De Vlaamse dichter en schrijver Karel Jonckheere werd geboren in Oostende op 9 april 1906. Jonckheere schreef poëtisch, later vol ironie, novellen en reisverhalen, maar ook gedichten, essays en kritieken. Karel Jonckheere werd tweemaal bekroond met de Staatsprijs voor Poëzie: in 1947 met de bundel ” Spiegel der Zee” en in 1956 met de dichtbundel “Van Zee tot Schelp”. Hij was als literair adviseur van het Ministerie van Cultuur dé ambassadeur van de Nederlandstalige letteren in het buitenland en hij was lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Het werk van Jonckheere is ten dele autobiografisch en heeft als thema voornamelijk de zee (hij is geboren in het visserskwartier). Tijdens zijn jeugd maakte hij kennis met Karel van de Woestijne. Volgens Jonckheere was Oostende een surrealistische stad met de Oostendenaars als ras apart die hij dan ook als dusdanig beschrijft in zijn novellen en aforismen (bijvoorbeeld: Oostende vertelt). Jonckheere werd in Nederland vooral bekend als de voorzitter van het satirisch televisieforum “Hou je aan je woord” (1961-1963) met Godfried Bomans, Hella Haasse en Dr. Victor E. van Vriesland.
Fabel van de bloedtransfusie
Ik word overreden riep de oude vrouw
de schokbreker wist van toeten noch blazen
ze liep in de weg zei de man achter ’t stuur
ze heeft rood bloed zei het zwarte asfalt
haar bloed is weg zei de witte chirurg
ze is voor mij zei grijs de dood.
Hier is mijn bloed zei de man in de deur
ik ben haar zoon zei het bloed in de man.
Ben ik al koud vroeg de vrouw aan haar droom
waar is de hemel de hel met goud vuur ?
De chirurg tot de spuit tot de huid tot de prik tot het bloed.
Blijft dat zo tot in der eeuwigheid
ze bederven mijn stiel zei de dood tot de tijd.
Ik ben het zei de zoon tot de moeder
ik ben het zei het bloed van de zoon tot de moeder
d.w.z. tot het bloed van de koelende moeder.
Dag bloed zei dit bloed ’t is lang geleden
om u weer te zien zou men geld besteden.
‘k Zou haar hart willen zien zei het bloed van de zoon.
Kom dan mee, jong bloed, zei het bloed van de moeder
wacht op het tij en verschuw haar niet
de tropen de meisjes zijt gij niet ziek?
Benauwd heb ik het zei het bloed van de zoon
benauwd en koud in deze oude woon.
Houd mij maar vast zei het bloed van de moeder.
Kent gij de weg ik ken hem wel.
Door het rechter hart dat hem herkende
door de twee longen die hem herkenden
door het linker hart dat hem herkende
door het hoofd dat hem niet herkende.
ik heb mijn tijd, zei de dood tot de tijd.
Ten tweeden male door hart en longen
en weer naar het hoofd
en weer door het hoofd.
Ik voel me al beter zei ’t bloed van de zoon
ik heb u verwarmd zei ’t bloed van de moeder.
Ze tracht te spreken zei de chirurg tot de zoon
leg uw oor aan haar mond haar leven zal spreken.
Toen heeft de mond van de moeder gezegd
en alleen het oor van de zoon kon het horen:
ik droomde dat mijn zoon werd geboren.
Karel Jonckheere (9 april 1906 – 13 december 1993)