De Nederlandse dichter Leo Vroman werd op 10 april 1915 in Gouda geboren. Zie ook alle tags voor Leo Vroman op dit blog.
Veelheden hoe
Een half petje kip,
een popotamus hip,
twee muisjes vleer
vier hanen weer,
acht beelden voor,
zestien kijkjes door,
tweeëndertig vliegjes vuur,
vierenzestig kastjes muur,
honderd achtentwintig fouten druk,
een kippetje tuk?
tweehonderd zesenvijftig stokken tover,
vijfhonderd twaalf tochten over,
en ongeveer,
duizend minnen meer.
Nacht
Dieper naar voren kan ik mij niet buigen
over de wereldrand, spaarzaam verlicht.
Met het gelaat op blinde duisternis gericht
kan ik mij van Gods glans niet overtuigen.
De verste nadering betracht ik in de vele
gedachten die ik naar dat hol gebied
uitzend; talrijke keren niet,
doch ik verlies mij in dit koppig spelen
en in de pijn die tot een lust verdooft
om hun verminkte wederkomst waaraan
‘k een wreed en zeker teken hecht van Gods bestaan:
dat ginds een wand is waar wat in hem gelooft
en tot zijn licht vliegt blindelings op stuit.
Doch wellicht hoort hij in de stilste nachten
het zieke ritselen van mijn gedachten
die zich te pletter fladderen buiten op zijn ruit.
Een psalm voor het smelten
Nu ik weet dat ijs-hoge
torens die het menselijk woelen
in al die kantoren
van bazen en bazinnen
liefde en onvermogen
van binnen niet voelen of horen,
dat die kunnen smelten
in luttele seconden
de pratende omzetten
in pruttelend vlees
en de haatvolle hitte
die hele lieve bevolking
om kan zetten tot een
dikke witte wolk
die na dagen zout en zacht
vredig neerzinkt als een grijze vacht
zodat de nu overtollige
tafels en stoelen, kopjes en borden
binnen verre huizen
mollige wezentjes worden,
en ver buiten de stad
op het gras, het verlaten speelgoed,
het poeder blijft praten
over wie het zopas nog,
al pratende, was,
nu ik dat weet, Systeem,
nu weet ik niets meer
Leo Vroman (10 april 1915 – 22 februari 2014)
Beeld van Leo Vroman op het dak van de stadsbibliotheek Gouda.
De Nederlandse schrijver Jan van Mersbergen werd geboren in Gorinchem 10 april 1971. Zie ook alle tags voor Jan van Mersbergen op dit blog.
Uit: Uiterwaarden
“Ik moet nog heel vaak denken aan het eendenkuiken dat door een snoek gegrepen werd, en opgegeten. Ik zag het vanaf de kant, en in het water dreef een kano, dat kwam in die tijd net op, kanovaren. Nu had je bij ons een klein riviertje, en verder wat kanalen, en niemand van ons kwam op het idee om daar met een kano doorheen te gaan. We kenden de omgeving, die zag er vanaf het water net zo uit. En voor de ontspanning hoefden we het ook niet te doen. Dat bestond daar niet, ontspanning. Bijna alles wat we deden was erop gericht de spanning te verhogen: met buksen schieten, appels jatten, ’s nachts over de dijk scheuren, ruzie zoeken in een van de boerendisco’s in andere dorpen, behalve misschien vissen, maar ook daar vonden we wel iets van spanning in, zeker toen die snoek dat eendje greep. De mensen in de kano waren verbijsterd. Dat waren een man en een vrouw, een gillende vrouw. Ik zat daar met een vriend langs de kant en die jongen zei tegen die vrouw dat ze niet zo moest schreeuwen, daar hielden wij niet van en de vissen ook niet. En de man stampte met zijn gehuurde pedel in het water om de snoek te verdrijven – die natuurlijk al lang en breed vertrokken was – en met dat gestamp verjoeg hij nu de rest van de vissen, dus dat we nog iets vingen konden we hier wel vergeten, en dus gooiden we kluiten losse aarde naar de kano, of beter nog, vlak ervoor.
Ik doorkruiste de uiterwaarden in de richting van de rivier die daar achter de wilgen lag, het was warm, er waren veel vliegen en een enkele vlinder, en de koeien stonden in de verte, in de schaduw. Ze zagen me. De eerste zette zich in beweging, liep op me af, en de andere koeien volgden, heel rustig. Ik wachtte tot ze bij me waren. Ze begroetten me met hun staarten en de voorste snuffelde aan mijn hand. Ze waren heel zachtmoedig. Drie keer per dag werden ze gemolken. Ik zag ze nooit naar de boerderij lopen en ik zag ook nooit een mobiele melkwagen die ik bij andere boeren wel eens gezien had, handig als de koeien ver weg grazen. Deze koeien leken bejaarden. Ze waren er, ze stonden hier en dat was het. Ik kende ze al lang, ze stonden al jaren in deze uiterwaarden. Je kon zwemmen bij de rivier, op de strandjes tussen de golfbrekers, er was haast nooit iemand. Als je er ’s avonds kwam dan stonden de koeien dicht tegen elkaar aan of lagen ze te slapen. Er werd verteld dat je ze om kon duwen als ze stonden te slapen, maar dat heb ik nooit geprobeerd. Een koe omduwen, daar zag ik niks in.”
Jan van Mersbergen (Gorinchem, 10 april 1971)
De Amerikaanse schrijver Paul Edward Theroux werd geboren op 10 april 1941 in Medford, Massachusetts. Zie ook alle tags voor Paul Theroux op dit blog.
Uit: The Pillars of Hercules, A Grand Tour of The Mediterranean
“The Greeks had not taken very much interest in their past until Europeans became enthusiastic discoverers and diggers of their ruins. And why should they have cared? The Greeks were not Greek, but rather the illiterate descendants of Slavs and Albanian fishermen, who spoke a debased Greek dialect and had little interest in the broken columns and temples except as places to graze their sheep.
(…)
The Turks had brought their whole culture, their language, the Muslim religion, and their distinctive cuisine not only here but throughout the Middle East and into Europe, as far as Budapest. The contradiction persists, even today: Greek food is actually Turkish food, and many words we think of as distinctively Greek, are in reality Turkish kebab, doner, kofta, meze, taramasalata, dolma, yogurt, moussaka, and so forth; all Turkish.
(…)
“Signs at the entrance to Delphi said, Show proper respect … I saw a pair of rambunctious Greek youths being reprimanded by an officious little man, for flinging their arms out and posing for pictures. The man twitched a stick at them and sent them away. Why was this? It was just what you would expect to happen if you put a pack of ignoramuses in charge of a jumble of marble artifacts they had no way of comprehending. They would in their impressionable stupidity begin to venerate the mute stones and make up a lot of silly rules. This Show proper respect business and No posing [in front of the ancient stones] was an absurd and desperate transfer of the orthodoxies of the Greeks’ tenacious Christianity, as they applied the severe prohibitions of their church to the ruins. Understanding little of the meaning of the stones, they could only see them in terms of their present religious belief; and so they imposed a sort of sanctity on the ruins. This ludicrous solemnity was universal in Greece. Women whose shorts were too tight and men wearing bathing suits were not allowed to enter the stadium above Delphi, where the ancients had run races stark ballocky naked.”
Paul Theroux (Medford, 10 april 1941)
Cover
De Italiaanse schrijver en vertaler Claudio Magris werd geboren op 10 april 1939 in Triëst. Zie ook alle tags voor Claudio Magris op dit blog.
Uit: Danube (Vertaald door Patrick Creagh)
“In a little town between Ivanovo and Ruse there was once a stork which always built its nest on the lamp-post, unaware of the danger or the damage that might ensue. Having several times chased it away in vain, the Council, by official decree, erected another lamp-post, power the delirium of the age, which dazzles and distorts the vision of the world. Amongst all these odds and ends, in the mystery that is always present in every space hewn out of the formless universe, something irrecoverable has been lost. Even Canetti’s childhood has vanished, and his derailed autobiography dots not succeed in grasping. it. We send a postcard to Canetti in Zurich, but I know that he will not appreciate this intrusion into his dominions, this attempt to seek out his hiding place and identify it. In his autobiography, which was probably the determining factor in his winning of the Nobel Prize, Canetti goes hunting for himself, for the author of Auto-da-fi . The Nobel committee awarded prizes to two writers, the one of the past, who is in hiding, and the one of the present, who is reappearing. The first is a mysterious and anomalous genius, maybe vanished beyond recall; he it was who in 1935, at the age of thirty, published one of the great books of the century, his only truly great book, Auto-daft, which almost at once disappeared from the literary scene and remained forgotten for some thirty years. This impossible, unmanageable book makes no concessions and refuses to be assimilated by the cultural establishment; it is a grotesque parable of the delirium of the intelli-gence which destroys life, a terrible picture of the lack of love and of bewilderment. The republic of letters, with its benign historical approach, was the book’s ideal mediator, but it rejected the work for the most obvious reason — the absolute and radical greatness was more than it could take:This book, which sheds light on our life as very few others do, was for a long rime virtually ignored, and Canetti bore this neglect with a firmness of character which perhaps concealed, in its courteous modesty, a stubborn awareness of his own genius. “
Claudio Magris (Triëst, 10 april 1939)
Cover
De Russische dichteres Bella Akhmadulina werd geboren op 10 April 1937 in Moskou. Zie ook alle tags voor Bella Akhmadulina op dit blog.
The Saint Bartholomew’s Night (Fragment)
Used to abundance of the death and blood,
you, worthy people, always fight and swear,
you so boldly nurse your own child,
as if he doesn’t raise your sense of fear.
If from his sleep, he cries and wakes, alarmed,
don’t be in trouble – it’s his fault, entire:
a gentle gum is, maybe, slightly harmed
by milk-eye-teeth of your sinless vampire.
And if, through branches, once, would something gaze
at you in ways, which make you twitch and shiver,
don’t be afraid! – this is a little face
of any child, bred in the evil sphere.
But maybe, midst deep fits or Heaven plains,
this cry’s high honour to the other choices,
and this little throat fiercely complains
about its frugality and losses
with all its tunes, too deep for world of strings,
with all its awe, too great for lines’ discretion.
But yet, in whole, what a trifling thing!
Just thirty thousand killed Huguenots, in question.
Vertaald door Yevgeny Bonver
Bella Akhmadulina (Moskou, 10 April 1937)
De Duitse dichter en schrijver Stefan Heym (eig. Hellmuth Flieg) werd geboren op 10 april 1913 in Chemnitz. Zie ook alle tags voor Stefan Heym op dit blog.
Uit: 5 Tage im Juni
„Sonnabend, 13. Juni 1953 19.00 Uhr lag Witte auf seinem Bett, halbnackt, das Kissen zerknüllt von sei-nen ruhelosen Kopfbewegungen. Der Wind, der gegen Abend auf-gekommen war, hatte keine Abkühlung gebracht. Der Wind trug den Staub von den Ruinen an der Straße durch das offene Fenster herein, dazu die Straßengeräusche — ein Wochenendsäufer, der aus einer Kneipe grölte, ein paar Weiber, die von Balkon zu Balkon schnatterten. Möglich, daß er ein Verfahren bekam. Aus Bangganz’ Andeutun-gen sprach schon die Anklage: Mißachtung von Parteibeschlüssen, Verstoß gegen die Parteidisziplin, Mangel an Vertrauen zur Partei-führung. Und dann würde alles wieder aufgebrüht werden — der lei-dige Fall Kasischke, der zu einem Fall Witte hochgespielt worden war; seine Bekanntschaft mit Genossen, die aus schwer ersichtli-chen Gründen in Verruf geraten waren; bis zurück in die Zeit noch vor Hitler, ins Jahr 1932, wo er sich, seine Jugendsünde, geweigert hatte, Seite an Seite mit den Faschisten Streikposten zu beziehen ge-gen die sozialdemokratischen Verkehrsarbeiter. Nein, das würden sie wohl doch übergehen; der Verkehrsstreik war inzwischen still-schweigend als Fehler anerkannt worden. Er entschloß sich aufzustehen. Ein sehr müdes Gesicht, Schatten unter den Augen, starrte ihm aus dem Spiegel entgegen. Die Stun-den, die er wach gelegen, hatten einen stumpfen Schmerz im Kopf hinterlassen; er preßte die Fingerspitzen gegen den Schädel; dann strich er sich durch das Haar, das an den Schläfen schon grau wurde. Einundvierzig erst, dachte er; aber da waren Jahre gewesen, die für zehn zählten. Er rasierte sich, obwohl er keine Pläne für den Abend hatte. Die Wand zum Nebenzimmer war dünn; dort wurde ein Kommoden- fach aufgezogen und wieder zugeschoben. Er hörte die Schritte der jungen Frau. Anna hieß sie und war die Schwiegertochter der Frau Hofer, bei der er zur Untermiete wohnte. Manchmal, heute zum Beispiel, war es ihm tröstlich, daß ein anderes menschliches Wesen in der Nähe existierte — hustete oder gähnte oder einen Pantoffel zu Boden fallen ließ. Natürlich konnte er sich aufmachen und zu Greta gehen. Greta würde überrascht sein, sehr zurückhaltend, würde ihn aber auffor-dern einzutreten, in die Wohnung, wo es nach Essen roch und nach frischer Wäsche. Die Kinder würden sich freuen, besonders die Kleine, Claudia, die so nach Zärtlichkeit hungerte; der Junge zeigte seine Gefühle weniger, aber auch der hing schon, mehr als gut war, an ihm; arme Kerlchen, beide, der Vater vermißt irgendwo bei Wi-tebsk und die Mutter auf Arbeit bei VEB Merkur.“
Stefan Heym (10 april 1913 – 16 december 2001)
Cover
De Duitse schrijver Richard Wagner werd geboren op 10 april 1952 in Lovrin, in Roemenië. Zie ook alle tags voor Richard Wagner op dit blog.
Uit: Miss Bukarest
„Razvan hielt sich bedeckt. Wenn Erika was auffiele, solle sie sich doch kurz melden. Unter dieser Telefonnummer. Und er diktierte ihr eine unserer Informanten-Nummern.
Erika erzählte mir die Sache sofort. Sie fragte mich, was ich davon halte. »Schwer zu sagen«, meinte ich. »Mal sehen. Erzähl es noch nicht weiter. Vielleicht war es Zufall, Routine. Wenn er tatsächlich was will, hörst du bestimmt noch von ihm.«
Mit diesem letzten Satz hatte ich wirklich die Wahrheit gesagt. Ich berichtete Saracu von Erikas Reaktion auf die Begegnung mit Razvan, und Saracu verfügte, daß Razvan und ich nun in der Sache Erika Binder, Deckname »Parfum«, zusammenarbeiten sollten. Ich arbeitete ungern mit Razvan zusammen. Aber was sein mußte, mußte sein. Befehl ist Befehl, wie die Deutschen sagen.
Zwischen mir und Razvan war es mehrmals zu unangenehmen Vorfällen gekommen. Es ging nicht bloß um Meinungsverschiedenheiten. Zum Beispiel in der Benjamin-Sache. Razvans große Blamage. Er führte sie auf mich zurück. Und das kam so:Razvan hatte einen Schreibmaschinentext aus der Szene bekommen. Der Titel lautete: »Der Engel der Geschichte«. Verfasser war keiner angegeben. Razvan tippte auf Martin oder Richartz. Eher auf Richartz. Razvan hatte den Text übersetzen und interpretieren lassen. Von einem unserer Möchtegern-Literaturwissenschaftler, der bei der Securitate gelandet war, weil ihn sonst keiner wollte.
Im Text stand der Satz: »›Es gibt ein Bild von Klee, das Angelus Novus heißt.‹«
»Wer ist Klee«, fragte Saracu.
»Irgendein Maler«, sagte Razvan und las weiter: »›Ein Engel ist darauf dargestellt, der aussieht, als wäre er im Begriff, sich von etwas zu entfernen, worauf er starrt.‹«
»Ein Engel«, sagte Razvan. »Angelus Novus. Das ist Latein. Muß also mit den Katholiken zu tun haben.«
»Seit wann ist denn Richartz religiös?«
»Der und religiös«, sagte Razvan, »der will uns damit ärgern. Vielleicht ist es auch eine Anspielung auf die verbotenen Unierten, die Griechisch-Katholischen. Vielleicht will er sagen, daß bei uns Kirchen verboten sind.«
Richard Wagner (Lowrin, 10 april 1952)
De Vlaamse dichter en beeldhouwer Marcel van Maele werd geboren in Brugge op 10 april 1931. Zie ook alle tags voor Marcel van Maele op dit blog.
En zo dromen zij…
Schuifelend over de binnenwand,
luisterend naar de geluiden van buiten,
trekken zij de wereld rond en krom.
In deze rimpelloze duisternis,
geen wind, geen regen. Weer-loos.
Zo hadden zij reeds,
hun tellen kwijt, het noorden zoek,
in ruil voor een liever weten
hun duimen gelegd.
Dat verre verleden, die kommerloze ogenblikken.
En ook de buitenkant der dingen.
Hoe in een grijnzend heelal
de zon in de zee verzinkt,
hoe dorre handen in onvruchtbare aarde
wroeten. Regen en wind. Weer-zin.
Zo richt hij zijn revolver
vanuit het holst van de nacht
naar de smachtende maan
en blaffen blaffen maar.
Marcel van Maele (10 april 1931 – 24 juli 2009)
Marcel Van Maele: Gebottelde gedichten
De Amerikaanse schrijver Eric Knight werd geboren op 10 april 1897 in Menston in Yorkshire, Engeland. Zie ook alle tags voor Eric Knight op dit blog.
Uit: Lassie Come-Home
“Lassie whirled to look for him, but her senses were drawn to something else—the warm, blood smell of the rabbit that lay on the path. For a long time she regarded it. She came nearer, bending her head warily, as if ready to spring away. For, though the blood smell of food was there, the scent of the weasel still lingered, too. Carefully her nose came nearer and nearer until it touched the freshly killed quarry. She drew back and walked around it. Then she came near, bent her head, and picked up the game. She lifted her head again and waited.
It was as if, in the wild land, far from all human beings, she was expecting the sudden call of the master: “No, Lassie! Drop it! Drop it!” But no sound came. She stood indecisively for almost a half minute, and then it was over. Carrying the rabbit, she trotted along. She quested to right and left as she went. Then she saw what she wanted—a thick tangle of gorse that made a sort of den. She walked to it, coiled herself close so that she was protected on three sides. She dropped to the ground, letting the rabbit fall before her. She smelled it again. It smelled good. It was food. After that she had a newly acquired sense. She had learned the smell of rabbit. Instinct told her the rest. As she traveled along, whenever her keen nose told her of the nearness of game, she became a hunter. She scouted and ran and caught it, and she ate. It was the sensible law of nature. She did not kill wantonly as man often does. She killed to live, and no more. Such food was just sufficient to sustain life, but that was all. Now there were no keen eyes to watch Lassie, to note her weight, to look at the color of her gums, to eye the quality of her coat. There was no one to say: “She’s off a couple of pounds—give her a little more beef liver in her dinner!” “She doesn’t seem quite up to snuff—better start giving her a bowl of milk in the morning. You might just drop a raw egg in it if she’ll take it!”
Eric Knight (10 april 1897 – 14 januari 1943)
Lassie en Timmy (Jon Provost), Lassies tweede baasje in de tv-serie (1957-1965)
Zie voor nog meer schrijvers van de 10e april ook mijn blog van 10 april 2016 deel 2.
Zie voor bovenstaande schrijvers ook mijn blog van 10 april 2007 en ook mijn blog van 10 april 2008 en eveneens mijn blog van 10 april 2009.