieses vierte Schuljahr ein Kurzschuljahr, es dauerte nur wenige Monate, und bald fuhren wir, längst nicht jeden Tag gemeinsam, in verschiedene Gymnasien der Stadt. Nach einem weiteren Jahr zog ich weg, und wir sahen uns nur noch selten. Doch das war es nicht, was sie mir entfremdete, und auch nicht der Umstand, dass sie rasch groß wurde und eine laute Stimme bekam. Aber wir gerieten auseinander, als ich einmal glaubte, im Schutze der ersten erlernten Fremdsprache mich ihr offenbaren zu können und bei einer gemeinsamen Busfahrt »amo te« zu ihr sagte. Ich liebe dich. Es gab ein lautes Gegröle aller Umstehenden. Das Wort, um dessen Bedeutung einige wußten, andere nicht, flog als Parole über die Sitzreihen, wurde geschrien, und ich schrie es, um mich zu tarnen, endlich auch.
Ich habe eine Jungenschule besucht; jahrelang sah ich Mädchen nur von weitem, sprach nicht mit ihnen und vergaß alles, was ich vielleicht schon einmal gewusst hatte. Dann begannen die Tanzstunden. Seitdem fange ich wieder von vorne an, täglich.”
Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)
De Argentijnse schrijver Manuel Puig werd geboren op 28 december 1932 in General Villegas. Hij interesseerde zich voor de film, maar studeerde toch vanaf 1951 literatuurwetenschap aan de universiteit van Buenos Aires. In 1956 kreeg hij een beurs voor de filmacademie Centro Sperimentale di Cinematografia in Rome. Tot 1962 werkte hij als leraar Spaans en Italiaans en schreef hij zijn eerste draaiboeken. In 1963 verhuisde hij naar New York en schreef hij zijn eerste roman Roman La traición de Rita Hayworth, die hij in 1965 voltooide. In 1969 kreeg deze roman een prijs van Le Monde. In 1967 keerde Puig naar Buenos Aires terug. Na het succes van zijn tweede roman Boquitas pintadas publiceerde hij in 1973 The Buenos Aires Affai.r. Na verschillende bedreigingen verliet hij Argentinië, ging naar Mexico, waar hij in 1976 El beso de la mujer araña voltooide. In 1985 maakte hij er een draaiboek van voor de bekroonde film van Héctor Babenco.
Uit: The Kiss of the Spider Woman (draaiboek)
VOICE OF MOLINA
A sumptuous budoir. Her bed, all
quilted satin. Chiffon drapes.
From her window you can see the
Eiffel Tower.
(pause)
Suddenly her maid brings in a
gift-wrapped box, a token from
an admirer. She’s a cabaret
star, of the highest rank.
She opens the box, it’s a
diamond bracelet, but she
sends it back.
(pause)
Men are really at her feet.
She’s known a few, but not the
one she’s been waiting for all
her life — a real man.
The camera finds the PRISONER who is speaking.
He is LOIS MOLINA, 41, his red-tinted hair no longer hiding
the gray. He has the sensitive face of a man who has
seen it all, and been hurt by most of it.
MOLINA
(playing the role)
Her maid has prepared her a
foam bath. The star takes a
towel and wraps it around
her hair like a turban. Her
fingernails painted a rosy
peach, she unfastens her
taffeta night gown and lets it
slide smoothly down her thighs
to the tile floor. Her skin
glistens, her petite ankle
slips into the perfumed water,
then her senuous legs, until
finally her whole body is
caressed with foam —
The CELLMATE, who appears to be asleep with face to the wall,
rolls over. He is VALENTIN ARREGUI, 34, his arms marked by
torture. He has the intense look of a man who’s been hurt
in more ways than one.
VALENTIN
I told you. — No erotic
descriptions.
Molina, amused, hides his delight at having evoked a
response.
MOLINA
Whatever. But she’s a
ravishing woman. Do you know
what I mean? I mean the most
ravishing woman in the world…
VALENTIN
Yeah sure…”
Manuel Puig (28 december 1932 – 22 juli 1990)
De expressionistische Duitse dichter, toneelauteur en vertaler Alfred Wolfenstein werd geboren op 28 december 1883 in Halle. In 1916 trouwde hij met Henriette Hardenberg, maar later gaf hij toe homosexueel te zijn en hij scheidde in 1925. Met Die Erhebung (1919/1920) gaf hij het voornaamste theoretische werk van het expressionisme uit. In het jaar van de boekverbrandingen, 1933, vertrok Wolfenstein naar Praag. In 1938 verstopte hij zich in Parijs onder valse naam voor de nazi’s en op 22 januari 1945 pleegde hij zelfmoord. Zijn bekendste gedicht Städte verscheen in 1914.
Städter
Dicht wie Löcher eines Siebes stehn
Fenster beieinander, drängend fassen
Häuser sich so dicht an, daß die Straßen
Grau geschwollen wie Gewürgte stehn.
Ineinander dicht hineingehakt
Sitzen in den Trams die zwei Fassaden
Leute, ihre nahen Blicke baden
Ineinander,ohne Scheu befragt.
Unsre Wände sind so dünn wie Haut,
Daß ein jeder teilnimmt, wenn ich weine.
Unser Flüstern, Denken … wird Gegröle …
– Und wie still in dick verschlossner Höhle
Ganz unangerührt und ungeschaut
Steht doch jeder fern und fühlt: alleine.
Alfred Wolfenstein (28 december 1883 – 22 januari 1945)
Conrad Busken Huet werd geboren op 28 december 1826 in Den Haag, als zoon van een ambtenaar. Hij studeerde theologie in Leiden. Van 1851 tot 1862 was Busken Huet Waals predikant in de Église Walonne te Haarlem. Hij nam zelf ontslag om literair criticus te worden. Door E.J. Potgieter was hij gevraagd om in de redactie van het bekende literaire tijdschrift De Gids zitting te nemen. Zijn opdracht als redacteur was om één kritiek per maand af te leveren. Huet zag literatuur als een uiting van beschaving; hij vond dan ook dat men aan de kwaliteit van de literatuur van een maatschappij de stand van de beschaving kon aflezen. Huet vergeleek in zijn kritieken de boeken van Nederlandse schrijvers vaak met de door hem hoger gewaardeerde literatuur uit landen als Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Hij leverde scherpe kritiek, soms op spottende toon geschreven, ook en vooral op gevestigde schrijvers.
Uit: Pieter Cornelisz Hooft
“Lang vóór het einde der 17de eeuw had men te onzent deze hoffelijkheid verleerd. Een onredelijk klassicisme bovendien, ingevoerd onder den schitterenden dekmantel vanHuig de Groot’s geleerdheid, smoorde de nationale kiem onzer letteren, en deed de vaderlandsche oorspronkelijkheid ondergaan in eene uitheemsche en thans in onze oogen bedenkelijke gladheid. Toen kwam, met de herroeping van het Edikt van Nantes, de fransche immigratie; zoo van dramatiek en kritiek als van zeden.
Hooft echter en de zijnen, hijzelf allermeest en in de eerste plaats, waren spruiten van ideaal-nederlandschen bloede; eene zedelijke en verstandelijke aristokratie. Door het zamenstel van dezen Drost, op meer dan middelbaren leeftijd nog, liep en stroomde eene ader waarvan men zeggen zou dat zij in onzen landaard sedert en voor goed verdroogd is.”
Conrad Busken Huet (28 december 1826 – 1 mei 1886)