Judith Herzberg, Willem van Toorn, Peter W.J. Brouwer, Arthur van Amerongen, Klabund, Charles Frazier, C. K. Williams, Marc Awodey, Felix Braun

De Nederlandse dichteres en toneelschrijfster Judith Herzberg werd geboren op 4 november 1934 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor Judith Herzberg op dit blog.

 

Dozen

Omdat je in de oorlog altijd hoorde
van vóór de oorlog, hoe argeloos
ze waren, ben ik nu heel voorzichtig.
Gooi ik iets weg, bijvoorbeeld
een kartonnen doos, dan hoop ik
dat die doos mij nooit meer zal
heroveren in vorm van zelfverwijt:
weet je nog wel, hoe zorgeloos,
we gooiden gewoon dozen weg!
Als we er één hadden bewaard,
één hadden bewaard!

 

Hardop voelen

Het leven wordt plotseling ontroerend
als je denkt aan de posterijen,
niet aan de bezorgers langs de huizen,
maar aan de hele organisatie.
En aan de hagelwitte Zweedse broden
na de oorlog, en aan de hond
die zijn baas aan zijn kraag
naar het dorp trok, en aan
mevrouw E., die er niet
teleurgesteld uitziet.
En aan de Ile de France
die na dertig jaar varen
in Japan werd gesloopt.

Zo niet dan is het ook al
ontroerend genoeg.

 

Deut. 20

Wie op het schiereiland van de vervulling staat
moge de dood nog worden bespaard.
Hij die een wijngaard heeft geplant
maar de vruchten nog niet heeft geproefd,
hij die een huis heeft gebouwd
maar er nog niet in heeft gewoond,
hij die een vrouw heeft genomen
maar nog niet met haar heeft geslapen.
Hij die een leeg schrift, een onbegonnen
potlood of een schone zakdoek heeft.
Hij die ziet dat het gaat regenen.

Maar wie perfect de weg kent in een stad,
een lied kan blazen op een sprietje gras
of wie zich op een korrel heeft verschanst
en deze als de wereld ziet, zijn paard
niet afdroogt na een rit, zijn bril
beslagen laat, de regen heeft zien vallen,
zijn zakdoek gebruikt, zijn tranen gehuild heeft –
Of wie met hart en ziel terug wil draven
begraven botten op wil graven
dode dingen leven in wil blazen of gaat sparen;
een herfstblaadje, een bioscoopkaartje
een schaamhaartje bewaren –
Stuur hem desnoods dan maar de veldslag in,
alleen – verwacht niet van hem dat hij wint.

 

 
Judith Herzberg (Amsterdam, 4 november 1934)

 

De Nederlandse dichter, schrijver en vertaler Willem van Toorn werd geboren in Amsterdam op 4 november 1935. Zie ook alle tags voor Willem van Toorn op dit blog.

 

Wij zijn al bijna weer weg

Ik weet het, wij lopen maar
wat door uw dorp, en uw ramen
kijken ons na, kamers staren
naar ons met lamp en dressoir.

En niet alleen uw, ook ons huis
bekijkt ons met koele ogen,
ons naambordje is gelogen,
wij zijn achter de deur nooit thuis.

Wij lopen maar wat, van de gang
naar de kamer, als figuranten
in een gek stuk, met linkerhanden
in de ogen van het behang.

Wij durven haast niet te gaan slapen:
misschien zouden wij wakker worden
pas als alle treinen vertrokken,
autoos stuk, wij gevangen waren.

De melkboer zet eens zijn fles
vroeg op de stoep voor niets, we
zijn hier maar op visite,
we zijn al bijna weer weg.

 

Dorp ’s avonds, ’s nachts en ’s morgens

Het avondbrood in de buiken
nog nauwelijks aangetast
door vlijtige sappen, ras
sluiten wij deuren en luiken.

Nu stopt het ademhalen,
oren stulpen naar buiten
in het dalende duister,
huiverend van schandalen.

Late voorbijgangers haasten
gebogen zich langs de blinde
ruiten, stel je voor: binnen
worden met norse gebaren

bedden opengeslagen,
knopen losgemaakt, borsten
bevrijd van banden, haren
in nachthemden weggeborgen,

poos onder bedden gezet,
schichtig in godsnaam de lichten
uitgeknipt en gezichten
sinds lange jaren verlept

van verveling, vervangen door vreemde,
zacht in het donker, nog nooit
bezetene die wenend
opengaan, oeverloos.

Slaap de ontmantelaar opent
de dromen vol roodbehaarde
aaiplaatsen en bewaarde
kindernachten, kijkogen.

Door het rillend vlies morgen stoten
honend de hanen, honend.

 

Abstract

Je wordt al haast abstract.
Het dagelijks landschap roept
je overal op: een vrouw uit een boek.
Hier liep ze langs het pad

naar het huis toe. Woonde ze daar?
Was ze maar op bezoek?
Onder de woorden vermoedt
een andere taal tekens van haar.

Vertrekken. Is zij hier geweest?
Trap. Deuren omgeslagen
als bladzijden. Ik blader
het huis door tot ik je lees.

 

 
Willem van Toorn (Amsterdam, 4 november 1935)

 

De Nederlandse dichter Peter W.J. Brouwer werd op 4 november 1965 in Eindhoven geboren. Zie ook alle tags voor Peter W.J. Brouwer op dit blog.

 

Bobslee

Op een bobslee, je rug naar hem toe
probeer je met honderd in het uur in de baan te blijven

terwijl hij zich vasthoudt
zijn vingers om je helm, zijn adem in je haar

wat is je dode vader
weer druk met al je stuurmanskunst

je probeert hem niet te horen, zijn mond niet te geloven
de kuip op het ijs te houden

je overweegt hem af te werpen maar hebt geen idee
wie zich nog over hem ontfermen zal

dan wordt je vader stil en durf je niet om te zien
bang voor de tekens op zijn dode gezicht

er is geen baan meer en om je heen
groeit het landschap leeg

voel je het bloed door je hals gaan
en hoe het in je vaders koude handen blijft?

herinner je je zijn adem
boven de kleine slee die hij trok?

 

Groei

Wie zijn wij dan
dat we al in onze gedachten
elkaar kinderen kunnen maken?

Onderhand weten we wel
bij wie de maaltijd ons
het best smaken zal.

Vanavond trakteer ik je op ijs,
kies elke smaak op kleur

en bedenk woorden
die later bij je ogen
zullen passen.

Maar gisteren ging alles
stromen wat ik schreef,
verlieten vrouwen hun huizen,
zijn kinderen gaan lopen

en raakte de aarde
voordat ik er erg in had
blauw van lobelia’s, groeide
wat ik in tuinen verzon

haastig voorbij mijn oog.
En zag ik

aan de tafel in een krant
hoe de sneeuw onder zijn voet
alvast was gaan schuiven.

 

 
Peter W.J. Brouwer (Eindhoven, 4 november 1965)

 

De Nederlandse schrijver, columnist en journalist Arthur van Amerongen werd geboren op 4 november 1959 in Ede. Zie ook alle tags voor Arthur van Amerongen op dit blog.

Uit: Bij de dood van Winnetou (Column)

“Enfin, tijdens die sterfscène van Winnetou dacht ik: wat is mannenvriendschap toch mooi, misschien moet ik mij aanmelden bij het COC in Lunteren maar ‘s anderendaags stond Janneke uit de Spechtlaan alweer voor de deur, zogenaamd omdat ze met mij en mijn witte hondje Blackie over de Ginkelse Heide wilde zwerven. Zij trok mij dan in een uitgebrande tank af voor een gevulde koek en een zakje salmiak maar dat is voor deze doodsbrief verder irrelevant.
In die gitzwarte jaren waren de rechterhand van Janneke, bioscoop Buitenlust en de Duitse televisie de enige middelen om te ontsnappen aan de wurgende werkelijkheid. Ik identificeerde mij met de talloze cowboyfilms en – cowboyseries op de ARD en het ZDF: Bonanza, Rauchende Colts, High Chapparal en er was altijd wel iets van Karl May.
In de oostelijke grenstreek keek iedereen naar de Duitse televisie in die tijd. Waar men zich in het zogenaamd beschaafde westen des lands moest behelpen met Okkie Trooy keken wij al naar blote tetten – waar men letterlijk mee strooide – op de Duitse verrekijk. In Ede had 90 procent van de bewoners gecollaboreerd met de bezetter dus men kon de gesynchroniseerde avonturen van de cowboys prima volgen. Ik liep tot mijn achttiende jaar in een cowboy-uitrusting die mama speciaal voor mij genaaid had. Daar werden wel eens grappen over gemaakt, temeer toen de Village People in zwang raakten en toen ben ik op de punk overgestapt, met name onder invloed van Plastic Bertrand en Tedje & de Flikkers uit het verre Nijmegen
Ik rekende een pondje bacalhau af bij de helleveeg van Paulo Polio en dacht hoe ik gevormd was door de Duitse televisie. Die was geweldig in de jaren zestig en in de vroege jaren zeventig: Dr. Mabuse, Edgar Wallace, Die Monkees, Flipper, Fury, Lassie, Tarzan, Don Camillo, Daktari, de Hitparade van Ilja Richter, Klimbim en op zaterdagmiddag Zum Blauen Bock, voor de epische Sportschau begon. Nu ben ik een ander mens geworden en verafschuw ik de treurbuis. Met name de Nederlandse televisie wordt gemaakt door intellectueel uitgedaagden en bekeken door ééncelligen.

 
Arthur van Amerongen (Ede, 4 november 1959)

 

De Duitse dichter en schrijver Klabund werd als Alfred Henschke geboren op 4 november 1890 in Crossen an der Oder. Zie ook alle tags voor Klabund op dit blog.

 

Berliner Ballade

Sie hing wie eine Latte
Vom Schranke steif und stumm.
Am Morgen sah′s ihr Gatte,
Lief nach dem Polizeipräsidium.

»Meine Frau«, so schrie er, »ist verschieden…«
Doch der Polizeiwachtmeister Schmidt
Rollte blutig seine Augen:
»Wie denn, ha′m Sie den Jeburtsschein mit?«

Dieses hatte er mitnichten,
Und er setzte sich in Trab,
Spät entsann er sich der ehelichen Pflichten,
– schnitt sie ab.

Und er legt den Strick an seine Kehle,
Vor dem Spiegel, peinlich und honett.
Nimmt noch einen Schluck, befiehlt Gott seine Seele
– schwapp, schon baumelt er am Ehebett.

 

Dies ist das Lied, das Villon sang…

Dies ist das Lied, das Villon sang,
Als man ihn hängen wollte.
Er fühlte um den Hals den Strang,
Er sang das Lied den Weg entlang,
Der Schinderkarren rollte.

Hängt mich den Schurken zum Alarm
Nur hoch in alle Winde!
Wegweiser schlenkere mein Arm,
Er weist den Weg dem schlimmen Schwarm
Und manchem braunen Kinde.

Einst hat der Teufel mich gekirrt,
Nun hör ich Bäume singen.
Ich fühle Gott. Mein Auge schwirrt.
Mein Leib, mein armer Leib, er wird
Als Aveglocke schwingen.

 

Mystik

Ich gehe langsam durch die Stadt
Zum Ein- bis Zweifamilienbad.
Schon hebt sich aus der weißen Flut
Ein brauner Bauch, der trübe tut.
Der Bauch tut nichts. Je nun: ich weiß:
Die andre Seite ist der Steiß.
Ein jedes erntet hier sein Heil
Vom Gegen-Teil. Im Gegen-Teil.

 

 
Klabund (4 november 1890 – 14 augustus 1928)
Cover

 

De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 november 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook alle tags voor Charles Frazier op dit blog.

Uit: Varima

“V drifts into talking about generations. How grandparents and grandchildren so often get along very well. Remove one generation—twenty-five years at least—and the anger in both directions dissipates. All the failed expectations and betrayals become cleansed by an intervention of time. Resentment and bitter need for retribution fall away. Love becomes the operative emotion. On the old side, you’re left with wrinkled age and whatever fractured, end-of-the-line knowledge might have accrued. Wisdom as exhaustion. And on the other side—which V still remembers with molecular vividness—youth and yearning and urgency for something not yet fully defined. Undiluted hope and desire. But by fusing the best of both sides, a kind of intertwining consciousness arises—grandmother and granddaughter wisdom emerging from shared hope, relieved of emotions tainted by control and guilt and anger. —I’ll assume you’re right, James says. But I wouldn’t know much about long family relationships.
(…)

After years of loss and reflection, your old deluded decisions click together like the works of a watch packed tight within its case–many tiny, turning, interlocking wheels….the force of every decision transferring gear to gear, wheel to wheel, each one motivating a larger energy going in no direction but steep downward to darkness at an increasing pitch. And then one morning the world resembles Noah’s flood, stretching unrecognizable to the horizon and you wonder how you go there. One thing for sure, it wasn’t from a bad throw of dice or runes or an unfavorable turn of cards. Blame falls hard and can’t be dodged by the guilty.
(…)

.Subtract everything inessential from America and what’s left? Geography and political philosophy, V says. The Declaration of Independence and Constitution. The Federalist Papers. –I’d say geography and mythology, James says. Our legends. He gives examples, talks about Columbus sailing past the edge of the world, John Smith at Jamestown and Puritans at Plymouth Rock, conquering the howling wilderness. Benjamin Franklin going from rags to riches with the help of a little slave trading, Frederick Douglass escaping to freedom, the assassination of Lincoln, annexing the West, All those stories that tell us who we are—stories of exploration, freedom, slavery, and always violence. We keep clutching those things, or at least worn-out images of them, like idols we can’t quit worshipping.”

 

 
Charles Frazier (Asheville, 4 november 1950)

 

De Amerikaanse dichter Charles Kenneth Williams werd geboren op 4 november 1936 in Newark, New Jersey. Zie ook alle tags voor C. K. Williams op dit blog.

 

I Hate

I hate how this unsummoned sigh-sound, sob-sound,
not sound really, feeling, sigh-feeling, sob-feeling,
keeps rising in me, rasping in me, not in its old disguise
as nostalgia, sweet crazed call of the blackbird;

not as remembrance, grief for so many gone,
nor either that other tangle of recall, regret
for unredeemed wrongs, errors, omissions,
petrified roots too deep to ever excise;

a mingling rather, a melding, inextricable mesh
of delight in astonishing being, of being in being,
with a fear of and fear for I can barely think what,
not non-existence, of self, loved ones, love;

not even war, fuck war, sighing for war,
sobbing for war, for no war, peace, surcease;
more than all that, some ground-sound, ground-note,
sown in us now, that swells in us, all of us,

echo of love we had, have, for world, for our world,
on which we seem finally mere swarm, mere deluge,
mere matter self-altered to tumult, to noise,
cacophonous blitz of destruction, despoilment,

din from which every emotion henceforth emerges,
and into which falters, slides, sinks, and subsides:
sigh-sound of lament, of remorse; sob-sound of rue,
of, still, always, ever sadder and sadder sad joy.

 

The Gaffe

1.
If that someone who’s me yet not me yet who judges me is always with me,
as he is, shouldn’t he have been there when I said so long ago that thing I said?

If he who rakes me with such not trivial shame for minor sins now were there then,
shouldn’t he have warned me he’d even now devastate me for my unpardonable affront?

I’m a child then, yet already I’ve composed this conscience-beast, who harries me:
is there anything else I can say with certainty about who I was, except that I, that he,

could already draw from infinitesimal transgressions complex chords of remorse,
and orchestrate ever undiminishing retribution from the hapless rest of myself?

 

 
C. K. Williams (4 november 1936 – 20 september 2015)

 

De Amerikaanse dichter en beeldend kunstenaar Marc Awodey werd geboren op 4 november 1960 in Ann Arbor, Michigan. Zie ook alle tags voor Marc Awodey op dit blog.

 

Our Empty Sea

1.
Under our empty sea a turquoise world exists
as a sickly changeling beyond recollection
in trench, plateau, plain, barrow of cloudy schist.
On tossing desert continuum resides a pacific mind
and in ocean mind there is no drying soil.
Only whales consider the possibility of a surface
above bright heaven¹s sky of amethyst.

2.
At pencil thin ends of falling daylight beams
in trench, plateau, plain, barrow of cloudy schist;
a coterie of philosophers gathers to theorize
of crossing high oceans under clouds of full sail.

3.
We may follow the descent of black backed emperor penguins
from above bright heaven¹s sky of amethyst,
into the open jaws of unimpressed killer whales
compelled to sing on ocean floor the prayers of killer whales.

 


Marc Awodey (4 november 1960 – 13 oktober 2012)

 

De Oostenrijkse dichter en schrijver Felix Braun werd op 4 november 1885 in Wenen geboren. Zie ook alle tags voor Felix Braun op dit blog.

Uit: Jadwiga und die Waldtiere

“Jadwiga, die junge Gemahlin des Herzogs Jagello von Polen, war schlank, hoch gewachsen, voll mädchenhaften Stolzes, und liebte über alles die Jagd. Ein Künstler, dem der Herzog aufgetragen hatte, ihm ihr Bildnis zu malen, stellte sie als die griechische Göttin Artemis dar und empfing für diese glückliche Eingebung einen Beutel voll Dukaten. Als er im Verfolg eines so gewinnbringenden Gedankens auf einem zweiten Bilde Jadwiga neuerlich als Göttin der Jagd und des Mondes, von Nymphen umschwärmt, im Walddickicht überrascht von Aktäon, malte und diesen, dem im Augenblick der Verwandlung ein zackiges Hirschgeweih aus dem Haupte dringt, arglos mit den Zügen des Herzogs begabte, wäre er beinahe seines so erfinderischen Kopfes verlustig gegangen. Der erzürnte Fürst begnadigte ihn im letzten Augenblick gegen das Entgelt der rechten Hand des unglücklichen Malers, der sich hinfort daran gewöhnen mußte, mit der Linken den Pinsel zu führen, wenn anders ihm dieses gefährliche Tun nicht schon zur Gänze verleidet war.
Die Liebe der Herzogin zur Jagd war so groß, daß ihr Gemahl sie mit nichts anderem erfreuen konnte als einem Geschenk, das sich auf diese Leidenschaft bezog, vornehmlich Waffen, unter denen sie die Wurfgeschosse alter Völker, Speer und Pfeile, bevorzugte, so nun wahrhaft der Griechengöttin gleichend, was sie nicht ohne eitle Genugtuung selbst empfand. Der Herzog, der nicht in der Welt so gern sah wie ihr Gesicht in glücklicher Überraschung, verschwendete reiche Summen Goldes, um seltene Tiere für ihre Jagd zu erstehen: Steinböcke, die auf den Felsen der Schweiz frei unter dem Himmel leben; weiße Hirsche; weiße Füchse aus den skandinavischen Eisländern, Antilopen und Gazellen aus Afrika, und suchte immer noch nach einem Einhorn, dem keuschen Waldtier, das außer den Griechen – denn eben dieses Einhorns Fell war das berühmte goldene Vlies gewesen – nur ein Dichter erblickt hatte. Als Jagello gegeben hatte, was aufzubringen war, schenkte er seiner Gemahlin einen riesigen Waldgrund, den er einem Bauern mit Gewalt fortnahm, führte von drei Seiten hohe Mauern herum; auf der vierten ging das Gebiet in Urwald über.”


Felix Braun (4 november 1885 – 29 november 1973)
Borstbeeld door  Gustinus Ambrosi, 1924

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *