Jorie Graham, Pieter Boskma, Charles Simic

De Amerikaanse dichteres Jorie Graham werd geboren op 9 mei 1950 in New York geboren. Zie ook alle tags voor Jorie Graham op dit blog.

 

The Guardian Angel of the Private Life

All this was written on the next day’s list.
On which the busyness unfurled its cursive roots,
pale but effective,
and the long stern of the necessary, the sum of events,
built-up its tiniest cathedral …
(Or is it the sum of what takes place?)
If I lean down, to whisper, to them,
down into their gravitational field, there where they head busily on
into the woods, laying the gifts out one by one, onto the path,

hoping to be on the air,
hoping to please the children—
(and some gifts overwrapped and some not wrapped at all)—if
I stir the wintered ground-leaves
up from the paths, nimbly, into a sheet of sun,
into an escape-route-width of sun, mildly gelatinous where wet, though
………………………………………………………………………………………………mostly crisp,

fluffing them up a bit, and up, as if to choke the singularity of sun
with this jubilation of manyness, all through and round these passers-by—
just leaves, nothing that can vaporize into a thought,
no, a burning-bush’s worth of spidery, up-ratcheting, tender-cling leaves,
oh if—the list gripped hard by the left hand of one,
the busyness buried so deep into the puffed-up greenish mind of one,
the hurried mind hovering over its rankings,
the heart—there at the core of the drafting leaves—wet and warm at the
…………………………………………………………………………………..zero of

the bright mock-stairwaying-up of the posthumous leaves—the heart,
formulating its alleyways of discovery,
fussing about the integrity of the whole,
the heart trying to make time and place seem small,
sliding its slim tears into the deep wallet of each new event
………………………………………………………………on the list
then checking it off—oh the satisfaction—each check a small kiss,
an echo of the previous one, off off it goes the dry high-ceilinged
……………………………………………………………………………….obligation,
checked-off by the fingertips, by the small gust called done that swipes

the unfinishable’s gold hem aside, revealing
what might have been, peeling away what should …
There are flowerpots at their feet.
There is fortune-telling in the air they breathe.
It filters in with its flashlight-beam, its holy-water-tinted air,
down into the open eyes, the lampblack open mouth.
Oh listen to these words I’m spitting out for you.
My distance from you makes them louder.

Are we all waiting for the phone to ring?
Who should it be? What fountain is expected to
thrash forth mysteries of morning joy? What quail-like giant tail of
promises, pleiades, psalters, plane-trees,
what parapets petalling-forth the invisible
into the world of things,
turning the list into its spatial form at last,
into its archival many-headed, many-legged colony….
Oh look at you.
What is it you hold back? What piece of time is it the list
won’t cover? You down there, in the theater of
operations—you, throat of the world—so diacritical—
(are we all waiting for the phone to ring?)—
(what will you say? are you home? are you expected soon?)—

oh wanderer back from break, all your attention focused
—as if the thinking were an oar, this ship the last of some
original fleet, the captains gone but some of us
who saw the plan drawn out
still here—who saw the thinking clot-up in the bodies of the greater men,
who saw them sit in silence while the voices in the other room
lit up with passion, itchings, dreams of landings,
while the solitary ones,
heads in their hands, so still,
the idea barely forming
at the base of that stillness,
the idea like a homesickness starting just to fold and pleat and knot
……………………………………………………………………………………itself
out of the manyness—the plan—before it’s thought,
before it’s a done deal or the name-you’re-known-by—
the men of x, the outcomes of y—before—

the mind still gripped hard by the hands
that would hold the skull even stiller if they could,
that nothing distract, that nothing but the possible be let
…………………………………………….to filter through—
the possible and then the finely filamented hope, the filigree,
without the distractions of wonder—
oh tiny golden spore just filtering in to touch the good idea,
which taking-form begins to twist,
coursing for bottom-footing, palpating for edge-hold, limit,
now finally about to
rise, about to go into the other room—and yet
not having done so yet, not yet—the
intake—before the credo, before the plan—
right at the homesickness—before this list you hold
in your exhausted hand. Oh put it down.

 

Jorie Graham (New York, 9 mei 1950)

 

De Nederlandse dichter en schrijver Pieter Boskma werd geboren in Leeuwarden op 9 mei 1956. Zie ook alle tags voor Pieter Boskma op dit blog.

 

Een dag als deze, druilerig en grijs

Een dag als deze, druilerig en grijs,
aan ditzelfde raam, over een jaar of vijf,
nog altijd aan het werk, of dat al opgegeven
en alleen maar langzaam aan het overleven,

misschien nog steeds alleen, of draaglijk
met een ander, starend naar het zwenken
van de meeuwen laag boven de tuin,
moet ik vast plots aan je denken,

net als op dit moment,
en hoor ik weer je stem,
maar hoe zacht, hoe zacht,

nog maar amper te verstaan,
pas als ik je woorden opschrijf
lees ik met een glimlach

niets dan mijn eigen naam.

 

Bliksemtocht

Ik landde op een lelie en ging de bloemkelk binnen
langs een wenteltrap van ranke geuren.
Hooglicht van honing vloeide beschroomd.
En de wind die suizelde tussen de punten
die vogels markeerden met hun ijl gezang
dat blonk als parels op een vroege Rembrandt,
als geluiden konden blinken, en dat deden ze,
hier wel! Zo hing in een boom een fluister van
golvend goudbrokaat, en in het gras trilde
de klacht van een verdwaalde steppewolf.
Zo toonde wat klonk zich, hier wel!
Ik zat in de bloemkelk en gonsde
van aandacht voor wat zich ontvouwde
onder mijn handen: een loom silhouet
van een meisje natuurlijk dat lachte
als water des zomers langs rotsige
oevers begroeid met exotische kruiden,
en het wolkte omhoog als een zwerm
voor het eerst aan de korf ontkomen
bijen, en ook ik maakte deel uit
van vleugels in voorjaar, klom boven
de mogelijkheid van geluk uit en zag
een fontein die zich proestend verhief
op een duin dat zo even nog somber
verdroogde, en zag hoe de lelie haar
maskers afzette en de gerimpelde tronie
zich toonde van wat was en is en zal.

 

Pieter Boskma (Leeuwarden, 9 mei 1956)

 

De Amerikaanse dichter Charles Simic werd geboren in Belgrado op 9 mei 1938. Zie ook alle tags voor Charles Simic op dit blog.

 

Eenmanscircus

Goochelaar met hoeden en echte handgranaten,
Buitelaar, slangenmens, imitator,
Levend standbeeld, koorddanser, ontsnappingskunstenaar,
Amateur buikspreker en helderziende

En dat allemaal zonder te worden ontmaskerd
Ondertussen ontspannen over straat kuierend,
Koop ik op een of andere hoek een krant,
Buig me voorover om een blindegeleidehond te aaien

Of zit tegenover je vrouw aan tafel te eten
Terwijl zij doorzeurt over het weer
En jij je concentreert op een trapeze in je hoofd,
De tijgers woest in hun kooi heen en weer lopen.

 

Vertaald door Wiljan van den Akker

 

Charles Simic (Belgrado, 9 mei 1938)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 9e mei ook mijn blog van 9 mei 2020 en eveneens mijn blog van 9 mei 2019 en ook mijn blog van 9 mei 2018 en ook mijn blog van 9 mei 2015 deel 2.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *