Charles Baudelaire, Joolz Denby, Albert von Schirnding, Johannes Bobrowski, Bernard-Marie Koltès

De Franse dichter Charles Baudelaire werd geboren in Parijs op 9 april 1821. Zie ook alle tags voor Charles Baudelaire op dit blog.

In het voorbijgaan

De straat omgaf mij met haar daverend kabaal en
Lang, slank, in diepe rouw ging mij een vrouw voorbij,
Verheven in haar smart; met fraaie hand liet zij
De zoom van haar gewaad opzweven en weer dalen,

Op snelle benen en met statueske grootheid.
En uit haar ogen, loden lucht waar storm ontspringt,
Dronk ik verkrampt, bevangen als een zonderling,
Zoetheid die fascineert, genot dat tot de dood leidt.

Een bliksemflits… en toen de nacht! ­ Vluchtige schone
Wier blik mij één moment met levenskracht beloonde,
Zal ik je in het eeuwig leven pas weer zien?

Elders, ver weg van hier! Te laat! Of nooit misschien!
Ik weet niet waar jij vlucht, jij niet waar ik zal gaan,
Vrouw die ik had bemind, vrouw die dat hebt verstaan!

 

Vertaald door Peter Verstegen

 

Katten

Hevig verliefden en gestrenge hooggeleerden
beminnen allen in hun rijpe tijd de kat,
de trots des huizes, krachtig, zacht, en net als zij
bij voorkeur binnen zittend, en op warme plekjes.

Als vrienden van de wellust en de wetenschap
verlangen ze naar stilte en schrikwekkend duister.
Erebus had ze graag als lijkkoetspaard gezien,
maar fierheid liet zich niet door dienstbaarheid vervangen.

Nadenkend nemen zij nobele poses aan
van grote sfinxen die, diep in de eenzaamheid
en dromend zonder eind in slaap lijken te vallen.

Hun flank is vruchtbaar en vervuld van tovervonken,
zwak pinkelen er gouden, flinterdunne puntjes
in hun mystieke oogbol, als een fijn soort zand.

 

Vertaald door Jan Pieter van der Sterre

 

Bezinning

Wees zoet, o mijn Verdriet, probeer tot rust te komen.
Je riep om Duisternis; zij daalt neer, zij is daar:
Een donker waas heeft van de stad bezit genomen,
Dat sommigen de slaap brengt, anderen bezwaar.

Terwijl in slaafs vertier de vuige mensenstromen
Gegeseld door ’t Genot, die wrede folteraar,
De wroeging tegemoet gaan die hen zal betomen,
Kom mee, geef mij je hand, Verdriet, en volg mij maar,

Van hen weg. Zie hoe aan de hemelbalustraden
De dode Jaren staan in oude lijfgewaden;
Hoe uit de diepten rijst de glimlachende Spijt;

Hoe de zon kwijnend inslaapt, door een boog omkaderd,
En hoor, mijn lieve, hoor hoe in het Oosten glijdt,
Een lang doodskleed gelijk, de zachte Nacht die nadert.

 

Vertaald door Martin de Haan

 
Charles Baudelaire (9 april 1821 – 31 augustus 1867)
Portret door Felix Vallotton , 1902

 

De Engelse dichteres, schrijfster en “spoken-word artist” Joolz Denby werd geboren op 9 april 1955 in Colchester. Zie ook alle tags voor Joolz Denby op dit blog.

Uit: Billie Morgan

“I know the woman at the window is me, although she doesn’t look like me. She’s flushed and fair, skinny, with wispy blonde hair knotted up in a clip. She looks tired and unhappy; lines score down from the sides of her compressed lips.My hair is dark brown, threaded with silver and springs back from a small widow’s peak into a short, wavy crop. I am strong, stocky, and my skin is yellow-white, almost nacreous. My eyes aren’t her red-rimmed, faded blue but sea-grey, the iris flecked with green around the pupil. My father’s eyes.But I know she’s me; I know it’s really me gazing out at the furious rain that pelts down outside the window while I – she – washes up the dinner things wearing pink rubber gloves, something I never do. I’m back in the old house in West Bowling and I’m looking out at the stone flagged back yard, at the narrow, six foot long flowerbed filled with struggling roses and grey, dispirited city soil. It’s a poor, run down area; a slum. The yard is battered and the outside walls graffittied. I sigh, and push a strand of that lank yellow hair off my flushed forehead with the back of my wrist.I see myself from out side, from slightly above. Part of me is floating in the rain, watching my mouth open in a silent, horrified scream, watching my eyes – those alien, blue eyes – fly open in appalled disbelief turning to dreadful recognition as the downpour washes the earth off a hand that protrudes limp and bone-white from the flowerbed. Slowly the soil is washed away and the terrible, lifeless form of a man lies exposed, his mouth stoppered with mud, his eyes clotted with muck, staring. Although I know the body has been there for many years, like some kind of hideous saint’s relic, it’s not decayed. I sag against the sink, weeping as I realise the dreadful secret I’ve hidden for so long is now revealed for all to see and that my life is over.The silent sobs turn into hoarse crying as I wake up. I always wake up at that point. Always.My name is Billie Morgan. My name is Billie Morgan. I am a murderer.”

 
Joolz Denby (Colchester, 9 april 1955)

 

De Duitse dichter, schrijver, essayist en criticus Albert von Schirnding werd geboren op 9 april 1935 in Regensburg. Zie ookZie ook alle tags voor Albert von Schirnding op dit blog.

Uit:Thomas Mann

War Thomas Mann ein «Herr»?
Über diese würdevolle Menschensorte hat sich Thomas Mann in der Erzählung Das Eisenbahnunglück (1909) lustig gemacht. Der Mann, der auf dem Perron lustwandelt, «in Gamaschen und gelbem Herbstpaletot, einen Hund an der Leine führend», ist weit entfernt vom Reisefieber des Icherzählers.
«Er ist zu Hause im Leben und ohne Scheu vor seinen Einrichtungen und Gewalten, er selbst gehört zu diesen Gewalten, mit einem Wort: ein Herr.» Zwei Stunden später, nach der einigermaßen harmlosen Entgleisung des Zuges, sitzt der Held, «allen Herrenrechten zuwider», in der Ecke eines überfüllten Abteils des Ersatzzuges – schluchzend.

 
Thomas Mann met hoed, handschoenen en sigaar in 1937 (Foto door Carl Van Vechten)

Thomas Mann führte eine Doppelexistenz: innen Tonio, außen Kröger. Der Weltmann, den er vorzüglich mimte, entsprach nicht dem Autor, dem, wie es in der Meerfahrt mit ‹Don Quijote› heißt, «die unterhaltliche, aber provinzielle Gabe der Phantasie zuteil wurde».
Phantasie haben aber heiße sich aus den Dingen etwas machen – «und das ist natürlich nicht weltmännisch».

 
Albert von Schirnding (Regensburg, 9 april 1935)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

Ebene

Der See.
Versunken

die Ufer. Unter der Wolke
der Kranich. Weiß, aufleuchtend
der Hirtenvölker
Jahrtausende. Mit dem Wind

kam ich herauf den Berg.
Hier werd ich leben. Ein Jäger
war ich, einfing mich
aber das Gras.

Lehr mich reden, Gras,
lehr mich tot sein und hören,
lange, und reden, Stein,
lehr du mich bleiben, Wasser,
frag mir, und Wind, nicht nach.

 

Antwort

Über dem Zaun
deine Rede:
Von den Bäumen fällt die Last,
der Schnee.

Auch im gestürzten Holunder
das Schwirrlied der Amseln, der Grille
Gräserstimme
kerbt Risse ins Mauerwerk,
Schwalbenflug
steil
gegen den Regen, Sternbilder
gehn auf dem Himmel,
im Reif.

Die mich einscharren
unter die Wurzeln,
hören:
er redet,
zum Sand,
der ihm den Mund füllt – so wird
reden der Sand, und wird
schreien der Stein, und wird
fliegen das Wasser.

 
Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

De Franse toneelschrijver Bernard-Marie Koltès werd geboren in Metz op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Bernard-Marie Koltès op dit blog.

Uit  Procès ivre

« Lumière faible.
Les bruits de la ville. Dialogue.
Chansons. Exclamations. La chaleur.
Rodion. Il avance, lentement en s’arrêtant à chaque fois que quelque chose se distingue de la rumeur générale.
UN HOMME.- Cette boue –quelle saleté- qui colle aux bottes. Et partout, partout.
UNE FEMME.- On aurait pu planter des arbres. Et installer des jardins avec des jets d’eau, là, Ou à l’emplacement du marché au foin.
UNE FEMME.- Je sens le vin. Moi, le vin. Et toi qui pues l’alcool dès le saut du lit. D’ailleurs, tout ici pue l’alcool. Même les murs. Même les enfants… Et c’est bon. Mieux vaut cela qu’autre chose… »

 
Bernard-Marie Koltès (9 april 1948 – 15 april 1989)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e april ook mijn blog van 9 april 2012 deel 2.