Charles Baudelaire, Karel Jonckheere, Joolz Denby, Albert von Schirnding, Johannes Bobrowski, Bernard-Marie Koltès

De Franse dichter Charles Baudelaire werd geboren in Parijs op 9 april 1821. Zie ook alle tags voor Charles Baudelaire op dit blog.

De albatros

Soms tracht de scheepsbemanning, uit verveling,
een albatros te grijpen als zo’n dier,
het schip omzwenkend, neerstrijkt op de railing
en dan tot prooi wordt van hun bot plezier.

Want heeft de vogel eens zich laten vangen
en moet hij zich bewegen over ’t dek,
dan ziet men machteloos zijn vlerken hangen
en loopt hij, letterlijk gezegd, voor gek.

Zijn vlucht is vorst’lijk, maar zijn dronken stappen
verwekken bij het scheepsvolk hoongelach:
ze doen hem na, ze maken flauwe grappen,
ze brullen zich een breuk om zijn gedrag.

Zo is de dichter ook: hij kan ontzweven
aan wat er rond hem wriemelt en krioelt,
maar zie hoe hij, geprest om mee te leven,
juist door die vleugels zich belemmerd voelt!

 

Vertaald door A. Marja

 

Spleen

Wanneer de hemel laag en zwaar drukt als een deksel
Op de kreunende geest, ten prooi aan lange verveling,
En hij vanaf de horizon die de hele cirkel omhelst
Over ons een dag giet die nog triester is dan de nachten ;

Wanneer de aarde veranderd is in een vochtig cachot,
Waar de Hoop, als een vleermuis,
Wegvliegt met zijn verlegen vleugel fladderend tegen muren,      
En zijn hoofd stotend tegen verrotte plafonds ;

Wanneer de regen zijn immense sluiers uitspreidt,
Tralies van een immense gevangenis imiterend
En een zwijgend volk van infame spinnen
Zijn netten spant in het diepst van onze hersenen,

Springen ineens klokken op in razernij
En lanceren een afschuwelijk gehuil naar de hemel,
Net als zwervende geesten zonder vaderland
Die halsstarrig beginnen te kermen.

– En lange lijkwagens, zonder tamboer noch muziek,
Passeren langzaam in mijn ziel ; de Hoop,
Overwonnen, huilt, en de vreselijke despotische Angst,
Plant zijn zwarte vlag op mijn voorovergebogen schedel.

 

Vertaald door Vivienne Stringa

 

De dood der geliefden

Ons wachten bedden vol van lichte geuren.
Er liggen divans, diep als graven, klaar.
De lucht is mooier boven hoven, waar
zich vreemde bloemen in ontluiken kleuren.

We zullen lang ons laatste uur betreuren.
Als fakkels branden onze harten zwaar.
Ze schijnen, dubbel in het spiegelpaar
van onze geest, naar eigen vlam te speuren.

Een avond valt tot rose-blauwe mystiek.
We vloeien samen in een licht, uniek
als grote tranen die van afscheid beven.

En later zal men ons een engel sturen
die, trouw en vrolijk, voor ons nieuw laat leven,
beroete spiegels en gedoofde vuren.

 

Vertaald door Frans Roumen

 
Charles Baudelaire (9 april 1821 – 31 augustus 1867)

 

De Vlaamse dichter en schrijver Karel Jonckheere werd geboren in Oostende op 9 april 1906. Zie ook alle tags voor Karel Jonckheere op dit blog.

Avondbrief naar mijn moeder

Zeg mij nu, moeder, waarom alle dagen
die God verleent ik naar mijn vrienden ga,
en waarom niets mij naar uw dorp komt jagen,
ofschoon ik steeds naar u te hunkren sta?

Gij woont terug in ’t huisje langs de Leie,
waar ik als kind de zoetste uren sleet,
bij geur van bukshout en geronk van bijen,
en waar uw broer tabak en wisschen sneed.

Mijn vrienden sieren hier mijn geest met spreuken
en ‘k leer van hen wat schoon en manlijk heet,
maar als ik eenzaam ben zie ik een keuken,
een kleine, grijze vrouw, die ‘k moeder weet.

Terwijl de ketel ruischt, gaat gij zacht spreken
en denkt aan mij, gerust en klaar verblijd.
Weet mij sereen, niets kan ons eenzijn breken,
want tusschen ons is alles reeds gezeid.

 

Hangmat

De diepste weelde is niet dood-te-zijn,
of ’t volle leven sidderend te bestreelen,
maar, moe genoeg van doorgedragen zinnepijn,
een tragen verren glimlach met den dood te deelen.

Dan ruischen alle vreugden door ons vloeiend bloed,
van de eerste naakte vrouwenborst, die zwol in jonge handen,
de lauwe rust, een nanoen, onder zonnehoed,
tot het grootste heimwee, ’s avonds, naar de verre landen.

Wij weten ’t al: voorbije of naaste oneindigheid,
en drijven op een vrede van klare vizioenen,
er is niets uit, geen aanvang ook van nieuwen tijd,
wij zijn juist mensch genoeg om ’t ijle reeds te zoenen.

 
Karel Jonckheere (9 april 1906 – 13 december 1993)

 

De Engelse dichteres, schrijfster en “spoken-word artist” Joolz Denby werd geboren op 9 april 1955 in Colchester. Zie ook alle tags voor Joolz Denby op dit blog.

Born Dead

We come into the world trailing clouds of glory,
red as daybreak and covered in the muck of ages;
lungs inflating, eyes streaming, creation dreams harrowed
from us by the cut cord and the Babel rush of voices;
we live, we breathe, we find our mother’s breast.

But I came silently, dead as dirt, dead as a mummy,
swathed in bandages of slime and embalmed in jaundice,
the pandemonium and scurrying mess of panic
attending me as the doctor braced and heaved,
forceps round my unliving head, tugging, tugging.

Born dead, I was born dead, I wasn’t born, I was disinterred,
eyes sealed shut, tracery of spindly ribcage unmoving,
I was refused entry, disbarred from joining this mortal coil
so I lay in my mother’s flesh, the ghost long given up,
the doctor pulled and the rickety bed collapsed; bang.

That was my arrival – in a crash of rending metal and the
nurse’s scream, the virus-yellow neonate grasped by
brutal instruments, the pointy-headed kid, the corpse
unwilling to do as I was told until they flushed my
flattened veins with two transfusions of my father’s blood.

Then I screamed: Oh, horrorshow, oh, fury, oh, grief;
yanked from heaven unto the place beneath
not even my blood, thick with whiskey, was my own;
I entered with velocity and the undead’s disregard
for the pitiful machinations of the dumb living.

Born dead, yes, I was born dead, the Memento Mori,
the skull tips her top hat and drags on the black cigarette,
the one-eyed norn cries, ‘viva la vida!’ Sugar bones and
candy guts, death’s dance-partner the reluctant maiden,
I am the bang-up undisputed uncanny Queen of the Underworld.

Born dead – what a bonus; born dead – every breath I
pull a gift, every word written a thanksgiving, every line
drawn a silent carbon prayer, every tattoo inked a bloody
valentine, every kiss a quickening, every tear a salty joy;
born dead, I shouldn’t be here, born dead,
I shouldn’t, shouldn’t be here.

But I am.

 
Joolz Denby (Colchester, 9 april 1955)

 

De Duitse dichter, schrijver, essayist en criticus Albert von Schirnding werd geboren op 9 april 1935 in Regensburg. Zie ookZie ook alle tags voor Albert von Schirnding op dit blog.

Uit: Jugend, gestern

„Auf überwachsenen Pfaden nähere ich mich dem Sommer des Jahres 1947. Ich weiß, noch manch anderer Sommer des vergangenen Jahrhunderts erhebt Anspruch auf den säkularen Namen.
Aber er gebührt, da bin ich mir sicher, nur einem einzigen: jenem. Den ganzen August hindurch fiel kein Regentropfen.
Ohne Unterlaß, unangefochten von Wolken und Wind, brannte die Sonne und hinterließ, wenn sie spät abends ihre Fahrt von den Hesperiden zu den Aithiopern durch den halbausgetrockneten Ozean antrat, einen so großen Überschuß an Hitze, daß die Luft in den Nächten um keinen Grad abkühlte. Auf den Wiesen wuchsen die braunen Flächen, die Erde der im Wachstum behinderten Weizen- und Roggenfelder zeigte tiefe Risse, der Wald, in dem kein Vogel mehr sang, stand in rostigem Rot,
Borken- und Kartoffelkäfer wüteten ungestört. Das Tag für Tag von Tante Adele triumphierend prophezeite Strafgericht, das in Gestalt eines apokalyptischen Gewitters über uns hereinbrechen werde, herausgefordert von uns Kindern, weil wir die Hitze begrüßten, den Regen, der uns ins Haus gebannt hätte, im Abendgebet zu erflehen uns weigerten, blieb aus. Helios hatte Zeus mattgesetzt, schlaff hing der in seinem Thron auf dem Olymp und fand nicht mehr die Kraft, seine Blitze zu schledern. Wenn der Lateinlehrer Dr.Stichling, der mitten im Schuljahr gestorben war, diesen August noch erlebt hätte, würde er seinen Glauben an die griechischen Götter, mit denen er uns quälte, über Bord geworfen haben. Der Lebenskahn drohte auf Grund zu laufen; er mußte um alles Überflüssige, die Götter voran, erleichtert werden.“

 
Albert von Schirnding (Regensburg, 9 april 1935)

 

De Duitse schrijver, dichter en essayist Johannes Bobrowski werd geboren op 9 april 1917 in Tilsit. Zie ook alle tags voor Johannes Bobrowski op dit blog.

Anruf

Hoch überm See die schweigende Nowgorod.
Noch sinne ich das wohl, und es zieht das Herz
sich mir zusammen, – und doch ist ein
Frieden bereitet in der Zerstörung.

Den aber nennen! In das zerstörte Haus
gehn nur im Traum Gedanken noch ein vom Einst –
wie Möwen überm müden Flusse,
und auch ihr Schreien zerbricht im Winde.

Noch stehen Türme, die ihrer Kuppeln Last,
zerbrochnen Kronen gleich, aus der Trümmer Leid
aufheben, doch es fügt der Himmel
nur das zertretene Bild zusammen.

 

Dorfmusik

Letztes Boot darin ich fahr
keinen Hut mehr auf dem Haar
in vier Eichenbrettern weiß
mit der Handvoll Rautenreis
meine Freunde gehn umher
einer bläst auf der Trompete
einer bläst auf der Posaune
Boot werd mir nicht überschwer
hör die andern reden laut:
dieser hat auf Sand gebaut

Ruft vom Brunnenbaum die Krähe
von dem ästelosen: wehe
von dem kahlen ohne Rinde:
nehmt ihm ab das Angebinde
nehmt ihm fort den Rautenast
doch es schallet die Trompete
doch es schallet die Posaune
keiner hat mich angefaßt
alle sagen: aus der Zeit
Fährt er und er hat’s nicht weit

Also weiß ichs und ich fahr
keinen Hut mehr auf dem Haar
Mondenlicht um Brau und Bart
abgelebt zuendgenarrt
lausch auch einmal in die Höhe
denn es tönet die Trompete
denn es tönet die Posaune
und von weitem ruft die Krähe
ich bin wo ich bin: im Sand
mit der Raute in der Hand.

 
Johannes Bobrowski (9 april 1917 – 2 september 1965)

 

De Franse toneelschrijver Bernard-Marie Koltès werd geboren in Metz op 9 april 1948. Zie ook alle tags voor Bernard-Marie Koltès op dit blog.

Uit: Dans la solitude des champs de coton

« Mais plus un vendeur est correct, plus l’acheteur est pervers ; tout vendeur cherche à satisfaire un désir qu’il ne connaît pas encore, tandis que l’acheteur soumet toujours son désir à la satisfaction première de pouvoir refuser ce qu’on lui propose ; ainsi son désir inavoué est exalté par le refus, et il oublie son désir dans le plaisir qu’il a d’humilier le vendeur.
(…)

 
Scene uit een opvoering in Avignon, 2009

Si un chien rencontre un chat – par hasard, ou tout simplement par probabilité, parce qu’il y a tant de chiens et de chats sur un même territoire qu’ils ne peuvent pas, à la fin, ne pas se croiser ; si deux hommes, deux espèces contraires, sans histoire commune, sans langage familier, se trouvent par fatalité face à face – non pas dans la foule ni en pleine lumière, car la foule et la lumière dissimulent les visages et les natures, mais sur un terrain neutre et désert, plat, silencieux, où l’on se voit de loin, où l’on s’entend marcher, un lieu qui interdit l’indifférence, ou le détour, ou la fuite ; lorsqu’ils s’arrêtent l’un en face de l’autre, il n’existe rien d’autre entre eux que de l’hostilité – qui n’est pas un sentiment, mais un acte, un acte d’ennemis, un acte de guerre sans motif. »

 
Bernard-Marie Koltès (9 april 1948 – 15 april 1989)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e april ook mijn blog van 9 april 2012 deel 2.