Charles Dickens, Harry Sinclair Lewis, Peter Carey, Alban Nikolai Herbst, Paul Nizan, A. den Doolaard, Rhijnvis Feith

Charles Dickens werd geboren op 7 februari 1812 in Landport als zoon van John Dickens en Elizabeth Barrow. Toen hij tien was, verhuisde de familie naar Londen. Door financiële moeilijkheden van zijn vader (hij werd wegens schulden in de gevangenis gezet) moest de jonge Charles enkele malen zijn school verlaten om te gaan werken. Zo belandde hij op twaalfjarige leeftijd in een schoensmeerfabriek waar hij 10 uur per dag moest werken. De omstandigheden waaronder arbeiders moesten leven werden een belangrijk onderwerp in zijn latere werk. Veel van zijn werken verschenen in eerste instantie in de vorm van feuilletons in diverse bladen en werden pas later als boek uitgegeven. Grote bekendheid verwierf hij met The Pickwick Papers (The posthumous papers of the Pickwick Club), dat vanaf 1836 in maandelijkse afleveringen verscheen. Na het succes hiervan verschenen snel achtereen Oliver Twist (1837-1838), Nicholas Nickleby (1838-1839), The Old Curiosity Shop (1841) en Barnaby Rudge (1841).

Uit: Great Expectations

“My father’s family name being Pirrip, and my Christian name Philip, my infant tongue could make of both names nothing longer or more explicit than Pip. So, I called myself Pip, and came to be called Pip.

I give Pirrip as my father’s family name, on the authority of his tombstone and my sister – Mrs. Joe Gargery, who married the blacksmith. As I never saw my father or my mother, and never saw any likeness of either of them (for their days were long before the days of photographs), my first fancies regarding what they were like, were unreasonably derived from their tombstones. The shape of the letters on my father’s, gave me an odd idea that he was a square, stout, dark man, with curly black hair. From the character and turn of the inscription, “Also Georgiana Wife of the Above,” I drew a childish conclusion that my mother was freckled and sickly. To five little stone lozenges, each about a foot and a half long, which were arranged in a neat row beside their grave, and were sacred to the memory of five little brothers of mine – who gave up trying to get a living, exceedingly early in that universal struggle – I am indebted for a belief I religiously entertained that they had all been born on their backs with their hands in their trousers-pockets, and had never taken them out in this state of existence.

Ours was the marsh country, down by the river, within, as the river wound, twenty miles of the sea. My first most vivid and broad impression of the identity of things, seems to me to have been gained on a memorable raw afternoon towards evening. At such a time I found out for certain, that this bleak place overgrown with nettles was the churchyard; and that Philip Pirrip, late of this parish, and also Georgiana wife of the above, were dead and buried; and that Alexander, Bartholomew, Abraham, Tobias, and Roger, infant children of the aforesaid, were also dead and buried; and that the dark flat wilderness beyond the churchyard, intersected with dykes and mounds and gates, with scattered cattle feeding on it, was the marshes; and that the low leaden line beyond, was the river; and that the distant savage lair from which the wind was rushing, was the sea; and that the small bundle of shivers growing afraid of it all and beginning to cry, was Pip.”

dickens

Charles Dickens (7 februari 1812 – 9 juni 1870)

 

De Amerikaanse schrijver Harry Sinclair Lewis werd geboren in Sauk Centre op 7 februari 1885. Op jonge leeftijd leerde hij lezen en hield hij een dagboek bij. Op 13-jarige leeftijd probeerde hij zonder succes van huis weg te lopen om mee te vechten in de Spaans-Amerikaanse Oorlog. In 1908 studeerde hij af aan Yale University. Lewis begon zijn schrijverscarrière met romantische gedichten en verhalen. In 1912 publiceerde hij zijn eerste boek, Hike and the Aeroplane onder het pseudoniem Tom Graham. In 1926 won hij de Pulitzerprijs, die hij weigerde, voor Arrowsmith. Elmer Gantry, een boek over een opportunistische priester, werd verboden in Boston en andere Amerikaanse steden, wat ook al eens het geval was geweest bij eerdere boeken en wat later ook nog zou gebeuren. Bij zijn ontvangsttoespraak na het verkrijgen van de Nobelprijs klaagde hij dat veel Amerikanen nog steeds bang waren voor literatuur waarin niet slechts alles wat Amerikaans is verheerlijkt wordt. Zijn laatste grote werk was It Can’t Happen Here waarin de Verenigde Staten na de verkiezingsoverwinning van Berzelius “Buzz” Windrip omgevormd worden tot een fascistische dictatuur. Een poging dit boek te verfilmen werd tegengehouden. Alcohol speelde een belangrijke rol in zijn leven. Hij overleed in 1951 in Rome aan een hartkwaal die was ontstaan door zijn alcoholisme.In 1930 was hij de eerste Amerikaan die de Nobelprijs voor de Literatuur won.

Uit: Arrowsmith

“She had called Martin a ‘lie-hunter,’ a ’truth-seeker.’ They decided now that most people who call themselves ’truth-seekers’ — persons who scurry about chattering of Truth as though it were a tangible separable thing, like houses or salt or bread — did not so much desire to find Truth as to cure their mental itch. In novels, these truth-seekers quested the ‘secret of life’ in laboratories which did not seem to be provided with Bunsen flames or reagents; or they went, at great expense and much discomfort from hot trains and undesirable snakes, to Himalayan monasteries, to learn from unaseptic sages that the Mind can do all sort of edifying things if one will but spend thirty or forty years in eating rice and gazing on one’s navel. To these high matters Martin responded, ‘Rot!’ He insisted that there is no Truth but only many truths; that Truth is not a colored bird to be chased among the rocks and captured by its tail, but a skeptical attitude to
ward life. He insisted that no one could expect more than, by stubbornness or luck, to have the kind of work he enjoyed and an ability to become better acquainted with the facts of that work than the average job-holder.”

 

lewiss

Harry Sinclair Lewis (7 februari 1885 – 10 januari 1951)

 

De Australische schrijver Peter Carey werd geboren op 7 februari 1943 in Bacchus Marsh (Victoria). Hij woonde in Melbourne, Londen en Sydney, maar woont en werkt nu in New York waar hij verbonden is aan Hunter College, een onderdeel van de City University of New York. Aan het begin van zijn literaire carrière schreef hij copy voor reclamebureaus. Zijn boeken zijn vele malen bekroond, onder meer met de Booker Prize. Carey heeft ook meegewerkt aan de screenplay voor de film Until the end of the world van Wim Wenders.

Uit: Theft. A love story (2006)

“I don’t know if my story is grand enough to be a tragedy, although a lot of shitty stuff did happen. It is certainly a love story but that did not begin until midway through the shitty stuff, by which time I had not only lost my eight-year-old son, but also my house and studio in Sydney where I had once been about as famous as a painter could expect in his own backyard. It was the year I should have got the Order of Australia–why not!–look at who they give them to. Instead my child was stolen from me and I was eviscerated by divorce lawyers and gaoled for attempting to retrieve my own best work which had been declared Marital Assets.

Emerging from Long Bay Prison in the bleak spring of 1980, I learned I was to be rushed immediately to northern New South Wales where, although I would have almost no money to spend on myself, it was thought that I might, if I could only cut down on my drinking, afford to paint small works and care for Hugh, my damaged two-hundred-and-twenty-pound brother.”

Carey

Peter Carey (Bacchus Marsh, 7 februari 1943)

 

De Duitse schrijver Alban Nikolai Herbst (pseudoniem van Alexander Michael v. Ribbentrop) werd geboren op 7 februari 1955 in Refrath. Hij studeerde filosofie en werkte ook als effectenmakelaar. In 1981 debuteerde hij met een verzameling prozateksten onder de titel Marlboro. Daarvoor kreeg hij het Niedersächsiche Nachwuchsstipendium für Literatur. Naast zijn talrijke romans en verhalenbundels publiceerde hij ook toneelstukken, hoorspelen en libretti. Van 1986 tot 1991 was hij uitgever van “Dschungelblätter – Zeitschrift für die deutschsprachige Kulturintelligenz. Tot zijn bekendste werken behoren Thetis. Anderswelt en Wolpertinger oder Das Blau, waarvoor hij de gerenommeerde Grimmelshausen-Preis ontving. Publicatie van zijn roman Meere werd in 2003 verboden, omdat er een sleutelroman in werd gezien. Bestaande personen voert hij vaker in zijn werk op. Zo bijvoorbeeld Hanna Schygulla en Klaus Kinski in “Wolpertinger oder Das Blau”. Sinds midden 2004 publiceert Herbst ook een weblog, waarop hij zijn actuele werk documenteert en experimenteert met theoretische fragnenten en het praktische schrijfproces van alledag.

 

Uit: Wolpertinger oder Das Blau

 

“…Muß seichen, der Lauscher: Er erhob sich, schlenderte an der jungen Frau vorbei, deren Kostüm er flüchtig strich. Sie nahm das nicht wahr oder verstellte sich. Er schob die Tür das Waggons auf, trat auf die rappelnde Metallplatte, in den Lamellenschlauch. Durch die schweren Gummifalten zog es. Deters bog nach links um die Ecke, stand vor der Toilettentür. BESETZT. Vielleicht, dachte er, brauche er nur ein paar Minuten zu warten, dann trete eine Frau heraus, die nichts anderes als einen Leopardenmantel trage. Die Sekunden vertickten. Deters wandte sich vom Bestarren der Abortstür fort, dem kleinen Fenster zu, das er hinabziehen wollte. Die Mechanik sperrte sich. Man mußte schon heftig daran rütteln, um den Glasrahmen wenigstens ein Stückchen herunterzubekommen. Ne se pencher pas au dehors, da kriegt sowieso keiner den Kopf durch. It’s not twenty-eight. Die Spülung gurgelt. Aber wenn nun doch… Guillotine: Kopf raus – Pfahl – Kopf ab…”

 

Herbst

Alban Nikolai Herbst (Refrath, 7 februari 1955)

 

De Franse filosoof en schrijver Paul Nizan werd geboren op 7 februari 1905 in Tours. Hij studeerde in Parijs waar hij bevriend raakte met J.P. Sartre op het Lycée Henri IV. Hij werd lid van de Franse communistische partij en veel van zijn werk weerspiegelt zijn politieke opvattingen, hoewel hij uit de partij trad toen hij hoorde van het Molotov-Ribbentrop Pact in 1939. Hij sneuvelde in de slag om Duinkerken. Zijn werk bestaat o.a. uit de romans Antoine Bloye (1933), Le Cheval de Troie en La Conspiration (1938) en de essays “Les Chiens de garde” (1932) and “Aden, Arabie” (1931), die in 1960 met een voorwoord van Sarte opnieuw gepubliceerd werden en hem bij een nieuw puliek introduceerden.

Uit: Les Chiens de garde

« Que font les penseurs de métier au milieu de ces ébranlements ? Ils gardent encore leur silence. Ils n’avertissent pas. Ils ne dénoncent pas. Ils ne sont pas transformés. Ils ne sont pas retournés. L’écart entre leur pensée et l’univers en proie aux catastrophes grandit chaque semaine, chaque jour, et ils ne sont pas alertés. Et ils n’alertent pas. L’écart entre leurs promesses et la situation des hommes est plus scandaleux qu’il ne fut jamais. Et ils ne bougent point. Ils restent du même côté de la barricade. Ils tiennent les mêmes assemblées, publient les mêmes livres. Tous ceux qui avaient la simplicité d’attendre leurs paroles commencent à se révolter, ou à rire. »

 

nizan

Paul Nizan (7 februari 1905 – 23 mei 1940)

 

De Nederlandse schrijver A. den Doolaard (pseudoniem van Cornelis Johannes George (Bob) Spoelstra jr.) werd geboren op 7 febrauri 1901 in Hoenderloo. Zijn vader was Nederlands-hervormd predikant. Op zijn zeventiende brak Cornelis met de kerk. Hij ging naar de HBS in Den Haag en na het overlijden van zijn vader werd hij boekhouder bij de Bataafse Petroleum Maatschappij (van 1920 tot 1928). In 1926 debuteerde hij met ‘de verliefde betonwerker’, een bundel vitalistische gedichten. In 1928 zegde hij zijn baan op en begon hij met een aantal zwerftochten door de Balkan en Frankrijk, waar hij diverse baantjes had zoals steenhouwer, druivenplukker, landarbeider en dokwerker. De ervaringen die hij tijdens deze zwerftochten opdeed, verwerkte hij in romans en krantenartikelen. Al vroeg waarschuwde Den Doolaard tegen het opkomende fascisme. Zijn onverbloemde artikelen leverden hem een uitwijzing op uit Oostenrijk, terwijl ook de toegang tot Duitsland en Italië hem ontzegd werd.

Uit: De herberg met het hoefijzer

“Vaarwel Piccadilly! Na een werkzaamheid van zes maanden op het Londensche hoofdkantoor van de Trepca Mining Company moest Erwin Raine, geoloog en explorateur, plotseling zijn paspoort inleveren, en toen hij twee dagen later bij de Directie geroepen werd wist hij reeds wat hem te wachten stond. ‘U kent wat Italiaansch, nietwaar? En Duitsch, van moederswege? U werkte ook drie jaar in de kopermijnen van Bor, en u spreekt dus goed Servisch? Uitstekend. Ziehier uw opdracht. In de Noordalbaneesche Alpen, het gebied tegen de Yougoslavische grens, moeten loonende koperlagen aanwezig zijn. U gaat er heen en zoekt de zaak uit. Hier zijn uw aanbevelingen: voor de regeering in Rome, want u weet waarschijnlijk dat Albanië een Italiaansch protectoraat is; voor het Albaneesche gouvernement, en voor de Yougoslavische autoriteiten, voor geval u over de grens mocht geraken. Het gebied heeft de roep niet geheel veilig te zijn, en u krijgt vanuit Scutari een gendarmerie-escorte; wapen u niettemin. Over drie weken uiterlijk verwacht ik uw berichten. Indien de exploratie gunstig uitvalt, komen Uw vier assistenten na. Dit is slechts een verkenningsreis. Telegrafeer “ill” of “good health” al naar de uitslag is, en neem met het oog op de concurrenten zwijgzaamheid in acht. Hier is de tegenwaarde van 500 pond, in lires en dollarbiljetten. Ik wensch u goede reis.’  Tegen alle verwachtingen in had Raine geen enkele bedenking laten hooren. Hij had goedmoedig geglimlacht, zooals gewoonlijk, en den directeur zelfs warm de hand gedrukt, alsof hij hem bedankte voor deze verbanning naar de wildernis. Toen hij weg was mompelde de directeur: ‘Een opofferende ziel, en een arbeidsezel…’ Hij wist niet dat Raine drie dagen geleden zijn verloving verbroken had.”

DENDOOLAARD

A. den Doolaard (7 februari 1901 –  26 juni 1994)

 

De Nederlandse schrijver Rhijnvis Feith werd geboren in Zwolle  en daar op 7 februari 1753 gedoopt. Rhijnvis Feith behoorde tot de literaire stroming het sentimentalisme en stond onder anderen onder invloed van Edward Young, Friedrich Gottlieb Klopstock en Baculard d’Arnaud.  Hij studeerde rechten in Leiden (1769-1770) en promoveerde hierop na één jaar. Zo rond 1780 sloot Feith zich aan bij de patriotten. Waarschijnlijk werd hij beïnvloed door Joan Derk van der Capellen tot den Pol t. Hierdoor werd hij in 1787, na een patriotse revolutie in Zwolle, tot magistraat gekozen. Deze functie bekleedde hij zeven maanden: toen vond er een tegenrevolutie plaats die het gezag van Willem V van Oranje-Nassau herstelde. Feith was van 1780 tot 1814 ontvanger van de belastingen op het belastingkantoor van zijn vader.

Uit: Raad aan eenen jongen dichter (Brieven)

“Van hier ook dat het eerste vernuft in Nederland – zo hij niets bezat dan zijne gaven – met alle die gaven gevaar lopen zou om van gebrek te stevren, en ’t ware onmogelijk, dat een Voltaire hier ooit met zijn vernuft schatten kon overgewonnen, of een Newton drie en een halve tonne gouds aan zijne erfgenaamen nagelaten hebben.

Maar mooglijk zult gij denken dat de Dichters zeer gemaklijk het goud voor de eer vergeten kunnen. De ondervinding van alle tijden strijkt het zegel aan uwe gedachten. Vergeet ondertusschen niet, dat het lot der Nederlandsche Dichters tot hier toe geweest is, en waarschijnlijk altijd zijn moet, om slechts door Nederlanders gelezen te worden. – Welk een doodsteek voor de Eerzucht! Doe wat gij wilt, uw roem blijft binnen den kleenen omtrek van ons Gemeenebest gekluisterd – niet om dat wij altijd in alles minder voortreffelijk geweest zijn – dan hadden Hoofd en Vondel zeker in Duitsland gelezen moeten worden, eer Gellert den smaak zijner Landgenooten verbeterd had. Neen! wat men ook praten moge, men leert geen taal (over ’t algemeen, en daar komt het hier op aan) enkel om werken van vernuft te kunnen lezen, maar uit noodzaaklijkheid.“

FEITH

Rhijnvis Feith (7 februari 1753 – 8 februari 1824)