Marcel Möring, Herman Koch, Jos Vandeloo, Margaretha Ferguson, Heimito von Doderer, Rachid Boudjedra, Peter Winnen

De Nederlandse dichter en schrijver Marcel Möring werd geboren in Enschede op 5 september 1957.Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en alle tags voor Marcel Möring op dit blog.

Uit:In Babylon (Vertaald door Stacey Knecht)

“The last time I ever saw Uncle Herman, he was lying on a king-size bed in the finest room at the Hotel Memphis, in the company of six people: the hotel manager, a doctor, two police officers with crackling walkie-talkies, a girl who couldn’t have been more than eighteen, and me. The manager conferred with the policemen about how the matter might be settled as discreetly as possible, the doctor stood at the foot of the bed regarding my uncle with a look of mild disgust, and I did nothing. It was just past midnight and Herman lay stretched out, his white body sinewy and taut, on that crumpled white catafalque. He was naked and dead.
He had sent up for a woman. She had arrived, and less than an hour later his life was over. When I got there the young hooker, a small blond thing with crimped hair and childishly painted lips, sat hunched in one of the two white leather chairs next to the ubiquitous hotel writing table. She stared at the carpet, mumbling softly. Uncle Herman lay on his back on the big bed, his pubic hair still glistening with … all right, with the juices of love, a condom rolled halfway down his wrinkled sex like a misplaced clown’s nose. His pale, old man’s body, the tanned face with the shock of grey hair and the large, slightly hooked nose evoked the image of a warrior fallen in battle and laid in state, here, on this dishevelled altar.
I stood in that room and thought of what Zeno, with a touch of bitterness in his voice, had once said, long ago, that you could plot family histories on a graph, as a line that rippled up and down, up and down, up and down; people madetheir fortune, their offspring benefited from that fortune, the third generation squandered it all, and the family returned to the bottom of the curve and began working its way back up. An endless cycle of profit and loss, wealth and poverty, rise and fall. Except for the history of our family, Zeno had said, that was a whole other thing. Our family history could best be compared to a railway timetable: one person left, and while he was on his way, another returned, and while he was busy arriving, others were setting out on a new journey. ‘Normal families stay in the same place for centuries,’ said Zeno. ‘If they do ever leave it’s a major historical event. In our family it would be a historical event if, even after just half a generation, we associated suitcases with a holiday instead of a new life.’

 
Marcel Möring (Enschede, 5 september 1957)

 

De Nederlandse schrijver en acteur Herman Koch werd geboren in Arnhem op 5 september 1953. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Herman Koch op dit blog.

Uit:The Dinner (Vertaald door Sam Garret)

“Every year, Serge and Babette went to their house in the Dor­dogne with the children. They belonged to that class of Dutch people who think everything French is “great”: from croissants to French bread with Camembert, from French cars (they them­selves drove one of the top-end Peugeots) to French chansons and French films. At the same time, they failed to see that the local French population of the Dordogne fairly retched at the sight of Dutch people. Anti-Dutch slogans had been scrawled on the walls of many residences secondaires, but according to my brother, this was the work of “a tiny minority” — after all, wasn’t everyone nice to you when you went to a shop or a restaurant?
“Uh … that depends,” Serge said. “It’s still a bit up in the air.”
We had visited them there for the first time a year ago, the three of us, on our way to Spain — the first time and the last, as Claire put it after we resumed our trip three days later. My brother and his wife had insisted so often that we drop by that it had become almost embarrassing to put it off any longer.
The house was in a lovely location, on a hill, tucked away amid the trees. Glinting in the distance through the branches, in the valley below, you could see a bend in the Dordogne River. It was muggy the whole time we were there, not a breath of wind. Huge beetles and blowflies, of a size never seen in the Netherlands, buzzed loudly amid the leaves, or flew against the windows with smacks so hard they made the glass rattle in its sashes.
We were introduced to the “mason” who had built the open kitchen for them, to the “Madame” who ran the bakery, and to the owner of a “completely ordinary little restaurant” along a tributary of the Dordogne, “where all the locals go.” Serge introduced me to everyone as “mon petit frere.” He seemed at ease among the French, each and every one of them just regular people, after all. Regular people were his specialty in Holland, so why not here as well?“

 
Herman Koch (Arnhem, 5 september 1953)

 

De Belgische schrijver Jos Vandeloo werd geboren op 5 september 1925 in Zonhoven, Belgisch-Limburg. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Jos Vandeloo op dit blog.

Een gedicht schrijven (Fragment)

Ik zou een gedicht kunnen schrijven
Over joden, zwarten, zigeuners
Over tegenstanders van het regime
Over Brazili
ë en Peru
Over de haat in Guatemala
Over duizenden vreselijke dingen
Die het leven van miljoenen mensen
Meedogenloos tot een hel transformeren
Maar ach, het is niet po
ëtisch
En bovendien verandert een gedicht
Niets aan de rauwe realiteit
Want geen sterveling zal reageren
De harde valuta van het westen
Maakt de harten der mensen hard
De tomeloze welvaart van het westen
Is een moordkuil voor mensenliefde
Woorden zijn nu verloren kogels
Op de onverschillige huid der mensen
Die dik en ondoordringbaar is
Een schelp waarin wij ons verschuilen
U en uw buurman en uw god en uw afgod en ikzelf

Zo zijn wij allen tegelijk
Rechter, aanklager, en beschuldigde
Kind, slachtoffer en moordenaar
Intussen gaat alles goed in Nederland
De voetbalcompetitie is weer bezig
De chemische fabrieken breiden zich uit
Een nieuw stuk autoweg is opengesteld voor het verkeer
Wij zijn een zielsgelukkig volk

 
Jos Vandeloo (5 september 1925 – 5 oktober 2015)

 

De Nederlandse schrijfster Margaretha Ferguson werd geboren op 5 september 1920 in Arnhem. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Margaretha Ferguson op dit blog.

Uit: Chaos

“Ingrid en Katharina hadden wel ieder een eigen bed nu, met een klamboe er omheen; ’s nachts klauterden de muizen tegen de beddepoten op en hingen aan de buitenkant van de klamboes die dreigden te scheuren; iedere nacht had ze binnen deze dunne beschutting tot een uur of vier ’s ochtends zitten breien, telkens tegen de muur bonzend in vergeefse pogingen de dieren te verjagen; een houten tafel was er ook in die kamer, en een kast waarin, o vooroorlogse luxe, een vergeten broodtrommel, als je de deksel van de trommel opensloeg vlogen de muizen van het brood af.
Zo was hun laatste ‘thuis’ geweest, na de Japanse kampen leken ze voorgoed geworteld in een bestaan vol chaos, ongedierte, zwarthandelaren, Engelse, Canadese, Australische militairen die je in hun jeeps een lift gaven en meteen je bed wilden delen, met muizen en al; gelukkig dat Ingrid er was, ongeweten de behoedster van haar deugd.
Deze koninklijke, nobele vrouw zou hen in haar huis niet langer dan een half uur gedogen, Katharina wist trouwens ook niet hoe zich hier te gedragen.
Maar warme woorden werden over haar uitgegoten… na alles wat jullie hebben meegemaakt… hoop dat u zich op uw gemak zult voelen bij ons… zal u zo dadelijk de kamer wijzen…
Ingrid pakte het rieten stoeltje op waarin ze haar schoentjes had neergelegd (op de grote zaal in het Adekkamp hield je alles wat je bezatvlak om je heen en dat moest je nog voortdurend in de gaten houden ook) en liep er resoluut mee naar een kastje met glazen deuren. Bovenop het kastje bevond zich een in kleurige zijden stoffen geklede pop, met een teerbeschilderd gezicht en flossig haar. Ingrid zette de schoentjes op de grond en stapte op de zitting van het stoeltje. Geamuseerd en een beetje trots keek Katharina toe, ‘0 mijn glas!’ riep mevrouw Verlaer verschrikt, ‘straks gaat ze door het glas van de deurtjes, nee nee Ingrid, niet aankomen! Die pop is antiek!’
Met grote verontwaardigde ogen draaide Ingrid zich om, ze keek van Katharina naar mevrouw Verlaer, ze stapte van het stoeltje af en liep op een drafje naar haar moeder, duwde haar hoofdje tegen Katharina’s arm en begon te huilen.”

 
Margaretha Ferguson (5 september 1920 – 8 mei 1992)
Cover

 

De Oostenrijkse schrijver Franz Carl Heimito von Doderer werd geboren op 5 september 1896 in Weidlingau, Oostenrijk. Zie ook mijn blog van 5 september 2010 en eveneens alle tags voor Heimito von Doderer op dit blog.

Uit:Die Strudlhofstiege

„Mit jenem ,Interventionismus` hängt es zusammen, daß der Name des Doktors später in einem nah benachbarten Kreise sozusagen sprichwörtlich oder schlagwörtlich wurde und so ist es zu jener „Organisation Negria“ gekommen, welche ihre Taten am Ende mit der Aktion gegen den Berliner Auto-Vertreter Helmut Biese gekrönt hat (aber das gehört nun wirklich nicht hierher!), letzteres unter der Leitung Höpfners, eines Reklame-Dichters oder Versifikators, der Mary K.s rumänischen Adorateur übrigens noch persönlich gekannt hat. Und wen hat Höpfner nicht gekannt ? Er war ein Adreßbuch, eine komplette geschäftlich-gesellschaftliche Topographie von Wien (eine seiner mit dem Rittmeister von Eulenfeld gemeinsamen Eigenschaften). Zur kritischen Zeit hat der Doktor Negria einmal bei Höpfner oben — mit kurzem Zugriff von Zeit zu Zeit ein Glas Sliwowitz leerend (dazwischen lief er aufgeregt im Zimmer herum) — geäußert : „Daß diese Spinne sie eingefangen hat, ist eine für mich unerträgliche Vorstellung.”
Die ‚Spinne’ war Oskar, Marys Gatte. Manchmal nannte er ihn auch ,Die Zecke Oskar’.
Seine Verbindung mit der Familie K. war auf einem der Tennisplätze im josephinisch-blassen Augarten entstanden und weiterhin durch die Kinderkrankheiten des Mäderls und des Buben eine häuslichere geworden; Negria befand sich am Allgemeinen Krankenhause in einer solchen Abteilung und wollte selbst merkwürdigerweise durchaus nur Kinderarzt werden.
Bei seinem berühmten Chef stand der Rumäne in Ansehen und Schätzung, so daß jener sogar einmal zu Frau Mary hinaufkam, um die Kleinen in ihrem Krankenzimmer zu besichtigen. Von da ab erschien Negria dann besuchsweise. Sein Klingeln klang kurz und scharf, als schlüge man eine Scheibe ein oder als würde man aus dem Elf-Meter-Raum einen Fußball hart ins Tor schießen.“

 
Heimito von Doderer (5 september 1896 – 23 december 1966)
Cover audio-uitgave

 

De Algerijnse dichter, schrijver en draaiboekauteur Rachid Boudjedra werd geboren op 5 september 1941 in Aïn Beïda. Zie ook alle tags voor Rachid Boudjedra op dit blog en ook mijn blog van 5 september 2010.

Uit: La Vie à l’Endroit

“Alger: 26 mai 1995. La pluie n’avait pas lavé la ville de ses cotillons, ses serpentins, ses débris de pétards, ses papiers gras, ses rubans en taffetas multicolores, ses mégots de cigarettes, ses canettes de bière, ses boîtes de sodas, ses pétales de roses et de jasmins fanés, ses détritus; mais elle avait laissé des traces humides sur les parois lisses des buildings et des marques écaillées, comme égratignées, sur les murs des vieilles maisons et des vieilles boutiques, y compris celles situées sous les arcades très anciennes de la ville arabe, ou celles, néomauresques, de la ville européenne.
Deux ou trois orages avaient déversé des pluies battantes mais la foule en liesse ne s’était même pas rendu compte qu’elle était trempée. Elle n’avait pas entendu, non plus, le fracas de ces orages qui éclataient par intermittence, tant elle était prise dans sa propre folie collective, dans ses embouteillages inextricables, ses hurlements, ses cris surexcités et hystériques, les sifflets stridents, affolés et contradictoires des policiers engoncés dans leurs cirés bleu pétrole, mêlés aux sifflets de Yamaha, la mascotte du C.R. Belcourt qui menait ce cortège
délirant. L’heure du couvre-feu était passée depuis longtemps et personne n’y faisait attention; pas même les agents de police débordés, submergés et, parfois, portés en triomphe par cette masse compacte, interminable, déferlante et joyeuse, composée non seulement de supporters du club qui avait gagné la coupe mais de n’importe qui et de n’importe quoi.
Toute la ville était dehors, malgré la pluie. Alors qu’Alger était habituellement morte dès huit heures du soir, depuis toujours, autant qu’il s’en souvienne, comme tombée en léthargie après une longue journée d’une activité débridée, grouillante, épuisante et surfaite. Comme si les passants, les badauds et les enfants qui jouaient sans fin au football entre les voitures, n’étaient là que pour se faire valoir, se faire remarquer ou s’adosser, des heures durant, aux murs de toute la cité surpeuplée, encombrée, frénétique et bruyante, malgré les platanes, les pigeons, les squares, les collines criblées de taches blanches ou bleues ou ocre matérialisant les villas cossues des hauteurs ou tel hôtel luxueux ou tel palace redondant, dominant ce port fabuleux où les grues, les conteneurs et toute une machinerie extravagante étaient comme un rajout insupportable, voire douloureux, de ce qui fait communément un port: les quais, la mer et les bateaux.”

 
Rachid Boudjedra (Aïn Beïda, 5 september 1941)

 

De Nederlandse schrijver en wielrenner Peter Winnen werd geboren op 5 september 1957 in Ysselsteyn. Zie ook mijn blog van 5 september 2010. en eveneens alle tags voor Peter Winnen op dit blog.

Uit: Renner in landschap

“Toen Lance Armstrong tijdens de Dauphiné Libéré demonstreerde er weer helemaal ‘klaar’ voor te zijn, klonken er in de pers hier en daar morrende geluiden op: de spanning is er nu al uit, Armstrong wint gewoon zijn vijfde Tour de France; geef hem nu maar vast de gele trui, en schaf de wedstrijd af. Hoe dan ook heb ik verwonderd en verbijsterd voor de televisie gezeten toen Armstrong weer met dat pietluttige versnellinkje de cols bestormde. Verwonderd en verbijsterd, omdat het toerental dat Armstrong met zijn benen bereikt in feite een onmogelijkheid is. Uit eigen ervaring weet ik dat een ‘koffiemolentje’ het hart-long samenspel hopeloos over de kling jaagt. Voor het geval Armstrong heb ik dan ook maar één verklaring: die man moet nog gigantisch veel over hebben. Dus blijf ik zitten en vergaap me aan hem.
Ook Indurain – vijf Tourzeges – werd ervan beticht consequent de spanning uit de Ronde te halen. Maar met Indurain in beeld maalde ik niet om spanning. Ik zag een machine die uitsluitend in de tijdritten het verschil maakte. Een machine die rustig anderhalf uur lang boven de vijftig per uur voort koerste. Vijftig per uur bereiken, en die snelheid slechts twee seconden vasthouden, dat presteerde ik vroeger alleen op mijn allerbeste momenten. Ik weet dus wat daar voor nodig is.
Ach, die marmeren benen van Indurain. Zo zijn ze voor hem en na hem niet gemodelleerd. Bovendien was Indurain de enige renner die een klassieke god bleef ondanks zijn ruimtehelm met donker vizier, en ondanks zijn op een maanlandingvoertuig gelijkend vehikel. Indurain was een type zonder praatjes, hij roerde slechts zijn benen. Hoofd, fiets en lichaam, een onlosmakelijk geheel. Eigenlijk hoorde die man in het Louvre thuis.”

 
Peter Winnen (Ysselsteyn, 5 september 1957)

 

Zie voor nog meer schrijvers van de 5e september ook mijn blog van 5 september 2015 deel 2.